Beschouwing in Den Haag Centraal (13-4-’17) van ‘Liefde was dichtbij’, de nieuwe CD van Kurt Efting
Kurt Efting was negentien jaar toen hij debuteerde in een uitverkocht Theater PePijn. Als leerling van het VCL maakte hij Nederlandstalige liedjes en begeleidde zichzelf op gitaar. Tegenwoordig heet je dan singer-songwriter en hoor je een slap mutsje op te hebben, een hap zuurkool aan je kin te dragen, moeilijk te kijken en te zingen alsof je constipatieproblemen hebt. Zo modieus is Efting niet, hij is verfrissend onhip en excelleert met klassieke miniatuurtjes over onderwerpen dichtbij huis. Daar waar je doorgaans de werkelijk grote gevoelens kan aanboren.
De geboren Scheveninger verrast na zoveel jaar met een fraai geproduceerde CD, getiteld ‘Liefde was dichtbij.’ Zijn bescheiden carrière voerde hem naar de hoofdstad, waar hij in het voormalige Comedy Cafe aan het Max Euweplein het programma ‘Liedjes van de Lage landen’ initieerde en presenteerde. Hoewel hij inmiddels naar Den Bosch is afgezakt (louter in geografische zin), zijn op de nieuwe CD de sporen van zijn Haagse jeugd sterk aanwezig. In het titelnummer bezingt hij een teloorgegane liefde met de alleszeggende regel: ‘We weten allebei dat Scheveningen/groot genoeg is voor jou en mij’.
Efting grossiert overigens niet in liefdesmalheur, hij is eerder een bezinger van het kleine geluk. Zoals in het beeldschone ‘Zomer in november’, waarin hij als romanticus pur sang een liefdesnacht met zijn uitverkorene schildert:
Zomer in november
Schat, ik volg je trouw
Naar de kamer in ons bed
Dat al warm is van jou
Hij heeft een karakteristieke stem, die doet denken aan de vroege Boudewijn de Groot, maar soms ook de nasale warmte van James Taylor oproept. Producer BJ Baartmans heeft voor een sober klankbeeld gezorgd, waarin instrumenten worden ingezet die Eftings vitale weemoed accentueren.
Want die melancholie is er, in vrijwel alle liedjes. Zo bezingt hij het ouderlijk huis, waar nu een jong stel woont met nieuwe gordijnen (‘ze hingen er snel’) en de raamkozijnen inmiddels witgelakt zijn.
Het lijkt nog maar een kwestie van tijd aleer ook de oude eik met de grond gelijk gemaakt wordt. In een ander liedje wordt het lot van de monumentale boom bezegeld door een storm, waarna de zanger zijn hoop stelt in een nieuwe oude eik, die zijn kracht zal tonen wanneer zijn zoontje groot is.
Zoals gezegd, thematiek en de muzikale uitvoering zijn niet wereldschokkend, maar toch pakt Efting je en blijf je zijn liedjes beluisteren. Hier is iemand aan het werk die precies heeft gedaan waar hij goed in is, en dat is op zich een niet te onderschatten talent.
De tien liedjes zijn zo op de huid geschreven dat ze een geheel vormen. In het openingsnummer vraagt hij zich af: ‘Hoe kijkt een mens terug op zijn leven?’ Terugkerend element is het ‘lentegroene gras’, de habitat van het gelukkig spelende kind, dat in elke levensfase als een trouwe vriend ligt te wachten. Het slotlied schildert Scheveningen in rauwere poëzie: ‘zandpaleizen, strandpaleizen, eetpaleizen, gokpaleizen, schrokpaleizen, luchtpaleizen. Torenflats, flats, torenflats, flets Scheveningen. Pier pierlala, verlaten vogelnest, Pier, ooievaar in het water.’
En daarboven het eeuwige silhouet van de vuurtoren. Leven en liefde, alles wordt aangevreten door het zout van de tijd.
We kunnen niet anders dan blijmoedig blijven pogen het geluk te grijpen. Daar kunnen mooie liedjes bij helpen. Dan wordt het soms even ‘Zomer in november.’
Kurt Efting is op 23 april te horen in Theater Dakota.