(verschenen in Den Haag Centraal van 5-7-18)
Mijn huis is omringd door schoolpleinen. Dat zorgt voor een levendig geluidsdecor, dat mij op sommige dagen in melancholie doet verzinken. Na het bijbehorende tijdreisje loop ik daar zelf tussen de andere kinderen, dansend om de stuiterende plastic bal, roepend, schietend, juichend. Dan probeer ik met buitenkant rechts een kromme bal te geven, zoals Wim van Hanegem dat deed. Die kon dat veel beter en bovendien ook nog met links, maar toch wás je hem even. Vanaf een zeker moment werden de ‘pinanties’ op het schoolplein genomen a la Neeskens: verzengend hard. Zo’n iets te hoog gemikte strafschop leidde tot glasgerinkel en onverbiddelijk ingrijpen van het hoofd der school: de voetbal werd tijdelijk van het schoolplein gebannen.
Tja, zoals Neeskens ze nam … en met een schok ben je weer terug bij het huidige WK, waarop dankzij de videoarbiter veel meer penalties worden uitgedeeld, maar er ook wel weer een hoop gemist worden.
Ik besloot mij op mijn balkon te posteren en te bestuderen welke invloed de hedendaagse sportgebeurtenissen op het schoolpleinspel hadden. Natuurlijk werd er gevoetbald, maar er rende ook een aantal kinderen luid brommend zo hard mogelijk in het rond. Soms vloog er een uit de bocht en die landde dan in de zandbak, maar dat scheen er gewoon bij te horen. Na afloop werden de eerste drie gehuldigd en spoten ze elkaar, in bijpassende gebarentaal weliswaar, onder de champagne. Maximale pret!
Ik verlegde mijn aandacht naar het klimrek, de impact van Epke Zonderland was momenteel even niet erg groot. Wel zag ik een aantal meisjes soepeltjes van de glijbaan gaan. Die zouden later ongetwijfeld in de communicatie-industrie gaan werken, om daar met veel omhaal van woorden niets te zeggen en met een charmante glimlach allerlei misstanden te verdoezelen. Kortom, de ultieme glij-baan. In dienst van de knaapjes die nu verstoppertje speelden. Hetgeen mij tot het verhelderende inzicht bracht om de huidige liegers en bedriegers te zien als de kindertjes die ze waren op het schoolplein.
Maar kijk, daar was een partijtje voetbal begonnen. Er deden meisjes mee, dat was mooi. Hun paardenstaarten huppelden, ze leken het spel beter te beheersen dan de jongens. Die hadden zich enorm toegetakeld: de armen en benen beschilderd, de haren in de wonderlijkste coupes. Ze moesten ook heel vaak huilen na een tegendoelpunt. Eromheen een cordon inactieve leerlingen met een mobieltje. Ik hoorde ze roepen: ‘En dan waren wij de VAR.’