Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
In Emmen moet ik zijn en daarom maak ik van de gelegenheid gebruik de Noordelijke Nederlanden te inspecteren, voordat ze door de gaswinning in de diepte zijn verdwenen. Volgens mij ben ik in Klazienaveen nog nooit geweest en in Nieuw-Schoonebeek ook niet. In Duitsland wel, maar niet in dit hoekje, waar ik de plaatsnamen ken uit het prachtlied ‘Op fietse’ van Daniël Lohues’ oude bandje ‘Skik.’ Bij Twist, geniale naam voor een grensdorp, staat een verleidelijke benzinepomp, ik laat mijn wagen slurpen van het voordelige Duitse vocht. Iets voor Schöninghsdorf bevindt zich een Aussichtsturm, die zicht biedt op de schoonheid van het Bargerveen. Een enkele Duitse jaknikker staat stiefmoederlijk te trekken, verderop is de opgeschoten jeugd actief: suizende windmolens markeren de grens. Ik ben vandaag de enige toerist.
Dan keer ik terug naar het vaderland en doorkruis de lieflijke provincie D. De lente staat duidelijk nog in de steigers. Ik bezoek vrienden (en een hunebed) in Diever en vind een logeerbed in Groningen. De volgende ochtend rijd ik in Ruysdael-licht over de noordelijke prairies naar Holwerd. Nabij Burum steken opeens enorme oren uit de grond, de ongekende verzameling afluisterschotels staat hier niet heel erg discreet te wezen. Omringd door landelijke stilte slurpen ze geluiden uit het hele wereld op. Het kost me even moeite om de fictie van de gelukzalige eenzaamheid waarin ik me bevind, vast te houden.
Ameland is het minst door mij gekende Waddeneiland, het hongerig oog wordt gevoed door nieuwe plekjes. Vandaag wandel ik oostwaarts, de beloofde regen en wind laten op zich wachten en het Oerd is opeens nog maar een uurtje lopen. Dit eenzame natuurgebied speelde een rol in een kinderboek dat ik ooit las en herlas, een duinlandschap waar spannende dingen gebeurden. Ik taxeer het kleurenpalet der wolken en ga op pad. Zijg tenslotte neer op eeuwenoud mos met exclusief uitzicht op het Oerdswater en de argeloze choreografieën der wadvogels. Hier was ik nog nooit, het genot van dit tripje wordt vergroot door de tijdelijkheid ervan.
Want ook deze individuele genotszoeker moet terug, naar het onterecht met sloop bedreigde buurthuis De Kruin in de Acaciastraat. In dat bastion van gemeenschapszin, waar het trouwe interieur decennia vol vrijwilligerswerk, bridgeclubjes en yogacursussen weerspiegelt, wachten ze op mijn broodnodige stem.