Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Je zoekt iets, je tast in de kast, er vallen dingen op de grond. Een doos met cassettebandjes van oude radiosketches. Hé leuk, even luisteren. Je hoort hoe hilarisch het ooit geweest is, nu resteert de milde glimlach.
Ach ja, je maakt iets om de eeuwigheid te trotseren, maar laten we ons geen illusies maken. Natuurlijk, er glipt weleens een J.S. Bach, een J. Vermeer of een L. Da Vinci doorheen, in principe laat de beeldenstorm van de tijd weinig heel. En anders hebben we altijd nog opgewonden IS-knapen met pikhouwelen of andere iconoclasten om (uiteindelijk toch geen) eeuwige schoonheid tot kruimelwerk te transformeren.
We beleven momenteel het voorspel van het Eurovisiesongfestival, net als de rest van het nieuws te rangschikken onder het kopje ‘ellende’, maar dan zonder doden. Wel met slachtoffers overigens: onze troef, Trijntje O., die zich bij gebrek aan een internationaal uitspreekbare voornaam ‘Train Cha’ laat noemen is vóór het optreden al ruimschoots uit haar jurk gescheurd. Deze gedesignde breuklijn loopt dwars over haar frontlinie en leidt de aandacht bekwaam af van haar stevige bilpartij. Een lichaamsdeel trouwens dat in en vooral rondom het songfestival een cruciale rol speelt.
Ter verhoging van de voorpret had de AVROTROS (de namen van die samengestelde omroepen gaan steeds meer op ernstige aandoeningen lijken) een geinig programmaatje in elkaar geknutseld. Jonge mediatiepjes kregen beelden uit het grijze c.q. zwart-witte verleden van de liedjeswedstrijd te zien en mochten niet gehinderd door historische kennis of beschaafd mededogen commentaar geven. Giechelen, beledigen, in opperste verbazing staren. Het was duidelijk, de inspanningen en artistieke intenties uit het verleden, toen het festival nog lang niet de vorm van de huidige freakshow had, werden moeiteloos op één hoop geveegd.
Dat past natuurlijk in het narcisme van dit tijdsgewricht, maar moeten we het deze giebeljongeren kwalijk nemen? Het ís ook verbijsterd om te zien hoe snel de belachelijkheid van kleding, kapsels en dansbewegingen toeslaat. De muziek an sich heeft nog de meeste overlevingskansen. Zo bleef ‘Waterloo’ van ABBA in de getuigenissen van onze jonge babbelkousjes recht overeind staan. Hetgeen toch in zekere tegenspraak is met de titel van het lied.
Maar in 1976, rondhangend op het Churchillplein voor het Congresgebouw, waarin het Songfestival zich toen afspeelde, namen we alles bloedserieus. Laatst zag ik een foto van mezelf uit die tijd. Tja.