Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
De bladeren van de bomen vormen een bont geschakeerde coalitie, op deze prachtige herfstdag is de stad een schilderij. Ik loop over de Lange Vijverberg, zie hoe ’s lands regeringscentrum zich spiegelt in de rimpeloze Hofvijver. Zo’n zuivere reflectie zie je in het parlement zelf nou nooit. Daar is het Torentje. De gordijnen zijn gesloten.
Logisch, daarbinnen zit onze minister-president ongetwijfeld hard te werken aan een vlammende toespraak die de verhitte gemoederen in ons land zal kalmeren. Voor eens en voor altijd gaat hij ons duidelijk maken dat hij niet de glimlachende mandarijn is voor wie sommigen hem verslijten.
Mark Rutte zal zijn ware gedaante tonen en bewijzen dat hij meer is dan de filiaalhouder van supermarkt Nederland, namelijk het morele kompas van de natie.
Uitgedaagd door Marli Huijer, de Denkster des Vaderlands, zal hij ons met ferme hand leiden uit het labyrint van tweespalt, onmin en verwarring. Desnoods avond aan avond komt hij op televisie de bevolking uitleggen dat het eeuwenoude succes van ons land te danken is aan een verregaande samenwerking van alle partijen. Was die er niet geweest, dan had ons polderland niet bestaan.
Hij zal wijzen op het gebruikelijke proces van pijn én profijt bij het samensmelten van bevolkingsgroepen. Geduld zal hij prediken, zijn einder zal zich eindelijk strekken ver voorbij de korte politieke termijn.
Dat gaat hem kritiek en slechte peilingen opleveren, maar hij toont zich een groot staatsman en verkiest het algemeen belang boven het kleinburgerlijk grutterssentiment.
Nu zien we waarom het goed is dat we met zijn allen ook aan zíjn studie Geschiedenis hebben meebetaald. Rutte zal in niet mis te verstane bewoordingen de historische parallellen schetsen tussen de Grote Blonde Schreeuwer en de intenties van een zeker bevriend staatshoofd in de jaren dertig met een evenzeer afwijkende haardracht.
Onbevreesd zal hij de toorn weerstaan van degenen die menen de vrijheid van meningsuiting te moeten aanwenden om tegenstanders de mond te snoeren. Hij zal wijzen op de tumultueuze taferelen op inschreeuwavonden, die niet direct wijzen op de onbetwistbare superioriteit van onze westerse cultuur.
Hij begrijpt de gevoelens van angst en bezorgdheid bij de opgehitste bevolking, maar wijst ons ook op onze historische ereschuld en op de naastenliefde. Het idee dat onze premier achter die gordijnen met zo’n toespraak bezig is, vervult mij met trots.