Elke week bespreekt Marcel Verreck heden en verleden van een bijzondere Haagse plek. Aangezien Den Haag Centraal met eindejaarsreces bleek (de auteur had even niet opgelet) hier exclusief op de site (en op mijn Facebook):
De cassière keek hoofdschuddend naar de artikelen die ik voor het beurtbalkje had geplaatst.
‘Nounounounou, meneer Verreck,’ zei ze, ‘gaat het wel goed met u?’
‘Hoe weet u m’n naam?’ vroeg ik, ‘ik heb niet eens een bonuskaart.’
‘We weten hier alles,’ zei ze, ‘u was zo goed bezig de laatste tijd. Geen drank, geen zoetigheid, veel groenten en fruit.’
‘Ja, ik doe aan de lijn,’ zei ik.
‘Dat hebben we gezien,’ zei ze, ‘u moet wel blijven doorzetten. Zullen we deze spullen dan maar even niet afrekenen?’
‘Nou…’
‘En als u dan meteen doorloopt naar die aardige mevrouw daar naast de pinautomaat, dan kunt u met haar een gesprekje voeren over uw problemen.’
‘Nou, mijn probleem is dat ik mijn boodschappen niet afgerekend krijg…’
‘Ja, ik snap het best,’ zei ze moederlijk, ‘dat is de ontkenningsfase, ik heb zelf ook wel eens een terugval gehad.’
‘Ja maar,’ protesteerde ik, ‘we krijgen drie kerstdagen en dan ben ik ook nog één dag voor kerst jarig.’
‘En u denkt dat u dit allemaal opkrijgt?’ zei de cassière, ‘bent u van plan het hele AZC uit te nodigen?’
‘Eh…’
‘Die mensen drinken meestal geen alcohol hoor,’ ging ze verder, ‘dus dat gaat u dan allemaal zelf op zitten drinken.’
‘Ja maar, mijn verjaardag…’
‘U bent één dag voor kerst jarig, dat is een heel lastige dag. U weet inmiddels ook wel dat er dan bijna niemand op bezoek komt. We zien hier al jaren dat u de aangeschafte kratjes pas halverwege de zomer terug brengt voor het statiegeld.’
‘Ik waardeer uw betrokkenheid,’ zei ik, ‘maar…’
‘Geen woorden, maar daden,’ zei ze, ‘u kunt hier gaan praten als Mark Rutte, die lult zelfs een komkommer nog recht, maar het gaat erom wat je doet.’
‘Nou, als ik een voorbeeld moet nemen aan Mark Rutte,’ zei ik, ‘dan kan ik eigenlijk niet veel meer doen dan dom lachen.’
‘Ik merk dat u net zo weinig visie op de toekomst heeft als onze premier,’ sprak de cassière, ‘maar ook voor u geldt: vrijheid van koopuiting. Pint u maar. Prettig uiteinde.’
Ik slalomde tussen de hulpverleners door naar buiten. De flessen rammelden ongeduldig in de tassen, de zakken chips knisperden. Het was zwoel, bloesems wiegden aan de bomen.
Ik vreesde voor een blauwe kerst.