Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
6.42 uur. De wekkerradio rukt mij uit de slaap. Ik hoor de verslaggever van radio 1 vertellen dat hij in Den Haag is en wel op het treinstation dat naar deze krant is genoemd. Ik weet waarom hij zich daar bevindt: vandaag is de feestelijke heropening van Den Haag Centraal en daaraan ga ik mijn steentje bijdragen. Met poëet Boozy, excellent vertegenwoordiger van het Haagse woord, zal ik argeloze passanten met declamaties op doen schrikken. Er zal veel muziek zijn en een openingshandeling met breed lachende functionarissen. Een niet zorgelijk kijkende NS-top, het lijkt me een uniek schouwspel. Nadat ik mijn zoon naar school heb geholpen, valt mij tijdens het douchen het volgende gedicht in:
De trein loopt langzaam in het zand
Hier wordt de reiziger gesmoord
En lijkt een wandelende vraag:
Waar ben ik nu toch weer beland?
Dan klinkt dat magistrale woord:
Den Haag! Den Haag Centraal! Den Haag!
Mag er een lichte echo klinken van Gerrit Achterbergs beroemde gedicht? Het nieuwe stationsgebouw heeft veel van een passage. Een glazen dak op hoge Haagse poten, waardoor het altijd boeiende spel van de vertrekkende en aankomende mens wordt verlicht. Er heerst hier een on-Haagse transparantie, laat dit gebouw de politiek tot voorbeeld strekken. Ik geloof dat ook zelfs de bonnetjes van de bouw vrij goed te achterhalen zijn.
Als ik uit de Randstadrail stap, hoor ik de laatste klanken van een reggaeband, die de reizigers in de spits een opkontje heeft gegeven. Een compliment voor de organisatie die beroepsmuzikanten op dit soort onheuse tijdstippen actief heeft weten te krijgen.
Tegelijkertijd realiseer ik me dat, alle vrolijke geluiden en ballonnen ten spijt, het overgrote deel der bezoekers gewoon gespitst is op het halfslaapwandelend halen van hun trein, tram of bus. De vervoersvormen die hier zo broederlijk onder het nieuwe dak zijn gehuisvest.
Uiteraard heeft reizigersorganisatie ROVER inmiddels allerlei kritische opmerkingen gemaakt, dat is ook hun bestaansrecht, maar mij bevalt het schoongebezemende station. Muziek en woorden vermengen zich soepeltjes met de oerpoëzie van de dienstmededelingen. Het is feest, maar alles blijft bewegen. De romantiek en zelfs erotiek van elkaar toucherende zielen zal hier gedijen:
Treinen komen, treinen gaan
Vaak zie je niet of ze vertrekken
Of dat ze stilstaan