07-05-2003   LOFREDE LIBRIS LITERATUURPRIJS 2003

I
Hooggeachte auteurs, geliefden van auteurs, of anderszins de auteurs in deze bloedstollende momenten ondersteunende personen, jury, bestuur, kopstukken van de Libris, andere door een onnaspeurbaar gelukkig toeval hier aan tafel genode individuen, het personeel van Park Plaza, de kok, de hulpkok, de assistenten van de kok en de assistenten van de hulpkok en toevalligerwijze in de allerlaatste plaats de aanwezige vertegenwoordigers van de pers, laat ik beginnen met de meest prangende vraag: Hoe was het voorgerecht?
Ik ga u bedelven onder lovende woorden en ik verzeker u dat die gemeend zijn, want ik heb alle genomineerde werken vol bewondering en geestdrift gelezen. Toch ben ik op een probleem gestoten. Omdat ik uit de satirische hoek kom klinken mijn loftuitingen al gauw verdacht, ook in mijn eigen oren. Ik heb jarenlang in een column voor de NCRV-radio Nederlandse politici mogen 'afwerken' en heb daarbij, om een voorbeeld te geven, minstens vier maal een schetterende loftrompet gestoken over de charismatische CDA-topman Jaap de Hoop Scheffer. Jaap was de enige die mijn uit zijn proporties gerukte beschrijvingen van zijn heldendaden ook als zodanig heeft opgevat. En natuurlijk zijn woordvoerder Jack de Vries, thans de schildknaap van onze minister-president zoals ik hem nog maar even noem, die de tekst van mijn omgedraaide smaadschrift altijd graag voor het plakboek wilde hebben.
Wanneer ik als satiricus mijn oprechte bewondering wilde uiten voor een politieke gast, hetgeen gelukkig zelden voorkwam, dan restte mij niets anders dan een rabiate scheldpartij. Zo heb ik SP-voorman Jan Marijnissen, een van de lichtpuntjes in het parlement, mogen uitmaken voor maoistische plurk, die gesecondeerd door de feministische heks Agnes Kant met zijn vieze vriendjes het waagde het energieke beleid te tarten van de onomstreden Wim Kok, die de problemen rond de in zijn eigen land hogelijk gewaardeerde heer Zorrequita zo doeltreffend had opgelost, deze Marijnissen waarmee wij in de oorlog wel raad hadden geweten, maar aangezien wij de democratie respecteerden, zij het tandenknarsend, ach, als je eenmaal bezig ben dan krijg je er echt aardigheid in.
Als ik de consequentie trek uit deze theorie dan zou ik mijn lofrede moeten beginnen met de constatering dat u allen niet kunt schrijven, niet beschikt over enige verbeelding, dat u mij niet ontroerd heeft, dat het uien was, dat u er met de pet naar heeft gegooid, dat we deze uitreiking dit jaar maar beter hadden kunnen overslaan of desnoods stiekem ergens in een achteraf steegje, er zijn wel vaker prijzen op straat uitgereikt, hier zo joh heb je die cheque en nou wegwezen en dan nooit meer een boek schrijven, afgesproken?
Ga een leuk vak doen. Word hydrograaf, of kaasboer, of slager, of sommelier, begin een hoedenwinkel of ga heel goed tafeltennissen, het zijn maar willekeurige suggesties.
Maar dat doe ik natuurlijk niet, de ironie kan de pip krijgen, ik ga vertellen waarom ik de genomineerde boeken prachtig vindt. En omdat ik natuurlijk wel een enorme seksist ben, in mijn universum gaan de dames voor, begin ik met Doeschka Meijsings meesterwerk 100% Chemie. Ik zeg er meteen bij 'onbegrijpelijk als dit werk de Libris Literatuur Prijs niet zou winnen!' Dat zeg ik trouwens bij ieder genomineerd boek en dat wil ook wel eventueel ten gerieve van figuren als Volkskrant-journalist Arjan Peters zeggen over een aantal buiten de short-list gebleven romans. Hoewel het wat minder onbegrijpelijk is als die niet winnen, want ze zijn niet genomineerd.
Mevrouw Meijsing, wat heeft u een fijn boek geschreven! Ik zou bijna zeggen: Doeschka, wat heb je dat goed gedaan! Sterker nog, ik zeg het gewoon! En met een fijn boek bedoel ik ook een fijn boek, het is subtiel, moeiteloos, transparant en ontroerend. Ik was aanwezig bij de persconferentie waarop de nominaties bekend werden gemaakt, dat was vlak na het stranden van de formatiepogingen tussen CDA en PvdA en het was opmerkelijk hoe juryvoorzitter Jeltje van Nieuwenhoven de titel van uw boek uitsprak: 100% Chemie, vooral het woord chemie kostte haar enige moeite.
Maar in uw boek is er absoluut wél chemie, om te beginnen tussen de lezer en de helden, maar ook tússen de helden, gerecruteerd uit uw familie. Het reageert met elkaar, sist en borrelt, ontploft en slaat weer neer. Er schuilt veel schoonheid in uw terzijdes, met achteloos gemak omsingelt u de lezer. Terwijl de grote geschiedenis soms op de achtergrond, soms op de voorgrond zijn partijtje meeblaast, want veel familiehistorie speelt zich af in het hart van Duitsland, worden we stukje bij beetje ingewijd in het familieverhaal, zeg maar de kluwen van familieverhalen, waarin je veel in kan herkennen, zonder het precies zo te hebben meegemaakt. De liefde tussen moeder en dochter, en er zijn nogal wat moeders en dochters in dit boek, die in wezen altijd problematisch is, wordt met alle complicaties vastgelegd. Laat ik ter illustratie enige prachtige zinnen citeren: (blz.39) 'Alfabet vereenzaamt,' zei mijn jongste zusje Engel op zesjarige leeftijd, toen ze niemand van ons bereid vond met haar te spelen en mijn moeder haar aanried een boek te gaan lezen.' Het leek mij goed deze wijsheid op een avond als deze nog eens onder de aandacht te brengen.
De moeder in het boek valt het dubieuze geluk ten deel dat haar kinderen schrijvers blijken te zijn. Oppassen geblazen dus: 'Haar verleden zat in een grote doos met een strik eromheen, die nooit door haar zelf zou worden opengemaakt en waarvoor ze met kracht waakte dat haar kinderen er een vinger naar uitstaken'(54) Maar ja, dan ken je Doeschka nog niet. 'Op welk moment worden kinderen verdreven uit het paradijs waar ze kleine genieën zijn?' (89) luidt een andere prachtige zin in '100% chemie'. Weet u zelf nog het antwoord op die vraag? [Bij ons was dat het moment waarop mijn moeders naaister er de brui aan gaf] En over de speciale taalvirtuositeit van de in Duitsland geboren moeder, lezen wij de liefdevol geciteerde zin: 'Ik wil geen gedonder anders gaat één van jullie zonder eten naar bed nadat hij eerst zijn bord heeft leeggegeten.'
Zo kan ik doorgaan met het citeren, maar ik wil mijn lofzang eindigen met de opmerking van de moeder als zij de ziel, die er toch zou moeten zijn, ondanks de 100% chemie waaruit de mens, na ontcijfering van de genetische code, zou bestaan , als zij de ziel vergelijkt met de legendarisch familiepapagaai Pfiffikus: 'Toegegeven, ze praten allebei op onverwachte momenten.' Mevrouw Meijsing, dank voor dit wonderschone boek, bravo!

Meneer Schröder, u bent de tweede auteur ik mag bezingen, daarna is er weer een voorgerecht te verorberen en ik doe dat bijzonder graag: u bezingen. U zit er natuurlijk al gelauwerd bij, u heeft al een ander prijsje in de tas, maar dat betekent niet dat u vanavond achterover leunt. Of wel? Zit u makkelijker? Het zou trouwens onbegrijpelijk zijn als u de Libris Literatuurprijs niet zou winnen.
Ook u voert ons, net als Doeschka Meijsing, en trouwens ook veel van de andere genomineerde auteurs, naar een andere tijd in de geschiedenis, de tijd tussen de grote wereldoorlogen, maar in dit décor maakt u ons deelgenoot van een universeel, ja zelfs sterk allegories verhaal met als overvalst romantische setting de oceaan, speels en diep, uitbundig en duister.

Ik was met u op zee, ik staarde met uw held Franz von Karsch naar de golven, aanvankelijk met wetenschappelijk hydrografisch oog, later als een tapijt van onbehagen, wanhoop en mislukking.
Ook ik werd verliefd op de even mysterieuze als vleselijke actrice Asta Maris, de lont in de tijdbom van Franz zijn ziel, kortom: de femme fatale, die de getormenteerde wetenschapper van zijn schijnzekerheden weet te beroven.
En ook ik wil nu naar Brazilië en weet mij nu gewaarschuwd voor de schaduwzijden van de vleselijke verrukkingen aldaar. Ga op tijd naar de kliniek, maar dit terzijde. Het kan nooit kwaad dat op een avond als deze te memoreren.
Er is terecht al veel moois over uw meesterwerk gezegd, maar ik wil u eren met het citeren van twee staaltjes eminente beschrijvingskunst. Eerst de beelden bij aankomst in Rio de Janeiro: 'Zon. Stinkende kaden. Dode hond. Gistende lading, teer, een smerig rokend treintje voerde kolen aan, oud wier rotte aan ankerkettingen.'(67)
Een oord waarover even later dit oordeel wordt geveld: 'Nog altijd was het woekeren van de wereld hier zoveel machtiger dan het gedoe van de mensen, die, wat ze ook deden, er maar nooit in slaagden haar aan zich te onderwerpen. Ze konden slechts op haar parasiteren, ze snoepten van haar bomen, groeven haar knollen uit, tapten haar rubber af, lieten kwik in haar wateren vloeien, brandden haar vlakten plat, hengelden haar vissen uit rivieren zonder dat zij er minder van werden; wat de mensen haar ook aandeden, hier richtte ze zich steeds weer op uit de humus van haar eigen dood. De mensheid was hier niet langer souverein, niet langer de kroon der schepping, zonder ambitie dwaalde ze hier rond, niet in staat deze voortwoekerende wereld naar haar hand te zetten.' (77-78)
Vervuld van dezelfde nederigheid en ontzag dank ik Allard Schröder voor zijn meeslepende en wijze roman 'De Hydrograaf'. Bravo!

Zodadelijk keer ik terug met nog meer lovende woorden over boeken waarover je op voorhand al dit kan zeggen: onbegrijpelijk dat ze die Libris literatuur niet hebben gewonnen.

II
Dames en heren, voor ik verder ga met het bezingen van de twee volgende genomineerde auteurs en hun geesteskinderen, wil ik eerst een jubeltje wijden aan de jury. Ik heb in de afgelopen maand tussen mijn andere werkzaamheden door de zes, meerendeels kloeke werken, tot mij genomen en ik heet een professioneel lezer te zijn, ben zelfs afgestudeerd Neerlandicus, op Willem Brakman, waarvan het onbegrijpelijk is...etcetera, maar ik moet zeggen: het hakt erin.
Een goed boek komt als een invasiemacht over je, en dit zijn allemaal hele goede boeken, en ook al is eventueel verzet snel gebroken, dat je met de gestolde literaire arbeid van één of soms meerdere jaren niet zo maar klaar bent, spreekt voor zich. Afgezien van de omvang van de boeken en daaruitvoortvloeiende tijd die nodig is ze te overmeesteren, is er ook nog de algehele verwarring waaraan je bij het lezen van een indringende roman ten prooi valt en die er voor zorgt dat de handelingen die je kort na het lezen dient te verrichten met voorzichtigheid en concentratie moeten geschieden. Hierover zal ik straks iets meer zeggen. Maar de juryleden hebben niet slechts zes boeken gelezen, tenminste daar ga ik vanuit, maar een veelvoud daarvan zodat ik het goedbeschouwd een wonder vindt dat ze nog zo helder uit hun ogen kijken. Zegt u misschien: maar ja literaire recensenten moeten ook heel veel boeken lezen, dan zeg ik: dat bedoel ik. (Kijk ze maar eens in de ogen)
Gegeven deze bovenmenselijke taak zij het de jury vergeven dat zij bij het bepalen van haar favorieten één kanshebber vergeten hebben te nomineren. Maar ik heb met de organisatie alhier keiharde afspraken moeten maken, om het hier vanavond niet te hebben over mijn eigen literaire debuut 'Een wondermiddel' (uitgeverij Vassallucci, prijs € 10, voor de snelle beslissers vanavond 10% korting, afrekenen bij Oscar van Gelderen, of nee, doe eigenlijk maar meteen bij mij.)

Abdelkader Benali, die zijn tweede roman de terechte titel 'De langverwachte' gaf is auteur van dezelfde uitgeverij en alleen al daarom zou het onbegrijpelijk zijn als hij de Libris Literatuur Prijs 2003 niet zou winnen.
Benali pakt de zaken groot aan, er ligt geen steentje op de weg of er schuilt wel een verhaal onder. Maar uiteindelijk vormen al die stenen een mozaiek, waaruit, zoals in meer genomineerde boeken, een geschiedenis van een familie oprijst. Met als centrale verteller 'de langverwachte' zelf, die zich in de baarmoeder van zijn jonge moeder enthousiast warmloopt voor de volle exercitie van het leven. Zijn vader, Mehdi, nog geen achttien, zijn grootouders Driss en Malika, de engel, uit het Marokkaanse Iwojen naar Rotterdam gekomen, Benali pakt je bij kont en kop en sleurt door de centrifuge van hun belevenissen.
Hij flonkert in zijn taal, excelleert in het tragi-komische, ik zou mensen die problemen hebben met het behalen van hun rijbewijs of met het besturen van een voertuig in het algemeen om te beginnen de passages over het rijexamen van Driss willen aanbevelen. Ik citeer alvast (95): 'De instructeur vertelde (aan de examinator, MV) niet over Driss: vierendertig keer afgereden, achthonderachtenzestig ingrepen (een getal dat hij zorgvuldig verborg, als betrof het een Zwitsers rekeningnummer) een die bij hem zes wagens had versleten en er nog altijd geen genoeg van had- '
Laat ik de schoonheid van zijn boek niet illustreren door een beschrijving maar door te citeren. Zo ziet Malika ons land bij aankomst: 'Het was in het jaar dat de sneeuw zo dik lag dat je dacht dat het de eigenlijke bebouwing was, toen ze aankwam, en volgens eigen zeggen kan ze zich de eerste vijf jaar niets herinneren behalve een opeenvolging van slagregens en donkerte, alsof God dit land elke keer naar de rand van de afgrond schoof en zich net op het moment dat hij haar overboord wilde kieperen, richting vergetelheid, bedacht en het land terugschoof om haar opnieuw te geselen met hagel en sneeuw, die 'als spijkers naar beneden komt en ons stom en doof maakt.'(76) Haar man Driss bekent haar op een zeker moment (en dan bedoel ik met bekennen dat hij iets opbiecht): 'Ik heb een geweten als de hik, ik kan het niet onderdrukken, zelfs niet als ik vijf minuten mijn adem inhoudt.' (235) Ach, arme Abdelkader Benali, een publieke lofzang moet al een martelgang zijn, dan krijgen we nu ook nog een kwis: Hoe ziet een lastige vraag eruit? Antwoord: 'Ze hebben het hoofd van een draak en het achterlijf van een pudding'(194)
'De langverwachte' is natuurlijk veel meer dan de kleine flitsjes die ik laat horen en deze nu losgelaten aforismen, al kan niet nalaten er nog een te citeren: 'een praatgrage mond wordt door de duivel als postzak gebruikt.'
Laat ik het maar niet op mijzelf betrekken, en zo ik roddel dan toch graag deze roddel: Adbelkader Benali heeft een schitterend boek geschreven.Dank! Bravo!

Ook 'De Hand, de Kaars & de Mot' van Rob van der Linden is een indrukwekkende roman. Van der Linden is een debutant die hoog grijpt, zich een gulzige verteller toont, maar hoe hij, net als bijvoorbeeld Abdelkader Benali, met zijn verhalen alle hoeken van het universum laat bezoeken, hij blijft als schrijver de baas.
Behalve het beschrijven, ook hier loopt het grote historische perspectief van de twintigste eeuw (en eerder) nadrukkelijk mee in zijn familiegeschiedenis en de verwarrend e rol van kaasboer Manus die als een Lou de palingboerprofeet behalve de geest ook het vlees dient, en wel dat van de moeder, is er sprake van een soms pijnlijk zelfonderzoek, waarvoor de verteller zich op oudtestamentische wijze in de woestijn heeft teruggetrokken.
Met plezier laat Rob van der Linden de tastbare werkelijkheid ver achterzicht, in fantastische passages, de literatuurwetenschap noemt dit met een onmachtige term 'absurdisme', zien wij we bijvoorbeeld twee vliegende ooms decennialang de aarde omcirkelen met hun antiquarisch toestel als onversneden kinderen van de Wandelende Jood en de Vliegende Hollander.
Van der Linden weet behalve een mooi boek ook mooie zinnen te schrijven. Over de acute hartaanval van Messias Manus bijvoorbeeld: 'Zijn profetie zag hij nooit in vervulling gaan. Wel had hij nog het koffiezetapparaat ingeschakeld. De koffie was bruin toen ze hem vonden.'(13) Maar ook:
'De Benders op hun beurt beloofden dat zij de zes Galiciërs op gepaste wijze zouden begraven. Inderdaad dempten zij er de volgende dag een oude waterput mee, waarop in later eeuwen de enige doorzonwoning werd gebouwd waarin het spookte. De kopers waren op zoek geweest naar een huis met karakter en kregen wat ze wilden hebben.' (84)
Ook komen we te weten dat een jonge Tom de Graaf (van D'66), in het boek eventjes opduikend onder de naam Tim den Hertogh ooit de lachers op zijn hand kreeg met een play-backversie van Toon Hermans 'Mien waar is mijn feestneus.' Ik ben benieuwd of hij bij de formatie straks ook de polonaise danst.
Uit de inzet en de rijkdom van dit boek blijkt dat Van der Linden ongetwijfeld heeft gedacht: Als je debuteert, moet je het goed heeft. Dat levert niet altijd een nominatie voor de Libris prijs op (nee ik hou er over op!) maar in dit geval wel, sterker nog: het zou onbegrijpelijk zijn als Rob van der Linden met De Hand, de Kaars en de Mot de Libris Literatuurprijs 2003 niet zou winnen. Ik zie u straks nog eenmaal. Eet smakelijk!

III
Dames en heren, de spanning stijgt, het hoofdgerecht hebben we gehad en het is nu aan mij om de ondraaglijkheid van deze momenten nog wat te vergroten. Nog twee auteurs mag ik hier eren, maar voordat het zo ver is, wil ik even stilstaan bij hetgeen ik daarstraks aanstipte. Dat je door het lezen van een meesterlijk boek in trance geraakt, in een andere wereld belandt, dat je enigszins onklaar bent gemaakt voor dagelijks gebruik. Mensen die op zo'n moment opbellen kunnen rare antwoorden krijgen, worden misschien wel aangesproken met de naam van de romanfiguur, die uit het boek ontsnapt is en een werkelijke gedaante dreigt aan te nemen.
Laat ik het vriendelijk een literair delirium noemen en dat brengt mij bijna als vanzelf bij een treffende anekdote over de dichter Willem Kloos, die u misschien wel kent, die anekdote, maar die ik toch maar even ophaal. Op een avond zat Kloos, jong en op kamers wonend, in opperste literaire concentratie te lezen en te schrijven. Toen werd er gescheld, vroeger werd er niet gebeld, maar gescheld. Het was zijn vriend Hein Boeke, die even langs kwam. Werktuigelijk vroeg Kloos aan zijn hospita wie er toch was. Met een bij haar functie horende bondigheid sprak de hospita: 'Boeke!'
'Ach,'zei Kloos verstrooid, 'leg ze maar op de trap.'
Goed, de man stond niet bekend als geheelonthouder, als ik zo om me heen kijk een literaire eigenschap, dat niet bekend staan als geheelonthouder, maar dit verhaal moge de bewustzijnsvernauwende werking van het betere letterwerk illustreren.

'Hokwerda's kind', de monumentale geschiedenis waarmee Oek de Jong zijn terugkeer aan het romanfront vierde bevat vele lokaties die mij zeer bekend zijn. De Friese meren, maar vooral het Amsterdamse décor, dat ik als inwoner van De Pijp zo goed ken. Die heerlijke slordige wereldbuurt, waar -naar het lijkt- iedereen ooit gewoond heeft of in ieder geval bemind heeft, zeker gedronken heeft en misschien ook wel geweend heeft. De bekende hardloopster Ellen van Langen, Olympisch kampioene, woonde er ook, en zo zeg ik vaak tegen bezoek uit de provincie, kom maar een keer in de buurt kijken, dan snap je onmiddellijk waarom die Ellen van Langen zo hard kon lopen.
En nu huizen ook de helden uit 'Hokwerda's kind' in die buurt en dat was vreemd als ik tijdens het lezen even boodschappen ging doen. Ik meende ze op de Albert Cuypmarkt te zien.Niet alleen mij verging het zo. Een leuk meisje dat ik ken vereenzelvigde zich na lezing van de roman ernstig met Lin, de aantrekkelijke zinnelijke heldin, zodat ik mij meteen afvroeg of ik mij als een begrijpende lieve Jelmer of als een brute wellustige Henri moest gedragen. Ik besloot tot een combinatie van beiden en ik moet zeggen: Oek, bedankt!
Alleen al daarom zou het onbegrijpelijk zijn als de Libris Literatuurprijs 2003 niet aan Oek de Jong zou worden toegekend. Het is een roman waarvan je tijdens het lezen hoopt dat hij niet zal eindigen, omdat je je met de hoofdrolspelers verbonden voelt, maar ook omdat je in elke zin, alinea, wending voelt dat het niet goed af gaat lopen. Oek de Jong houdt die spanning 441 pagina's vast, ook al omdat hij het erotische leven van de hoofdpersonen niet onderbelicht laat in prachtige, ik moet zelfs zeggen hier en daar instructieve scenes. Maar 'Hokwerda's kind' is veel meer dan het boek dat het tv-programma ......doe je zo! overbodig maakt. Hartelijk dank, Oek de Jong, voor deze grootse inspanning! Bravo!

Marek van de Jagt, de laatste genomineerde waarover ik bloemen wil uitstorten, weet je in zijn roman 'Gstaad 95/98' ook vanaf de eerste bladzijde te grijpen. Na een openingssalvo van onnavolgbare one-liners word je met flitsende humor in een universum gezogen, waarin het vreemdste nog vanzelfsprekend is. Het was maar goed dat ik dit boek in afzondering op het eiland Vlieland las, anders waren er zeker ongelukken gebeurd.
De schelm van deze roman heet Francois Lepeltier en op bladzijde 8 al stelt hij onomwonden 'Dat wat in de volksmond 'het slechte pad' wordt genoemd, is voor mij het enige pad.'
Dat belooft veel, en Marek van de Jagt stelt niet teleur: Francois ontpopt zich als een speler, een kameleon, een leugenaar, een omnipotente wijnkenner, een skileraar, een Mefisto en een Messias, die met nadruk verklaart dat hij goed wil doen. Hij is ook even tandarts, een beroep dat in dit rijtje eigenlijk niet eens misstaat.
Aan de bizarre twee-eenheid die hij vormt met zijn jonge moeder Mathilde, onovertroffen kamermeisje en gehaaid dievegge, raak je gewoon. In tegenstelling tot de werken van veel andere genomineerde auteurs speelt de wereldgeschiedenis geen enkele rol, het is een autonoom sprookje in een soort parallel universum, dat op een opwindende manier amoreel is. Zoals de vertellende held stelt: 'de realiteit is een uitgangspunt, een werktafel.'Wat Mathilde en Francois doen, al dan niet gedwongen door de situatie is ontsnappen: 'Vluchten is net zoiets als het krijgen van kinderen. Je hoeft je nooit meer af te vragen, wie ben ik, wat doe ik hier, of, waartoe dient dit allemaal? De vlucht beantwoordt alle vragen. Het leven heeft geen doel meer nodig, eraan ontsnappen is doel genoeg.' (193)
En nog zo'n confessie: 'Het is de begeerte van de ander die ons tot mens maakt. En het is dezelfde begeerte die ons vervolgens weer degradeert tot beest tussen de beesten. Zij tilt ons op, zij verheft ons, om ons vervolgens dieper het ravijn in te kunnen storten.'(48)
Marek van der Jagt schrijft hilarisch, onbarmhartig en met mokerende kracht, uit de baaierd van mogelijkheden van de verteller met vaste hand selecterend. En zo worden zijn figuren en hun onnavolgbare belevenissen ware gestalten voor de literair geconcentreerde. Francois zegt op een zeker moment:
'Ik was degene geworden die ik eerst alleen nog maar speelde. En dat is de kern van het geluk. Mensen die niets kunnen worden, moeten worden wat ze spelen.'(205)
Maar de laatste zin van de roman luidt: 'Niemand heeft recht op de waarheid'. Je zou niets anders verwachten van deze auteur, die je nooit hoeft te hebben gezien om hem te bewonderen. Ik weet niet in hoeverre hij aanwezig is, maar bravo Marek van der Jagt, het zou onbegrijpelijk zijn als u de Libris Literatuurprijs 2003 niet zou winnen. Ik wens u allen een mooie avond met een goede ontknoping toe en roep hierbij op tot een luide huldiging van de genomineerden. Dan hebben die nerveuze wrakken dat in ieder geval al binnen! (Plus de opluchting dat u mij vanavond niet meer zult terugzien)

Marcel Verreck