09-09-2002 |
|
Column Metro
JA, IK HOOR TOCH BIJ DE LINKSE KERK!
Niet lang geleden werd in een sporthal bij mij in de buurt het Lost
Boys-schaaktoernooi georganiseerd. Ik kan schaken, dat wil zeggen: ik weet
hoe het spel gaat en heb het vroeger in huis, tuin en keuken regelmatig
gespeeld. Mijn kennis van deze edele sport is niet theoretisch, hoewel ik
schaakverslagen altijd nauwkeurig lees. Ik ben goed op de hoogte van de
spelers, hun prestaties en kan zelfs antwoord geven op de heikele vraag
hoeveel verschillende wereldkampioenen er momenteel actief zijn. (Binnenkort
wordt er een ingewikkelde reeks matches gehouden om het aantal
wereldkampioenen weer tot één terug te brengen.) Ik ben bekend met
allerhande fascinerende technische termen waaraan de schaakartikelen in
krant en tijdschrift zo rijk zijn. Siciliaans, Nimzo-Indisch, damegambiet,
ze rollen zo mijn mond uit, maar wat ze betekenen, ik zou het niet weten. En
dat wil graag zo houden. Een damegambiet, wat kan je je daar allemaal niet
bij voorstellen?
Ik ben weleens begonnen me in de theorie te verdiepen, maar besloot al snel
toch in de wereld van de suggestie te blijven. De poëzie van de magische dus
geheel naar eigen goeddunken in te vullen schaakraadselen is mij te lief.
In de goed geklimatiseeerde sporthal heerste een devote, keiharde stilte.
Ademen was toegestaan, voorzichtig bewegen ook. Honderden schakers hadden
zich rondom hun altaren geschaard en verkenden in opperste concentratie de
uithoeken van hun geest. Veel mannen zag ik, en veel mannen met een bril en
veel mannen met een wijkende haargrens, maar ook andere mannen, en ook
vrouwen, allen gevangen in een ontroerende fascinatie voor dit spel.
Op een verhoging speelden de cracks, de stellingen van hun partijen waren
van schermen af te lezen en dat werd gretig gedaan. Van geen enkele stelling
kon ik zo op het eerste gezicht zeggen wie er gewonnen, verloren dan wel
remise stond. De opvallend uitgedijde grootmeester Jan Timman stond als een
peinzende Boeddha naast zijn bord, met recht, zo begreep ik later uit de
uitslagen, want zijn jonge tegenstander was hem aan het vloeren.
In de kantine met uitzicht op de arena was het verbod op geluid opgeheven.
Er werd gediscussieerd, er vloeide overduidelijk alcoholische dranken
(Timman is bijvoorbeeld een verklaard tegenstander van de in te voeren
doping(!)controle), maar verder werd de ruimte gevuld met schakende
schakers. Als voyerende leek werd ik ongemoeid gelaten, ze hadden het
sowieso veel te druk met spelen, en ik genoot van de toewijding en
gemeenschapszin, waarmee hier om de schaaktotem werd gedanst. Kom daar maar
eens om in deze geïndividualiseerde tijden! Helaas was dit het laatste Lost
Boys-tournooi, de sponsor komt uit de IT-wereld en zijn overmoedig gekozen
naam dreigt te worden bewaarheid.
Vorige week zaterdag was ik op de Dam, waar een aantal idealistische
organisaties een symbolische 'Johannesbrug' bouwden ter ondersteuning van de
wereldtop over duurzame ontwikkeling in Zuid-Afrika. Het publiek bestond,
behalve uit enige verdwaasde funshoppers (zaterdagmiddag, Kalverstraat) ook
hier uit een bepaald slag mensen. Mijn columnistenblik focuste zich al: van
al die sandalen, blijmoedige poncho's, betrokken grijsgelokte hoofden,
bepiercete wereldverbeterende postpunkertjes en andere vegetarische
lelijkerds zou een mooi smalend stukje te bakken zijn.
Tot ik me opeens realiseerde dat ik zelf eigenlijk heel erg bij die linkse
kerk hoor. Want wat is leven zonder idealisme, zonder solidaire gevoelens
met minder bedeelden en zonder de bereidheidheid een wereld anders dan
alleen de eigen wereld te verbeteren?
De enge bal Ferry Hoogendijk en zijn borrelvrienden mogen spugen op links,
laat mij maar bij de idealisten horen. (Ik hoef er toch niet meteen mee naar
bed - al zullen met het oog op de toekomst van de aarde ook in dat opzicht
offers moeten worden gebracht)
Marcel Verreck
|