10-9-2001 |
|
RECENSIE THEATERFESTIVAL (2): Het Parool
SPEEL TOCH KIND, VOOR JE HET WEET IS HET EINDE OEFENING!
Zondagmiddag, tegen vijven. Er staat een scrum van theaterliefhebbers voor
Bellevue en terecht, want de voorstelling waar men wil binnendringen,
Übung van het Vlaamse Victoria, is heel bijzonder. Je wordt er niet
vrolijk van, maar het is wel goed gedaan.We zien een zwart-wit film waarin
een met elkander uitgeluld echtpaar in hun riante woning een stel 'oude
vrienden' ontvangt. Er volgt een avond, zoals we die wel kennen uit de
toneelliteratuur, vol nietszeggende gesprekken, autistisch getelefoneer,
ongemakkelijkheden, drank, buitenechtelijk gefoezel, handgemeen,
existentieel gehuil en ander drama dat op inktzwarte wijze de ondragelijke
lompheid der volwassenheid illustreert. Het genie van deze voorstelling
schuilt in het feit dat de film (regie: Josse de Pauw - hij speelt ook de
gastheer) stom is, en dat de stemmen ter plekke virtuoos worden ingesproken
door de op het podium aanwezige kind-acteurs, die zich daarbij ook telkens
weer hullen in de kledij van hun bijbehorende volwassene. Er is zelfs een
jong viooltalent, dat de in de film figurerende violist van geluid voorziet:
een ontroerend gezicht, zo'n klein bebrild manneke met zijn viool voor dat
enorme scherm. Behalve aandoenlijk zijn de vocale invullingen door de jonge
acteurs dikwijls hilarisch, hun lichte stemmen tonen de zwoegende
filmpersonages in al hun volwassen kinderachtigheid.
Je weet vaak niet waar je moet kijken, zoveel gebeurt er, maar deze unieke
combinatie van spel en beeld blijft boeien. Heel even krijgen we halverwege
het originele geluid van de film te horen, dan nemen de jongelingen het weer
over, met hun onbevangenheid en speels gemak. De tragische tegenstellling
tussen de spelende voor de grote mensenwereld oefenende kinderen (Übung,
nietwaar) en de in uitzichtloosheid verankerde volwassenen is hier ernstig
voelbaar. Eén der personages citeert de dichter Pol Snoek: 'Ik wilde keizer
worden, maar ik kon de zachtheid van de perzik niet vergeten, dus ik bleef
een kind.' Helaas is dit gelukzalige lot voor niemand weggelegd, de film
eindigt met een stramme processie van somber boswandelende 'oude vrienden'
op de day after. De giechelende blondine (uiteraard object van het
reeds gememoreerde overspel) heeft dan in een naïeve goedmaak-monoloog het
slotwoord al gesproken: 'Er zijn mensen die een bol verdriet in zich hebben,
zo mogen wij niet worden.'
Maar ja.
Hoe treffend is derhalve de aanblik van de jeugdige acteurs die voor het
scherm op hun donderend applaus staan te wachten: met kinderlijke
schuchterheid en in blijde verwachting.
En wat de blote sex betreft: in dit kuise stuk hoor je slechts de bedrogen
echtgenoot woedend vragen: 'Hebt ge aan haar muis gezeten?'
Het is de enige monoloog waar een vagina in voor komt.
Marcel Verreck
|