Nieuwe Revu
NR. 1 2004

 
Het Revu Interview met cabaretier en columnist Marcel Verreck:

'HALLO, IK BEN DE HOOFDPRIJS!'

Als columnist van Metro en het radioprogramma van Rob Stenders liet hij flink van zich horen. Maar als cabaretier stond Marcel Verreck (42) in 2003 niet op het podium, omdat het tijd was voor een grote opruiming in zijn hoofd. 'Ik heb ook de vaste verkering afgeschaft. Ik wilde even lóslaten.'

Door Leon Verdonschot / Fotografie: Paul Levitton

De essentie van 2003. Vertel het ons maar, columnist.
"Het motto was: opruimen. Dat gold voor mezelf, op allerlei fronten. En dat leek het motto in het nieuws en de politiek: de restanten van Pim Fortuyn en zijn aanhangers werden opgeruimd en er leek een poging te worden gedaan om de monarchie op te ruimen. Een steeds groter deel van al dat nieuws speelde zich af in een camp-achtig universum van Bekende Nederlanders, in een soort RTL-Boulevard-sfeer. Vroeger had je de spreekwoordelijke boer, de slager, de provinciaal, de grotestadsmens: dat waren types die stonden voor een bepaalde gebeurtenis of voor een bepaald karakter. Nu hebben we Patty Brard en Vanessa als personificatie van spreekwoorden. Álles is gepersonifiseerd. Dat zie je ook bij het koningshuis: het volk wil nog meer weten, het wil het liefst onder dat kapsel van Beatrix kijken. En als zo iemand dan ook nog nichtjes heeft, tsja..Je weet hoe dat gaat met families: hoe meer je ervan hebt, hoe meer er valt te lachen. Eén grote Muppetshow, dat lijkt het allemaal te zijn geworden."
Valt daar als cabaretier en columnist nog eer aan te behalen?
"Nou ja, dat gedoe in Margarita-gate met de schroef die een microfoon zou zijn en die televisie-zoen tijdens het interview met Frits Barend: probeer daar nog maar eens overheen te komen. Dan zit je dicht tegen de laatste grap aan: zeggen dat je hier verder geen grap meer over kunt maken.
"Anja Joos leefde hier in mijn buurt. Ik kende haar, maar wist haar naam niet. Na dat gruwelijke, uit de hand gelopen incident stonden er opeens zeventien camera's rond de vijf halve zolen die hier rond een pleintje hangen. Mensen die nog geen twee woorden achter elkaar kunnen uitspreken, werd om hun mening gevraagd. Ze lopen er nog steeds, die halve zolen, maar geen camera meer te zien, niemand die ze nog hoort. De media rennen als een soort rat naar de plek waar nu iets te eten valt, en dan: hup, naar de volgende. Net mensen. Kijk naar Pim Fortuyn: eerst is het hele land vol van hem en rouwt het vol overgave om zijn heengaan, maar inmiddels parkeer ik mijn auto iedere week op het Mediapark bij het tegeltje op de plek waar hij is vermoord en ik heb het niet eens meer in de gáten. Het gaat allemaal zo snel. En er wordt in een korte tijd zóveel over gepraat. Is dat misschien de feminisering van onze media en maatschappij? Ik bedoel, het is bekend dat vrouwen 20.000 woorden per dag nodig hebben en mannen slechts 8.000 - ha!
"Daarnaast wordt het nieuws steeds satirischer. Zo'n Balkenende wordt dicht op zijn huid gezeten, ook als het gaat om zijn uiterlijk en presentatie. In zekere zin vind ik het bijna ontroerend, zo'n Dappere Dodo op die positie. Het blijkt nu dat je in zo'n functie bij voorkeur een bepaald gezag moet uitstralen, maar toch kan zo'n stoethaspel premier worden. In een land met een meer macho- of leiderschapscultuur zou dat veel moeilijker zijn. Tegelijk maken we hem massaal belachelijk, lijkt hij in die Muppetshow de opper-Muppet."
Hij maakt zélf ook grapjes over zijn Harry Potter-uiterlijk. Frank de Grave is te gast bij Kopspijkers en imiteert daar hun karikatuur van hemzelf. Zijn satire en werkelijkheid niet volledig door elkaar gaan lopen?
"Ik ben als student afgestudeerd op postmodernisme in het werk van Willem Brakman. Hier blijkt de kunst opnieuw op de samenleving voor te lopen: de grens tussen hoog en laag is geslecht. Naar RTL Boulevard kijken hoogopgeleiden, in een willekeurig praatprogramma zit een professor naast een plastisch verbouwd model van 73. Eigenlijk vinden we daardoor nauwelijks nog iets raar. Laatst zag ik Johan Friso op tv in een auto stappen. Hij kreeg een vraag, en antwoordde bij wijze van grap: "Vraag dat maar aan Charlie da Silva." Ik wist niet wat ik hoorde. Peter R. De Vries en het koningshuis, dat waren toch twee gescheiden werelden? Maar nee, misschien kijken ze op zaterdag in Soestdijk ook naar Kopspijkers.
"Als ik dan de rol van het cabaret in zo'n wereld zie, vraag ik me af: wordt het niet allemaal een beetje te veel en te vrijblijvend? Toen ik nog een cabaretduo had met Paul Pleijsier, was onze definitie van cabaret: het moet om te lachen zijn én het moet ergens over gaan. Ik zag laatst die Koot en Bie-avond bij de VPRO. Zij waren nooit echt beledigend, ze lieten vooral de tragikomische kant van mensen zien. Van Kooten en De Bie waren niet opportunistisch, maar herleidden de ingewikkelde wereld tot een probleem waar je je mee kon vereenzelvigen. Dat vind ik echt van een andere orde dan hap-snap als een dampende gnoe door het wereldnieuws te snellen en een tik uit te delen waar het maar kan. Dat massale kijk-mij-eens-leuk-doen, van dj's en wie-eigenlijk-niet, het sluit blijkbaar aan bij een behoefte om te lachen en zelf cabaretier te zijn. Het lijkt wel een ziekte."
Wat is jouw remedie?
"Ik merk dat mijn werk eerlijker wordt naarmate ik mijn éigen leven er meer plek in geef - zonder daarmee te vervallen in eindeloze ego-documenten. Het meest verstand heb je van jezelf, toch? Daarom moet ik soms wel lachen om al die deskundigen op tv, met hun ferme meningen over Daaristan. Al zijn ze er twee keer geweest en hebben ze er boeken over gelezen, het blíjven toch een soort van cafégesprekken.
"Wat wérkelijk ontroert, is wat je zélf hebt meegemaakt. En dat heeft altijd te maken met je ouders, je relaties, je dierbaren. Slechts eens in de zoveel tijd maak je volgens mij iets wézenlijks mee. Leven, dood, relaties: de andere 99 procent is uiteindelijk onzin.
"Laatst heb ik een man uit een sloot gehaald. Ik was aan het wandelen, een fietser snelde me voorbij, reed me zelfs bijna van mijn sokken. Ik mompelde nog iets van: 'Sukkel' en zag hem even later zwalken met zijn fiets en bijna vastbesloten van het pad afglijden, de sloot in. Dus rende ik naar die sloot -ook raar: één seconde dacht ik dat ik op een filmset stond- en het midden daarvan zag ik een hevig trillend lichaam met de verkeerde kant boven. Ik sloeg met een stuk riet op zijn rug. Geen reactie. Dus sprong ik erin, drukte op zijn buik, sloeg in zijn gezicht. Het was een grote, zware man, dus ik kreeg hem nauwelijks uit het water. In de verte zag ik een paar wandelaars, maar ik had de wind tegen dus hoorden ze me niet roepen. Die vent lag als een weerloos kind in mijn armen. Zo bizar wat je op zo'n moment allemaal denkt. Het schoot door mijn hoofd dat die man de leeftijd had die mijn vader nu zou hebben, als hij nog leefde. En tegelijk dacht ik: ik ben nu bezig een mens te redden. Ik zag als het ware onmiddellijk, tijdens het moment zélf, al de literaire mogelijkheden hiervan. Dat overkomt me best vaak, dat ik naar mijn eigen leven kijk alsof het een film is, dat ik het fictionaliseer. Zou dat ook iets van deze tijd zijn, omdat we de hele dag tv kijken en mobiel bellen, waardoor we in gedachten soms ergens anders zijn dan fysiek? Ik bedoel, ik liep laatst met een vriendin door de natuur, toen haar mobieltje afging. Daarna liep ze nog steeds in de natuur, maar in haar hoofd was ze alweer terug in Amsterdam. Nou goed, in ieder geval: uiteindelijk lukte het me om die man in het riet te leggen. Ik belde 112, en die man kwam ondertussen langzaam bij. Hij begon hartverscheurend te krijsen en werd ook steeds gearticuleerder: hij schreeuwde dat hij doodziek was. Uiteindelijk is hij onder dwang afgevoerd. Ik stond daar in mijn natte plunje en dacht: nu heb ik iemand het leven gered. Ik weet alleen nog of dat de bedoeling was, of dat ik vooral een plan heb doorkruíst. Ik vind het eigenlijk wel mooi om dat niét te weten."
Je hebt dit jaar géén cabaret-voorstelling gespeeld. Is het minder belangrijk geworden?
"Ik heb heel lang gedacht dat ik was wat ik dééd. Daar ben ik vanaf. Tijdens mijn laatste voorstelling Met Haar was ik uitgeput. Alsof ik vooral deed wat anderen van me verwachten en maar bleef doen wat ik ooit graag wilde. Omdat aandacht en succes zo prettig zijn bleef ik voldoen aan het beeld dat ik van mezelf had gecreëerd. Ik ben naar een psychologe geweest, die heeft me meer inzicht in mijn gedrag gegeven. Mijn ouders waren heel lief, maar hun ziektes en andere narigheid hebben me ook een zorgelijke natuur opgeleverd die me wel eens over mijn eigen grenzen heenduwt. Het afgelopen jaar heb ik vaak 'nee' gezegd, daar ben ik al heel trots op. Kijk, ik heb altijd dingen gedaan die mijn jeugd verlengden. Jongetjesgedoe. Maar ja, om nu een jongetje van 42 te willen zijn..."
Wat is dan de conclusie? Marcel is het jongetje voorbij?
"Ik wil dat jongensachtige behouden -niet zo moeilijk: geef een paar mannen een voetbal en ze zijn weer jongens-, maar ik ben toch echt een vént inmiddels. Mensen zeggen 'meneer' tegen me, generatiegenoten moeten hun kinderen al uit de discotheek halen. Ik heb veel gedaan waar ik ooit van heb gedroomd. Dat kan ik allemaal wel blijven doen, maar wat wíl ik eigenlijk nog? Dit zijn de beste jaren van mijn leven: ik ben jong, vitaal -heb je al gezien hoeveel ik ben afgevallen? Twaalf kilo! Da's meer dan tien procent, hè?- en heb tegelijk veel levenservaring. Ik proberen de grote, bijna uitgestorven waarde van het geduld te betrachten. Tijd nemen, ook eens nutteloze dingen doen. Of gewoon een dagje níks doen."
Hoe doe je dat, niks?
"Dan zit je thuis en denk je: ik moet nu toch echt iets doén, haha! Tijdens de ziekte van mijn moeder en na haar dood ben ik vooral doorgegaan. Alsof ik wilde bewijzen dat ik dat best nog allemaal kon. Kijk mama, zonder handjes! En het is vreemd om erachter te komen dat je eigenlijk bent geworden wat je vader had wíllen zijn. Hij was de joker op verjaardagsfeestjes. Ik heb ooit een lied geschreven met een soort belediging erin: 'Kijk maar uit, je lijkt nu al op je vader.' Daarna zei ik: míjn vader was handelsreiziger, hij ging het door land en verkocht praatjes, dat was dus iets heel anders dan wat ik doe. Eh, slik... Ik ben nu een boek aan het schrijven, dat grotendeels over hem gaat. Het wordt nu écht tijd voor dat monument. Al wordt op ieder momument uiteindelijk ook maar gewoon door de duiven gescheten."
Als columnist van Metro schreef je ooit, met succes, een verkapte contactadvertentie...
"Is niet iedere column, iedere voorstelling, ieder lied een verkapte contactadvertentie?"
..Maar inmiddels ben je ook columnist in het nieuwe blad S1ngle Magazine. Sinds de alleenstaande 'single' heet, is hij hip. Bevalt het?
"In het kader van die grote opruiming van mijn leven heb ik ook de vaste verkering afgeschaft. Ik wilde even vooral lóslaten. Maar geloof me, zoveel leuke mannen van 42 zijn er niet, zeker zonder onhandige echtelijke omstandigheden, alimentatie-regelingen, of kinderen over de vloer in het weekend. En je moet natuurlijk ook geregeld tegen jezelf zeggen: 'Hallo, ik ben de hoofdprijs.'"
Het was bijna een opheffingsuitverkoop, die 'opruiming' van je. Noemen we dat niet gewoon de midlife-crisis?
"Ik heb het wel ervaren als een crisis. Opeens wist ik het allemaal niet meer, en wist ik ook niet meer waaróm ik het niet wist. Alsof de wereld is veranderd en je positie daarin, maar je het zelf pas na een tijdje in de gaten hebt. Ik heb vooral geleerd dat ik minder dingen moet doen omdát ik ze altijd al deed en ze daardoor vanzelfsprekend lijken. Dat geldt ook voor relaties. Kijk, uiteindelijk ben ik ingesteld op spiritueel contact waarbij het lichamelijk aspect niet verontachtzaamd mag worden -hèhè-, maar al begon ik bij de NCRV mijn columns ooit met: 'Ik ben een gulzig mannetje, ik wil niks missen', ook hier geldt dat het goed is om soms wat geduld te hebben.
"Wim de Bie zong ooit: 'Ik blijf van je houden, een liefde lang.' En al heb ik mijn bittere momenten gehad in de liefde, ik zie wel telkens dat het echt mogelijk is, die onbegrijpelijke magie. Bovendien ben ik op een leeftijd dat ik nog gemakkelijk een gezin kan stichten. Met een jongere vrouw, ja: dat wel. Kijk, máágden kom ik op mijn leeftijd niet meer tegen -en mocht je ze al 42-jarige tegenkomen, dan moet je de gevangenis in- maar als ik me op deze voet blijf ontwikkelen als Hercules, kan dat heel goed, een jongere vrouw. Maar goed. Ik zie wel. Na de grote opruiming in mijn hoofd is de conclusie vooral dat ik voorlopig geen conclusies meer trek."