Auteursarchief: Marcel Verreck

PLAATS (14): Parkeerplaats Omniversum (13-12-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

De nacht was koud en donker, maar dat deerde me even niet. Ik had zojuist Brasserie Berlage verlaten, het stijlvolle restaurant in de tuin van het Gemeentemuseum, waar zoveel belangrijke gebeurtenissen in mijn leven hebben plaatsgevonden. Er pinkelden sterren, door het kalende geboomte waren de lichtjes van het Catshuis zichtbaar. Het oogde niet alsof Mark Rutte op dit tijdstip nog bezig was het land te redden. Lantarenlicht bescheen de muur van Park Sorghvliet, dat kwadrant jeugdherinneringen en kindergeluk. De laatste keer dat ik er een kijkje wilde nemen, moest ik op mijn schreden terugkeren, ik had geen toegangskaart. Maar ook dat is natuurlijk in een handomdraai te regelen.
Achter me de massieve cilinder van het Omniversum, waarin ik zoveel van de wereld heb gezien, vliegend over ijsvlaktes, stuiterend over wilde rivieren, ondergedompeld in de kleurrijkste oceanen. Daarachter de musea, domeinen van cultuur en dit allemaal vermengd met de duizenden malen dat ik hier rondliep als jongetje met voetbal of vader met kinderwagen.
Links het Bel Air Hotel, waar de helden van de jazz, vlak bij mijn ouderlijk huis, elkaar ontmoetten tijdens het North Sea Jazz Festival. Nachten vol drank en andere sfeeropwekkende middelen, maar vooral vol muziek. Naast het hotel het collosseum van de OPCW, verse Nobelprijswinnaar. Ooit was dit ons voetbalveldje, hier werden legendarische interlands tegen de Van Hoornbeekschool winnend afgesloten. (Zij vonden trouwens dat we gelijk gespeeld hadden, de doelpaal was een jas.)
Toen ik wist dat het elftal van Barcelona in het hotel logeerde, ging ik in mijn eentje met de bal naar het veld en probeerde met allerlei goocheltrucs de aandacht van de selectie te trekken. Helaas, Johan Cruijff, die daar toen de Verlosser was, kwam niet naar beneden om mij in te lijven en mij, met heel andere bedoelingen dan Zwarte Piet, mee te nemen naar Spanje.
Ik nam het de man, die heel lang mijn andere grote held is geweest, niet kwalijk. Cruijff keerde hier wel terug, met een zilveren Nederlands Elftal op de trappen van het Congresgebouw, ook zo’n magneet voor allerlei groten der aarde.
En hier, bij misschien wel de navel van mijn wereld, had ik een korte stille ontmoeting met Nelson Mandela. Ik ging naar huis, de warmte in. Hij moest voort, de weg was nog lang.

PLAATS(13): Keizerstraat (6-12-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Verwarrend was het wel. Je zag het Scheveningse strand, een hoop mensen, gedoe in de branding… maar waar waren de Zwarte Pieten? Was dit de politiek-correcte remake van de aankomst van Sinterklaas, waarbij de controversiële Pietermanknechten waren vervangen door Scheveningse klederdrachtvrouwtjes en andere als vreemde militairen verklede dorpelingen?
Het muntje viel. Dit was de verbeelding van het legendarische moment dat het Oranjehuis weer eens op onze kust aanspoelde. Het was een grootse enscenering, vol mooi gekostumeerde schijngevechten. Wekenlange voorpret en noeste nijverheid balden zich samen! Daar was de aanstaande koning, hij kwam dit keer niet met een sloep, maar, vanwege de deining, met een landingsvaartuig van de marine. De informele manier waarop hij vervolgens als een zak aardappelen op de schouders naar het zachte zand werd gedragen oogde een stuk historisch verantwoorder.
Maar al snel sloeg de verwarring ten tweede male toe. De kleine man die daar als een vorst werd binnengehaald was helemaal de toekomstige Willem I niet, dat was Huub Stapel. En had die nou niet net nog de grote tegenstrever Napoleon gespeeld? En kwam die wel van Engeland? Huub Stapel komt toch van Mars. Ook onze nieuwe koning zag je op de tribune zijn wenkbrauwen optrekken: wat nu, stammen wij af van Huub Stapel?
Huub nam het woord en ik verwachtte dat hij als ingehuurd acteur een Shakesperiaanse monoloog zou houden over leven en dood, twijfel en moed, kortom een artistieke verdichting van dit monumentale moment.  Maar hij zei zonder al te veel omwegen dat hij blij was dat hij er was.
Daarna werd hij in een koetsje gehesen, liet zich naar de Keizerstraat rijden, waar hij zich bij de gevelsteen aan de pui van het CJV liet begroeten door zijn wegbereiders Hogendorp, Van Limburg Stirum en Van der Duyn Maasdam. Er werd nog net niet ‘Hoi!’ gezegd, maar veel poëzie leverde dit weerzien niet op.
Niets ten nadele van Huub, hij deed zijn werk keurig, maar ik had geopteerd voor een anonymus als vertolker van Willem I. Dat hoort ook bij massa-ensceneringen, waar de bekoring vooral uitgaat van de choreografie. Voor subtiel en gelaagd toneelspel is daarbij geen plaats. Ik was allang blij dat niet ook de rest van de familie Flodder het strand op kwam. Maar als straks de zon weer schijnt, zullen we die hier zeker gaan zien.

PLAATS (12): Gevers Deynootplein (29-11-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Zou Gordon een Hagenees kunnen zijn? Ik gok van niet. De grofheid heeft hij wel in huis, de snelheid en de zelfspot ook, maar hij is te demonstratief blij met zichzelf. Vermoedelijk is het RTL-testbeeld helemaal niet blij met zichzelf, want dat stereotiepe gehinnik om zijn eigen grapjes verraadt een wanhoop, die onzekere mensen maar al te goed kennen. Het is een man die voortdurend over dun ijs loopt, daarom heeft hij haast, de scheuren die hij achterlaat wil hij niet kennen. Door! Vergeten die ellende, op naar nieuwe instant-troost. Om de lach-om-niet-te-huilen te lachen, zieltjes vertrappend, klauwend naar houvast.
Je zou hem kunnen verwijten dat hij in zijn bespottingen nooit eens iemand van formaat aanpakt. Het zijn altijd de voor de hand liggende sneue types: overgewichtige middelbare vrouwen die hot willen zijn, toononvaste aspiranten, de chinees die even lekker nummer 39 met rijst zal gaan zingen.
Samen met haar- en carrièretransplantatiesspecialist Gerard Joling ginnegapt hij zich een weg door het doodlopende labyrint van demente en hulpbehoevende mensen. Hij brengt er zeker vrolijkheid en het schijnt hem het gevoel te geven dat hij iets goeds doet.
Soms is hij iets te snel en schiet door in zijn metaforen, dan moet een mislukt zangeresje een nekschot krijgen. De hypocriete verontwaardiging van de showbizzpooiers ondergaat hij waardig. Gas terugnemen doet hij niet, alleen al die uitdrukking zal hem activeren om weer een razendsnelle toespeling te maken op de gruwelijke scheten van zijn compaan Geer.
De mensen die hem in de markt zetten, zijn uiteraard handelaren in mild en dus lucratief ramptoerisme en als een trouwe hond voldoet Gordon aan hun wensen. Zijn gezellige beledigingen stuwen de kijkcijfers op, totdat hij weer eens instort en even in een ‘Gordon sanitaire’ bij mag komen van zijn tour de force. Dan schrijft hij een boek of zelfs een dichtbundel, stuurt wat depressieve berichten de wereld in en vecht zich terug in de schijnwerpers. De begeleidende diepteinterviews getuigen van nieuw verworven inzichten, een weloverwogen kalmte die persoonlijke verdieping suggereert, maar als hij een vals zingende stumper met een scheef brilletje in het vizier krijgt dan gaat het radeloze roofdier weer ouderwets los.
Bij Gordon denk ik altijd aan het Gevers Deynootplein: toegangspoort tot zowel Kurhaus-grandeur als Casino-vermaak, maar meestal een desolaat winderig plein, waar je de lach zelf bij moet leveren.

PLAATS (11): Electriciteitsfabriek (22-11-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Het is gek genoeg een beetje fris in de Electriciteitsfabriek. Althans in de ruimte waar de Stichting Haags Industrieel Erfgoed (SHIE) haar 20-jarig bestaan viert met een symposium. Als perronchef van dienst mag ik de sprekers aankondigen en een trotse SHIE-voorzitter Koos Havelaar interviewen over de niet mis te verstane rol die de SHIE de afgelopen decennia in de stadsontwikkeling heeft gespeeld. Veel sporen van Haagse industriële bedrijvigheid zijn uitgewist, maar er zijn ook genoeg gebouwen en terreinen die een mooie, nieuwe bestemming hebben gekregen.
De electriciteitsfabriek aan het De Constant Rebecqueplein is daarvan een sprekend voorbeeld. De zaal waar we bijeenkomen is sinds kort een dépendance van het Theater aan het Spui. Vanwege de theatrale functie is het plafond gesloopt en is de ruimte twee verdiepingen hoog. En kijk, daarom is het wat fris, de radiatoren van de centrale verwarming hangen aan de muur ter hoogte van de tweede etage. Komt allemaal goed, zoals er mede door de enthousiaste en deskundige inzet van de SHIE nog best veel goed is gekomen in Den Haag en omstreken.
Herbestemming is het thema van de middag, die na de boeiende betogen van drie sprekers, culmineert in de presentatie van een fraai nieuw SHIE-boekwerk over dit thema. Vijftien rijk geïllustreerde artikelen over voormalige industriële plekken die een nieuwe toekomst kregen, zoals de Pander-fabriek en het Dr. Neher Laboratorium in Leidschendam. Het eerste exemplaar wordt aangeboden aan de altijd goedlachse wethouder Henk Kool, wiens herbestemming na de gemeenteraadsverkiezingen allerminst duidelijk is.
Want ja, politici vallen zelden onder de categorie ‘industrieel erfgoed’, maar ook hen wacht een nieuw bestaan nadat zij van hun taken zijn ontheven. Helaas zijn de meeste vormen van herbestemminmg van politici nogal voorspelbaar. Degenen die braaf aan de leiband van lobbyisten hebben gelopen worden beloond met een lucratieve functie in het bedrijfsleven. Verder is er het vangnet van het burgemeesterschap of het provinciaal bestuur. Voor een enkele gedeputeerde volstaat deze beloning niet, hetgeen kan resulteren in een penitentaire herbestemming. (Zal Ton Hooijmaijers straks ook zijn cipiers weten om te kopen?).
Herbestemming, het is alom. Wellicht rijd er binnenkort een restauranttram door de stad, een fitness-centrum in die wegroestende Fyra-treinen lijkt me een kwestie van tijd. Komt er toch nog wat beweging in die wagons. Herbestemming: gedenk het verleden, maar omarm de toekomst!

PLAATS(10): Oud Eik en Duinen (15-11-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

November. In geen enkele maand is de dood zo alomtegenwoordig. Allerzielen, de griezels van Halloween, de herdenkingsvieringen. Straks komt december met het licht en het nieuwe leven. Maar eerst deze duistere maand, de natuur laat zich niet onbetuigd, ze moet wel. Stevige stormen schudden aan de bomen, in bonte tooi beginnen de bladeren aan hun laatste reis. Het is een milde rui, zeker vergeleken bij het ongeëvenaarde geweld op de Filippijnen en verwoestende gevolgen daarvan.
Ik ga op familiebezoek. Ze wonen klein, maar mooi. Onderweg naar begraafplaats Oud Eik en Duinen koester ik de wiegende kleurbomen in namiddagschemer. Gedachtenloos schop ik wat gevallen bladeren nog eenmaal hemelopwaarts. Om mij heen het spitsverkeer, accelererend, soms amechtig wachtend bij het rode verkeerslicht. Voor zover ik nog niet doordrongen was van het feit dat er altijd leven is dat doorgaat, ben ik dat nu wel. Zwaaiende fietslampen, een hurkende hond, zwaarlijvige man aan de lijn. Herfstlucht vermengt met shagrook. Zijn snor is geen Movember-snor tegen prostaatkanker, die is er het hele jaar. Die is er al zijn hele leven. Movember, zelfs vrouwen doen mee. Ik heb er al twee bij de kassa van de supermarkt zien zitten.
Zoals het hoort, neemt de stilte in de nabijheid van de begraafplaats toe. In het bijna-laatste middaglicht glip ik door het hek. Ik loop de vaste route, langs de aula. Vierentwintig jaar geleden kwam ik hier voor het eerst. Mijn vader zou op zes december van dit jaar tachtig geworden zijn. Niet veel meer dan drie maanden waren we gevorderd in het nieuwe millennium, toen we mijn moeder ten grave droegen. En dan dit zware jaar, van ons gezin ben ik de enige overgeblevene. De dood kwam langs in mei. Mijn zus werd gecremeerd, maar we zullen komend voorjaar een gedenkteken op mijn moeders graf plaatsen.
In november brengen we een ode aan de doden, maar laten we dood zelf niet vergeten. Het is geen vriend van me, maar hij kan genadig zijn. En hij zet ons telkens weer aan tot daden, ergens is het finishlint gespannen, voor die tijd kan en moet er nog veel moois gebeuren. Zo troostte ik me met het schrijven van een nieuw moordboek, getiteld ‘Aan lager wal’. Met veel persoonlijke elementen, voeg ik daar graag glimlachend aan toe. Er zal nog veel meer komen.

PLAATS(9): Zuidlarenstraat (8-11-13)

UnknownElke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Vroeger placht ik, als er weer eens royale onthullingen waren geweest, te roepen dat ik een uniek persoon was: namelijk de enige Nederlander die niet een directe afstammeling van prins Bernhard bleek te zijn. Inmiddels lijk ik mij weer in zo’n exclusieve positie te bevinden: ik heb de musical ‘Soldaat van Oranje’ nog niet gezien. Maar daar komt binnenkort verandering in. Drie miljoen Nederlanders zijn mij al voorgegaan. Of zouden ook veel buitenlanders de spectaculaire voorstelling bezocht hebben? In mei ’40 wisten de Duitsers vliegveld Valkenburg in ieder geval prima te vinden.
Denk ik aan deze musical, dan denk ik aan mijn ouwe trouwe A44, zo vaak bereden, en dan met name aan die smalle brug over de ringvaart. Daar is tijdens de voorbereiding van ‘Soldaat van Oranje’ een oud Dakota-vliegtuig alsnog op oneervolle wijze gesneuveld. De spanwijdte van de vleugels was niet goed opgemeten. Krak. Dakota in de poeier. Je zou bijna denken dat het een publicitair zoenoffer was, de musical stond op de kaart. Verongelukte vliegtuigen zorgen gegarandeerd voor een hoop aandacht. Ik geloof dat deze Dakota niet meer te plakken was en dat er een ander exemplaar in de voorstelling gebruikt wordt.
Maar voor ik een en ander zal aanschouwen, staat er een bezoek op het programma aan het nieuwe fijne theater bij het Zuiderpark dat in zijn geheel naar de Dakota is genoemd. Ik kom graag in de Zuidlarenstraat. Het oude Simon Stevin College is een bruisend en artistiek middelpunt geworden in een wijk die dat al jaren verdiende. Cultureel pionier Paul Cornelissen en zijn enthousiaste staf hebben groots werk verricht. Op deze plek is in een mum van tijd het Dakota Theater geland. Pioneer Paul is zelf inmiddels naar zijn thuisland Tilburg vertrokken om daar dit kunstje nog eens te flikken. Paul Pleijsier en ik, die iedere tweede zondag van de maand in Dakota onze muzikale talkshow presenteren (zondag a.s. met Johan Frauenfelder, Rory de Groot en Frans Limbertie!), zongen hem op zijn afscheidsreceptie toe. De strekking was duidelijk: Den Haag is best een leuk stadje, heeft strand en zee, wat leuke gebouwtjes en de nodige cultuur, maar ja, als je naar Goirle kunt… Tenslotte mijn eigen RABO/Libor-zelfverrijkingsmomentje: check snel in bij Dakota, bijvoorbeeld aanstaande zondag om half 5. Fijne vlucht gegarandeerd.

PLAATS(8): Havenhoofden (1-11-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Na de storm was er de stilte. In mijn geval was zelfs de vrede een stuk dichterbij gekomen. Enige volbladige delen van de boom tegenover mijn huis gingen ten gevolge van het waaigeweld liggen uitrusten op twee geparkeerde auto’s (niet van mij!). Dus heb ik nu onbelemmerd uitzicht op de toren van het Vredespaleis. Daar voegde zich een schilderachtige regenboog en een vlucht blijmoedig rondzeilende vogels bij. Schoonheid is overal, maar wie mooi wil zijn moet pijn lijden. De stad likte verlekkerd zijn wonden.
Een historisch gevormd ramptoerisme, de Hagenaar eigen, dwong mij tijdens de storm de Boulevard af te zakken. Uiteraard per auto. De zee lag te schuimbekken. Woeste golven spatten op de havenhoofden uiteen en waaiden van loef naar lij. De autoriteiten hadden de hekken gesloten, een machteloos gebaar van behoedzaamheid, want de uitwaaiers huppelden over de basaltblokken naar de spannende verboden gebieden.
Soms verduisterden imposante wolkenpartijen de havenhoofden en leek er even sprake van twee zwarte pieren… veel dichter zal ik in taal althans in deze column niet bij het meest besproken onderwerp van de laatste weken komen.
De zee was leeggeveegd, zelfs de kitesurfers die als onaantastbare insecten door vrijwel ieder weertype heen plegen te fladderen, waren aan wal gebleven. Evenmin zag ik vaartuigen met Costa Concordia-neigingen in de richting van de wenkende armen van de haven varen.
Mijn gedachten gingen terug naar de aanleg van de havenhoofden. Er zijn foto’s waarop ik als knaapje op het ‘oude’ keurig gemetselde piertje sta. Je kan er nog steeds staan, turend in de soms kolkende binnenzee, maar meestal loop je toch door over de ‘nieuwe’ uitschuifarmen met hun basalten mouwen. Naar het baken! Op de zuiderpier wandelde ik nooit, wij woonden in het Statenkwartier. Totdat Radio Veronica letterlijk aan land kwam, ruim voordat dat officieel als losgeslagen omroep geschiedde. Met jongens en meisjes uit mijn klas (de zesde van de Duinoordschool) gingen wij op een avond naar de gestrande boot kijken. Ramptoeristjes in opleiding. Het zendschip lag als vanzelfsprekend op het zand, vlakbij het zuiderhavenhoofd. Er brandden lampjes, er klonk muziek, het zou goed kunnen dat ook Lou Reed gedraaid werd. Walk on the wild side.
Tja, die pieren hebben veel voorbij zien komen. Wat zou er eigenlijk omgaan in die havenhoofden?

PLAATS(7): Nieuwspoort (25-10-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Komende zomer gaat journalistensociëteit Nieuwspoort aan de Lange Poten verbouwen. Toen ik er voor het eerst mijn opwachting maakte, was het huidige Nieuwspoort net geconstrueerd. In de slagschaduw van de nieuwe Tweede Kamer. In het zoals je dat dan moet zeggen ‘legendarische oude Nieuwspoort’ ben ik nooit geweest.
Mijn bezoek aan de bovengelegen radio-studio’s sloeg neer in een volgens de regelen der (klein)kunst opgebouwde ‘woede’-monoloog over de aanwezige luxe, die het kritisch volgen van de politieke schurken ernstig zou bemoeilijken. Vooral de ‘fraai betegelde toiletten’ wekten mijn gramschap. Als je zo in de watten werd gelegd, maakte je al snel deel uit van ‘het systeem.’ Ja mensen, daar maakte ik me toen druk over. Een ander fragment uit mijn fillipica luidde: ‘de mensen worden steeds dommer en niemand weet waarom!’ Tja, er werd in ieder geval om gelachen. Of het ook waar is? Ik zou het niet weten. Maar dat is logisch.
Jarenlang was ik vrijwel elke donderdagavond in Nieuwspoort om een tweetal columns te verzorgen voor het politieke programma van de NCRV. De code gebiedt om niet uit de school te klappen over hetgeen er zo allemaal rondom die uitzending voorviel, maar neem van mij aan dat het een leuke tijd was.
Ik zou een en ander kunnen omschrijven als ‘Russische taferelen’, maar dat doe ik nu maar liever even niet, want het schijnt een koude winter te worden en we hebben dat gas blijkbaar hard nodig.
Vorige week was ik er weer eens en ook nu werd het geen vroegertje. Ik heb geprobeerd een aantal journalisten te overtuigen van de legitimiteit van de publieke omroep (‘bij de infrastructuur van ons land horen ook belangrijke communicatiekanalen als televisie en radio, die kan je niet alleen aan de markt overlaten’) en een aantal lieden bespionneerd en zelfs ook gesproken die besluiten mogen nemen over de nijpende problemen van onze tijd.
Maar ja, daar kan ik natuurlijk niets over loslaten. Als u geïnteresseerd bent in de inhoud van deze gesprekken, dan verwijs ik u naar de Amerikaanse regering, als die tenminste weer geopend is, want die hebben afdelingen die van alles op de hoogte zijn. Toch is er één positief aspect aan de activiteiten van die NSA vroeger moesten wij altijd naar de Amerikanen luisteren, nu luisteren ze de hele tijd naar ons.

PLAATS(6): De Pier (18-10-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Wij woonden hemelsbreed maar een paar kilometer van de Pier, maar mijn eerste herinnering aan het legendarische monument is het beroemde lied van Toon Hermans. Hij bezong de bovenzeese promenade in alle toonaarden en schilderde de vele types die de Pier bevolkten: de ‘drie non-actieve nonnetjes’ die zich koesterden in het zonnetje en natuurlijk die ‘oude Scheveningse visser: afgelopen met een sisser’. Die kant gaat het met de Pier ook op. Schevenings erfgoed, maar wie gaat er nog geld in steken?
Ja, het Spuiforum op de Pier, dat zou een oplossing zijn. Als je toch geld in het water wilt gooien, dan zit je goed, zo vlak boven de zee. Ik kijk uit het raam en wordt droevig als ik denk aan Scheveningen zonder dit wormvormige aanhangsel. De atmosfeer huilt lekker mee, de stad wordt zo ongeveer weggespoeld en ook mijn woning heeft even een Pier-momentje: er verschijnen fresco’s op het keukenplafond. Nu staat mijn huis niet alleen hypothecair onder water.
Hoe gaan we de Pier redden? Dan kom je al snel uit bij de verdienmodellen die economische trekkers als Kim Holland en Bobbi Eden hanteren. Zij weten precies waar de ingang naar het grote geld zich bevindt. Ze zitten er namelijk op. Met andere woorden: de Pier moet een bordeel worden. Een Pier van plezier. En de uitgangspositie is goed: het is in deze business een kwestie van veel palen. En we noemen deze droevige landtong vanaf nu Happy Ending.
Was de oude Pier niet jarenlang een trots fallussymbool? Hij stak onvervaard in de kletsnatte moederzee. Nu maakt hij niets meer klaar. Een opgedroogde spuit elf.
Een wat meer gezinsvriendelijke oplossing zou zijn de kamertjes op de Pier wat langer dan een uurtje te verhuren. Maar het plaatsen van hotels of zelfs appartementen op het wandelhoofd schijnt onmogelijk dan wel onwenselijk te zijn. Kenners van de situatie schudden somber met hun hoofd: de Pier gaat nooit meer open.
Rest mijn ultieme suggestie: we maken van de Pier een plek waar het overschot aan OBN’ers (Onterecht Bekende Nederlanders) kan worden opgeruimd: Expeditie Scheveningen. Dankzij de staat van de Pier is het survivalelement gewaarborgd. De zee geeft, maar zal vooral veel nemen!