Auteursarchief: Marcel Verreck

Taaljazz bij Mike Boddé (16-3-17)

Beschouwing in Den Haag Centraal van 16 maart ’17 over Mike Boddés nieuwe voorstelling ‘De geurige man’.

Mike Boddé is van vele markten thuis. Een geschoold en zeer veelzijdig pianist/componist, onder meer als sidekick in het klassieke NPO2-programma Podium Witteman, maar ook behept dan wel gezegend met een hoofd vol taalgekte. Met Thomas van Luyn vormde hij een vruchtbaar duo, dat op podia en televisie (Kopspijkers, De Mike & Thomas Show) muziek en taal naar hun hand zetten. Daarbij werden amusement en muzikaliteit altijd gekleurd door een haast vanzelfsprekend absurdisme.
Mike Boddé wist een ernstige depressie te overmeesteren, schreef daar een lucide boek over (‘Pil’), waarvan hij ook een gelijknamige voorstelling maakte. Talloos zijn de muzische samenwerkingen die hij is aangegaan, zoals met zangeres/actrice Hadewych Minis en met percussionist Marnix Stassen (in de muzikale memoire ‘Het Land’ over zijn eenjarig verblijf als jeugdig uitwisselingsstudent in de Verenigde Staten).
De bandbreedte van zijn talent is nogal wat groter dan dat van de meeste beoefenaars van de kleinkunst. Een genre dat dezer dagen, mede door de epidemische aanwezigheid van stand up comedy, nogal zucht onder het dictaat van de snelle lach en de toegankelijke pathetiek. Het ‘kunst’-aspect is met de toename van de populariteit van het genre in veel gevallen wel heel klein geworden. Sommige interessante cross-overs met toneel, muziek en bewegingstheater ten spijt, de conditionering van het cabaretpubliek is toch: ‘een avondje lachen’.
Boddé staat te boek als cabaretier, maar daar trekt hij zich in zijn nieuwste voorstelling ‘De geurige man’ weinig van aan. Begeleid door de fijnzinnige saxofonist Tom Beek confronteert hij het publiek met een onverhoedse aanval van taaljazz. Ik zag de tweede try-out van deze voorleesvoorstelling, dus er zal ongetwijfeld nog wat gefinetuned worden, maar de verwarring zat er al goed in.
Afgewisseld met jazzy duetten tussen sax en piano, tracteert Boddé, gezeten in zijn voorleesstoel, de argeloze toeschouwer op het merkwaardige verhaal van ‘De geurige man.’
Dat wil zeggen, het verhaal is misschien niet zo zeer merkwaardig als wel de taal waarin het verteld wordt. In een somtijds hilarische mix van bijbels getoonzette middelnederlandsklinkende verhaspelwoorden rijst het beeld op van de kwalijk dampende protagonist (de ‘riekgast’) en zijn tragische grote liefde (de ‘knollin’ oftewel ‘tweetieter’). Zij neemt door zijn te enthousiaste beoefening van het liefdesspel (door Mike met gulzige graagte in exuberante bewoordingen gevangen) de kuierlatten.
Hier dreigt cabaret, vuilbekken in wat voor taal dan ook is een vast bestanddeel van de grapjas, maar het ongenadig volgehouden taalvuurwerk heeft uiteindelijk een tweeledig effect. De vreemde taal creëert in eerste instantie distantie, maar na de gewenningsperiode, als het verhaal zich naar gevoeliger gebieden (vriendschap, ware liefde) begeeft, juist een veel grotere betrokkenheid. De toeschouwer, als hij deze initiatie weet te overleven, en de verteller blijken gaandeweg die vreemde taal te gaan delen. En dit intieme complot, gekruid door de vitale weemoed van de muziek, kan leiden tot een bijzondere ontroering.
Kan, want ‘De geurige man’ is ook een waagstuk, een artistiek experiment, zoals je ze in Cabaretland en omstreken zelden ziet. In Theater ‘Kantine Walhalla’, op het herrezen Rotterdamse Katendrecht, kozen vrijwel alle toeschouwers er voor om na de pauze terug te keren. Ze werden beloond door Mike Boddé, ook als vertolker van zijn eigen haspeltaal een groot verteller, die monter maar ingetogen via zijn jazzy omwegen de plek van het hart wist te bereiken.
Zaterdag 18 maart a.s. speelt Boddé ‘De geurige man’ in Theater Diligentia. Wie van verrassingen houdt en niet bang is voor een bijzonder theateravontuur, raad ik aan te gaan kijken. Zoiets maak je niet vaak mee.

Sportificatie (9-3-’17)

Iedere twee weken schrijft Marcel Verreck een sportcolumn in Den Haag Centraal.

De Franse voetbalheld Raymond Kopa is op 85-jarige leeftijd overleden. Kende jij die dan nog, Marcel? Nou ja, een beetje. En wel hierom. De bruine plastic bal die ons gezin vergezelde naar strand en Park Sorghvliet had als opschrift ‘Kopa’. Volgens mijn vader was dat niet de door allerlei afkortingen ontstane naam van de plasticfabrikant, maar die van deze beroemde voetballer. Ik heb hem nooit heb zien spelen, maar wel ontelbare malen tegen hem aangetrapt. Die ballen worden vast allang niet meer geproduceerd, maar de naam Kopa leeft, getuige de Franse eerbetonen, nog even voort.
Een andere kandidaat voor de eeuwigheid is Clarence Seedorf. Hij verscheen in levende lijve bij Circus Pauw & Jinek om op zijn kalme, allesoverziende manier te vertellen over het belang van sport. Terwijl zijn oude voorzitter Michael van Praag zich, vanachter een drumstel tijdens een schnabbeltje, kandidaat stelde als Minister van Sport (hij zal het wel weer nét niet worden), zat hier een man van ultiem formaat. Dat is geen ironie, ik acht Clarence tot nog grootsere dan al verrichte daden in staat. De man kan alles, ik heb hem eens horen zingen, dat ging met het zelfde gemak als waarmee hij op het voetbalveld de boel dirigeerde. Niet voor niets ergeren veel mensen zich aan hem. Hij is vooralsnog in de sport gebleven, maar het leidt geen twijfel dat hij ooit minstens secretaris-generaal van de Verenigde Naties wordt, waar híj ongetwijfeld wél een deuk in een pakje boter zal schoppen.
De stelling was dat sport meer dan ooit noodzakelijk is voor lichaam en geest van jong en oud. Nu Clarence zich als sprekend voorbeeld achter die gedachte heeft geschaard, komt dat helemaal goed.
We moeten overigens niet te nederig denken over de huidige rol die sport in de maatschappij speelt. Ik durf zelfs wel te stellen dat er in alle geledingen van onze samenleving een totale sportificatie gaande is.
Neem de verkiezingsstrijd. Daarin geen wijsgerige debatten van politieke denkers meer over hoe het nu verder moet. Het is één grote sportwedstrijd. Alle gedachtenwisselingen zijn duels, met opgefokte arbitrage, er moet permanent gescoord worden en alles wordt begeleid door de lawine van cijferfetisjisme, hysterische statistieken en persoonlijke trivia die met de tegenwoordige profsport zo onlosmakelijk zijn verbonden.
Sportificatie: Jesse Klaver, de talentvolle maar nog grillige linksbuiten. Henk Krol, anders dan zijn broer Ruud, de klunzige mandekker. En op 15 maart beslist de doellijntechnologie.

Haagse Liefde(3): Afscheid nemen (2-3-17)

Marcel Verreck bericht in Den Haag Centraal regelmatig over het wel en wee van Elisabeth en Marco, een ‘gemengd’ Haags stel: de een van het zand, de ander van het veen.

‘Lekker windje,’ zegt Marco, ‘de burgemeester mag wel uitkijken dat hij niet in de Laak waait.’
Hij manoeuvreert zijn werkbusje tussen de duurdere automobielen op het parkeerterrein achter de Fokker Terminal. Burgemeester van Aartsen neemt afscheid en zowel Elisabeth als Marco hebben een uitnodiging gekregen voor de grootscheepse bijeenkomst. Elisabeth omdat ze nou eenmaal de dochter is van Eugenie, sinds mensenheugenis D’66-raadslid en Marco… ja waarom Marco eigenlijk?
‘Wij komen al jaren bij Jozias thuis,’ heeft hij Elisabeth verteld, ‘ik ken doucheputjes die voor anderen verborgen blijven.’
‘Maar kent hij jou dan ook persoonlijk?’ heeft ze gevraagd.
‘Ik heb hem weleens gezien,’ zei hij, ‘ik heb meer met mevrouw Van Aartsen van doen. Leuk mens. En goed van betalen.’
‘Had je me niet met onze auto kunnen komen ophalen?’ zegt Elisabeth, terwijl Marco zijn busje tussen een Audi en een Mercedes in een parkeervak hengelt.
‘We hadden een kleine dijkdoorbraak,’ zegt hij, ‘gevalletje zandzakken voor de deur, ik heb geeneens tijd gehad om iets anders aan te trekken.’
‘Ja, dat vermoedde ik al,’ zegt ze, ‘ik heb je pak meegenomen.’
Ze zijn, op een rustige vrijdagochtend, samen naar Oger geweest. Marco liet zich als een lam naar de slachtbank leiden. Het resultaat was prachtig, als een trotse haan stond hij zichzelf in de winkelruiten van het Noordeinde te bekijken.
‘Nee joh, ik houd het wel aan,’ zei hij tegen de verbouwereerde bediende, ‘dat vindt zij lekker.’
Elisabeth deed net of ze dat laatste niet gehoord had.
‘Ik kleed me hier even om.’
‘Doe dat dan in het busje.’
‘Nee joh, dat is goor, niemand die dat ziet, hou je mijn zooi even vast, anders waait het weg.’
Giechelend van de gêne assisteert zij hem bij het aankleden, af en toe wuivend naar een vage bekende uit het Statenkwartier.
‘Zo,’ zegt hij, ‘ik ben weer het mannetje.’
Hij kijkt haar aan.
‘En jij het vrouwtje, je ziet er prachtig, schat… als ik denk aan later op de avond…’
‘Jaja, kom nou maar mee.’
In de terminal wordt de burgemeester getrakteerd op een flitsend programma vol zang, dans en scherts. Er is een blik BH’s opengetrokken, die allen verklaren dat ze nog nimmer zo’n goede burgervader hebben meegemaakt.
‘Heel Den Haag is er,’ zegt Elisabeth.
‘Ik heb nou niet de indruk dat de Schilderswijk is leeggelopen,’ zegt Marco.
Ze worden staande gehouden door vrienden van haar ouders.
‘Oh, dus jíj bent Marco.’
Ze kijken hem aan alsof hij een nieuw ontdekte diersoort is. Hij grijnst en geeft ze een knipoog waar mevrouw licht van terugdeinst.
‘Ach schatje! Elisabeth!’ klinkt het dan, ‘en kijk, Marco! wat ben je mooi!’
‘Ik heb je nog nooit zo verbijsterd gezien, Eus,’ zegt hij tegen zijn schoonmoeder.
Die knikt met een geknepen grijns in de richting van mevrouw en meneer. Het is toch zo’n malle jongen, maar we zijn dol op hem.
Ook de burgemeester heeft hen in de gaten. Hartelijk omhelst hij Elisabeth en ook Marco ontvangt een onverwachte hug. Elisabeth hoort het woord ‘fonteintje’ vallen en denkt aan de Eerste Kerst met Marco bij haar thuis.
Alle protocollen konden worden opgeborgen, ze had zelfs haar vader na jaren weer eens horen lachen. Dat Marco ‘eet smakelijk’ zei en over ‘het toilet’ sprak werd hem niet euvel geduid. Dat toilet raakte trouwens verstopt. Hij trok zijn jasje uit en fixte de zaak na de knipogende diagnose: ‘Nog nooit een huis gezien met zoveel kak.’

Schaats-zen (23-2-17)

Iedere twee weken schrijft Marcel Verreck een sportcolumn in Den Haag Centraal.

Wat jammer, het schaatsseizoen is al weer bijna verleden tijd. Voorbij die heerlijke weekenden waarop de publieke radio- en televisiezenders worden schoongeveegd van belachelijke actualiteiten en ander verontrustend wereldnieuws om ruim baan te geven aan de oranje zegetochten van onze hardrijders.
Een aantal jaren geleden heb ik in een ander periodiek een pleidooi gehouden voor nog meer schaatsen op buis en radio. Ik wees daarbij op het belang van veel human interest-reportages over de schaatsers en een grotere rol voor de schaatsanalisten. Ook de tussenkomst van storende andere programma’s werd gehekeld. Citaat: ‘Je zit met je meeschrijfschema’s op schoot, zodadelijk komt de 10.000 meter-rit tussen Trekke Treksma en Geurt Olde Keutel, onwijs belangrijk voor de strijd om de elfde plaats, en dan komt opeens het Journaal. Met allerlei nieuws dat niet over schaatsen gaat. Nou ja! En ook nog het weer. Alsof dat belangrijk is, we zitten toch in een hal.’
U begrijpt, hier was ironie in het spel. Anno 2017 is de situatie nog steeds hetzelfde. Alleen zijn de wereld en ikzelf veranderd. Momenteel kan de rituele zelfbevrediging van de Schaatsgodsdienst mij niet lang genoeg duren.
Zo’n stotteraar als commentator Eh… Eh… Er…ben W-W-Wennemars lijkt op het eerste gehoor een enorme aanwinst voor het eindeloos platwalsen van het schaatsnieuws. Maar omdat hij net zo snel praat als hij ooit schaatste, wordt zijn gestotter geneutraliseerd, zodat hij netto net zo veel tijd in beslag neemt met zijn cliché’s en open deuren als de andere experts.
Tijd om in slaap te vallen, normaliter een van de bijvangsten van een weekendje schaatsenkijken, is er door Erbens opgewonden interventies niet. Er hoeft maar één van de schaatsrobotten tweetiende van het geprogrammeerde schema af te wijken of Erben bereikt een graad der hysterie die hem ongetwijfeld op termijn de Theo Koomen-award voor georkestreerd tumult zal bezorgen.
Natuurlijk, het geluid kan uit, maar ja, dan mis je klassieke uitspraken als: ‘Nou moet-ie toch harder’ en ‘Als ze eerste wil worden, dan moet ze toch voorbij de anderen.’
U denkt nog steeds dat ik een schaatscynicus ben? Toch niet. Kome er nog meer schaatsen! Want ook ik ben een verwarde Nederlander. Ook ik wil even weg uit die leipe wereld vol maffe presidenten, nepnieuws, oorlogsdreiging en aanhoudend verliezingsgekrakeel.
Laat ik het schaats-zen noemen: dat heerlijke, saai-Hollandse geploeter, met enthousiast publiek en bijna altijd een Nederlandse winnaar. Soms is geluk nog steeds heel gewoon.

Het Zesde Haags Boekenballetje-gedicht (2017)

Tijdens de muzikale talkshow van Verreck & Pleijsier op zondag 19 februari 2017 in Theater Dakota, vond, zoals te doen gebruikelijk clandestien, het (inmiddels zesde) Haags Boekballetje plaats. Verraste doch willige toeschouwers leverden in totaal 31 woorden in en daarvan fabriceer ik traditiegetrouw het Haags Boekenballetje-gedicht. De opdracht van dit jaar luidde: geef een woord voor de toekomst.

De volgende woorden, alfabetisch gerangschikt, heb ik weten te ontcijferen:

‘de ballen’
ballen
blijven geloven
brak
chaos
compassie
emo
feestje
gaten
gelukkig
glijvlucht
groots in aktie
hartstocht
in de ballengoot
kikkerdril
kritisch denken
lente
leporello
leven
liefde
melkweg
met elkaar weer zingen & dansen
nieuw tijdsperk kinderen
positief toch
schoensmeer
speurhond
vegan
vertrouwen (2x)
vrede (2x)

Voorafgegaan door een intro mijnerzijds volgt hier:

Het Haags Boekenballetje-gedicht 2017:
(de ingezamelde woorden zijn vet gemaakt)

De wereld is een bowlingbaan
Hoe gaan de ballen rollen?
Kletsen ze er tegen aan?
Of gaan ze dronken tollen?
Welke strike wordt ons geleverd
Hoe vallen straks de kegels?
En gaat het nog wel om het spel
Of enkel om de pegels?

Dus werp een bal, een bal een woord
Ik kijk en dicht, u wordt gehoord

De ballen komen groots in aktie, met hartstocht in een glijvlucht
Positief toch? Met vertrouwen, liefde, vrede, geen gezucht
En compassie, lente, leven: een feestje vol met kansen
De toekomst oogt gelukkig: met elkaar weer zingen & dansen

Een melkweg van vertrouwen, maar waar is het kritisch denken?
Gaat een speurhond naar de chaos toch deze vrede krenken?
En vindt hij in de ballengoot verschrikkelijke gaten?
Een kikkerdril van woede als schoensmeer op gelaten?

Zo’n leporello van ellende lijkt haast niet te verhinderen
Maar dan is er de emo van de nieuw tijdsperk kinderen
Die niet tegen zijn, soms vegan zijn, maar nooit brak met zijn allen
En in de toekomst blijven geloven. Want wie sombert hoort: ‘de ballen!’

Marcel Verreck

‘Het wordt hier een paradijsje’ (16-2-17)

De bewoners en medewerkers van het in 2015 gesloopte complex De Vloek in Scheveningen knappen in Moerwijk een leegstaand schoolgebouw op. In het voorjaar gaat hier ook het veganistisch restaurant Water en Brood weer open. (Artikel in Den Haag Centraal)

‘Als je de deur snel dicht doet,’ zegt Jonne Praat, ‘dan doe ik de houtkachel aan.’ Hij was kok van veganistisch restaurant ‘Water en Brood’, een van de attracties van ‘De Vloek,’ het met veel vertoon ontruimde en gesloopte complex aan de havenmonding. Alsof men bang was voor een wonderbaarlijke herrijzenis is daar in ijltempo het nieuwe nautische centrum uit de grond gestampt. Borden geven aan dat er nog voldoende kantoorruimte te huur is.
De bewoners en medewerkers van ‘De Vloek’ zijn inmiddels ook al weer anderhalf jaar verder. Ze kregen de sleutel van Beatrijsstraat 12, een verlaten en tamelijk verwaarloosde middelbare school, die, ondanks de heersende koude, bruist van de activiteiten.
De bewoners hebben voor tien jaar om niet een gebruikersovereenkomst met een mogelijkheid tot een verlenging van vijf jaar. Wel wordt van de bewoners van de gebruikers verwacht dat ze het pand opknappen.
‘Het heeft elf maanden geduurd voordat we een gasmeter kregen,’ vertelt Jonne, ‘die is er net.’ Nu kunnen ook de leidingen worden doorgetrokken, zodat de keuken kan worden afgebouwd.
‘Water en Brood’ verwacht in het voorjaar de deuren weer te openen. Het Moerwijkse complex is met een fijn ironisch oog voor de geschiedenis van zowel het gebouw als de huidige gebruikers omgedoopt in ‘De Samenscholing.’
Inmiddels is er onder meer een geheel geisoleerde oefenruimte voor bandjes gehuisvest, alsmede een houtbewerker, een fietsenwerkplaats en een imker (met nu nog dommelende bijen).
Contacten met de buurt zijn er volop. Eens per maand is er een ‘repaircafé’ en de weggeefwinkel (elke zaterdag vanaf 14.00 uur geopend) ‘loopt als een trein’. Die ziet er ook prachtig uit, op karakteristieke wijze versierd met de kreet ‘kijken, halen, niet betalen.’ In de aula vinden we de overduidelijke sporen van het praktisch idealisme van de ‘samenscholers’: een hele lading ingezamelde kleding wacht op transport naar de Griekse vluchtelingenkampen. Drie zeecontainers zijn al verscheept.
Nu de komst van het gas aanstaande is, zal ‘Water en Brood’ in de nieuwe, grotere ruimte vlakbij de ingang herleven. De trouwe schare vaste klanten, tuk op heerlijk veganistisch eten voor een zeer sociaal bedrag, gaat niet teleurgesteld worden. Dat blijft namelijk hetzelfde, maar door de combinatie met de andere omgeving zal er toch veel nieuw zijn.
Kok Jonne heeft de afgelopen tijd zijn culinaire blik verruimd: ‘Ik werk nu bij de lunchroom van ‘Pluk’ in Loosduinen. Door hun pluktuin leer ik meer over kruiden en andere gewassen. Ook word ik gedwongen mij nader te oriënteren op zoete gerechten, hartstikke leuk.’
Jonne staat te popelen om te beginnen, hij heeft het koken gemist. ‘Maar ik heb nu wel meer tijd gehad om thuis allerlei gerechten uit te proberen.’ Zijn optimisme is kenmerkend voor de enorme werkdrift en het organisatievermogen dat in ‘De Samenscholing’ wordt tentoongespreid: ‘Het einde van ‘De Vloek’ was voor iedereen een enorme klap, wat je al die jaren hebt opgebouwd is opeens weg. Mensen moesten andere huisvesting en baantjes zoeken. Nu wordt hier door zo’n twintig man ’s avonds en in het weekend keihard gewerkt.’
Met een dikke trui aan, maar lachend, voorziet hij een zonnige toekomst: ‘We bouwen een kas en er komt een mooie tuin met terras. Het wordt hier een paradijsje.’

Baardkracht (9-2-17)

Iedere twee weken schrijft Marcel Verreck een sportcolumn in Den Haag Centraal.

Hij had een baard! Een volle bos haar plakte aan zijn kin. Met allerhande lichaamssappen gevuld, want het was zomer en hij had zojuist een bergetappe in de Tour de France gewonnen. Zijn naam was Simon Geschke en hij kwam uit Duitsland. Nu komen daar meer mensen met afwijkend haargedrag vandaan, maar dit was een goede jongen en die baard maakte hem sympathiek. Hij oogde als een anarchist in de gladste aller sporten. Wielrenners, beducht op infecties na een valpartij, scheren namelijk zowat al het zichtbare haar weg. Misschien ook het onzichtbare, maar ik heb dat schandaalboek van Thomas Dekker (what’s in a name?) niet gelezen.
De baard, vast attribuut van mannen met hoeden op zeer oude foto’s, beleeft de afgelopen jaren een merkwaardige comeback. Zou het komen door de bebaarde wildemannen uit het Midden-Oosten, die wij van repliek willen dienen? Zelfs onze Staatssecretaris Tegen Vluchtelingen Verkeer, kort geleden tot Slimste Mens van Nederland gekroond, liet zijn baard staan. Waarschijnlijk om getraumatiseerde vluchtelingen van Isis-geweld duidelijk te maken dat het hier niet veel beter is.
Ik ben de afgelopen jaren regelmatig van de bank van het lachen gerold als er plotseling een tv-correspondent, sportpresentator of zelfs een bevriende cabaretier met het schaamhaar op zijn kaken op de buis verscheen.
Jong en hip heeft sikjes en snorretjes, maar hoe kansarm zijn deze haarstatements van de grijzende medemens. Nou ja, die mens is een kuddedier en veel van die hoefdieren hebben vreemde gelaatsbeharing.
Zelf heb ik ook tweemaal een baard gedragen, de foto’s daarvan zijn zorgvuldig opgeborgen om ze in het geval van ingebeeld casanovaschap af en toe ter relativering te bestuderen.
De meeste sporten zijn nog baardloos, behalve dan de voetbalsport, maar dat is een commercieel vehikel vol trendy behaarde pionnen. In de atletiek gaat het al jaren gladjes, met uitzondering van wat Oostblokdames in de jaren zeventig en tachtig.
Die harigheid zit, lijkt mij, bij het leveren van topprestaties toch ook in de weg. Wat is de toegevoegde waarde van de sportbaard? Worstelaars en boksers zie je zelden met gezichtsbeharing, voor je het weet word je aan je sik door de ring geslingerd. Maar bij andere ruige, keiharde sporten als rugby, ultimate frisbee en dameshandbal lijkt de intimiderende werking van een kop vol haar wél vaak doorslaggevend te zijn: hairpower! Misschien is het verhaal van de bijbelse krachtfiguur Samson (niet de kale Diederik) toch geen mop met een baard.

Haagse liefde (2): Kappen (2-2-17)

Marcel Verreck bericht in Den Haag Centraal regelmatig over het wel en wee van Elisabeth en Marco, een ‘gemengd’ Haags stel: de een van het zand, de ander van het veen.

Zaterdagmiddag, Elisabeth is zojuist het appartement aan het Valkenbosplein binnengekomen. Marco leest de Voetbal International.
‘Waarom zeg je niets van mijn haar?’ zegt Elisabeth.
‘Prachtig haar,’ zegt Marco, zonder van zijn blad op te kijken.
‘Je kijkt er niet eens naar!’
‘Ik durf er niet naar te kijken, ik wil het niet beschadigen. Ik heb wat van die tubes zie liggen in de badkamer, daar kan ik een seizoenskaart voor ADO van kopen, zo lang dat nog bestaat…’
‘Ik verzorg mezelf graag goed.’
‘Je bent jong en mooi, daar heb je al die siliconenkit toch niet voor nodig. Wat heb je nou neer gelegd bij die knipartiest?’
‘Dat zeg ik niet.’
‘Je wordt rood, wat is er?’
Opeens zit Elisabeth te huilen.
‘Ik moest 250 euro afrekenen.’
‘Krijg nou …’
Marco slikt het woord nog net in.
‘Twee en een halve meier! Wat heb je laten doen? Brazilian Wax?’
‘Wil je niet schreeuwen?’ snikt Elisabeth.
Hij staat op, legt zijn armen om haar heen en kust haar haren.
‘Kijk nou uit!’ roept ze.
‘Maar waarom moet je huilen?’ vraagt Marco.
‘Ik ben geschrokken van het bedrag,’ hikt Elisabeth, ‘ik laat altijd min of meer hetzelfde doen, maar nu was het opeens 100 euro duurder. Ik voel me belazerd.’
‘Wat smeren ze dan in je haar?’
Er zit eyeliner op haar wangen.
‘Ja, hele dure produkten, maar van alles een beetje, ik denk dat ze nu opeens alles doorberekenen.’
‘Dat is lekker,’ zegt Marco, ‘dus als ik een CV-ventilator vervang, dan moet ik gelijk een hele installatie rekenen. Is dat die ballentent in Voorburg?’
‘Nee,’ zegt Elisabeth, ‘je gaat er niet heen.’
‘Natuurlijk niet, schatje,’ zegt Marco, ‘het is jouw zaak. Maar ik zou er niet meer heen gaan.’
‘Dat ben ik ook niet van plan,’ zegt Elisabeth.
‘Kom hier, dan kus ik je wangen schoon.’
‘Hou op, rare man.’

Twee dagen later. Elisabeth zit met een glas wijn aan de gedekte tafel. Marco opent zwierig de deur. ‘Sorry, liefje, had je mijn app gehad?’
Ze knikt met dunne lippen en laat zijn liefkozingen stoïcijns over zich heen komen.
‘Wat was er zo belangrijk dat je mij en mijn coq-au-vin moest laten wachten?’
‘Welke kok? Nee joh, je raadt nooit waar ik geweest ben?’
‘Zeg het maar.’
‘Bij dat knappe kappertje van jou, ze hadden een probleempje met de standleiding.’
‘En toen hebben ze jou gebeld?’
‘Nou dat niet direct, maar je weet, ik ben een vakman, ik ruik het als er problemen dreigen.’
‘Wat heb jij gedaan, Marco Veenstra?’
Elisabeth is rechtop gaan zitten.
‘Ik heb hulp verleend, Elisabeth van ‘t Zandt’ zegt Marco, ‘ik had geen seconde later moeten komen.’
Ze kijkt hem streng aan, hij trekt zijn wenkbrauwen op.
‘Er is geen standleiding of er mankeert wel iets aan. Dat meisje dat me binnenliet vertrouwde me meteen.’
‘Marco!’
‘Ja, er kan een hoop fout gaan met zo’n standleiding, en voor je het weet dobberen al die dure tubes tussen de drolletjes…’
Elisabeth opent haar mond.
‘Het begin hier te tochten, schatje,’ zegt Marco, ‘ik zou die standleiding van jou maar even afsluiten. Anders wordt het net zo’n bende als bij Huize De Gouden Schaar. Want daar kwam opeens een stukje van die leiding los… tijdens mijn controlewerkzaamheden.’
‘Nee…!’
‘Ja hoor, de offerte is al gemaakt, daar kan je drie jaar je haar voor laten knippen. Maar ik zou daar niet meer langsgaan als ik jou was. Zo’n luchie blijft toch een tijdje hangen…’
De coq-au-vin, die even later door Elisabeth op tafel wordt gezet, smaakt verrukkelijk.

Denksport (26-1-17)

Iedere twee weken schrijft Marcel Verreck een sportcolumn in Den Haag Centraal.

Alle sporten zijn in principe denksporten. Zelfs voor hardhollen en paalwerpen is hersenactiviteit vereist. Natuurlijk, er zijn ook gekken die aan skispringen doen of hurling, een gestyleerde vorm van onthoofden waar ze in het kalifaat nog een puntje aan kunnen zuigen. Ook die sportbeoefenaars schijnen hun hersenen te gebruiken, al valt daar niet veel van te merken.
We leven in het jaar 1 na JC, hoe droevig dat ook is, maar Hij heeft ons ook het besef nagelaten dat voetbal een denksport is. De kleine Cruijff, op jonge leeftijd technisch volmaakt, is zich daarna voltijds op de taktiek gaan storten.
De voetbalvaardigheid van spelers wordt voorzichtigheidshalve voetbalintelligentie genoemd. De activiteiten van de topspelers worden hiermee herleid tot een soort boerenslimheid, zodat er een verklaring is voor het feit dat hun taalvaardigheid (altijd gelinkt aan intelligentie) doorgaans ernstig achterblijft. Een voetballer die in volzinnen zonder cliché’s spreekt, wordt vreemd aangekeken. Het fenomeen Jan Mulder is de uitzondering die de regel bevestigt, maar wie kan zich nu zijn voetbalheldendaden nog herinneren?
Het ultieme Nederlandse voetbal, het Orange Clockwork van 1974, was een projectie van het raderwerk dat zich in het hoofd van Johan Cruijff bevond. Die onnavolgbaarheid is daarna nog vaak opgedoken in zijn taaluitingen. Wat moet die man een hoofd vol shortcuts gehad hebben, zijn woorden konden het meestal niet bijbenen.
Daarom verbaast het me niets dat deze Verlosser bekend stond als een fervent kruiswoordpuzzelaar. Een Oplosser dus. Als de chaos toeneemt, is het fijn om te vertoeven in een beheersbaar universum. Ook ik puzzel de laatste tijd vaak.
Evenzeer houd ik van de afwas, die puzzel van serviesgoed op het aanrecht. Een overzichtelijk karweitje, waarbij je aanrecht én hoofd leeg kan maken. Toen ik een huis met een vaatwasser betrok, vreesde ik dat te gaan missen. Welnee!
Komen we nu toe aan de ‘zuivere’ denksporten, want daar gebeuren revolutionaire dingen. Computer Deep Blue versloeg Gary Kasparov jaren geleden al, nu is ook de code van het bordspel Go gekraakt.
Tijd dus om de menselijke spelers op te pimpen met wat showappeal: schakers en dammers spelen in Ridderzaal en Kuip! Oppernerd Magnus Carlson is zelfs fotomodel. Nog spectaculairder is het uiterst nivellerende schaakboksen, waarbij afwisselend gemat en mat gezet wordt. Ik kijk uit naar het voetbaldammen: bokje over en weg tegenstander! Of schaatszwemmen: zo hier en daar al te zien op dun beijsde sloten. Geen echte denksport.

‘Een eeuw Bomenbuurt’ vol sprekende details (19-1-17)

In het onvolprezen televisieprogramma ‘Onzichtbaar Nederland’ was onlangs een glimp van de Haagse Bomenbuurt te zien. Het litteken van de Atlantikwall werd in beeld gebracht. Voor wie dat te snel ging is ‘Een eeuw Bomenbuurt’ een aanrader, een uitgave van de bewonersvereniging ter gelegenheid van het eeuwfeest, dat in 2016 grootscheeps is gevierd.
Een uitgebreide redactie heeft een rijk boek over deze typische Haagse woonwijk op het randje van het zand samengesteld. De nostalgisch-chauvinistische inborst van de Hagenaar heeft in de loop der tijd gezorgd voor een imposante hoeveelheid geschriften over onze stad. Details worden niet geschuwd, zo is er bijvoorbeeld een boek over villawijk Het Klattepark, waarin elk huis een eigen monografie heeft.
De samenstellers van ‘Een eeuw Bomenbuurt’ hebben oog voor de sprékende details, sporen die iets vertellen over de geschiedenis en de aard van de wijk. Ooit afgegraven duingebied met de boerderijen Hanenburg en Kranenburg. Dan de komst van Rademaker’s hopjesfabriek naar de Laan van Meerdervoort, waar begin vorige eeuw façades van fin de siècle woonhuizen werden opgetrokken, allemaal met een eigen karakter en vaak ook met een torentje. We kunnen ons nog steeds aan dit moois vergapen.
Daarna volgde de achterliggende buurt, naar het evangelie van Berlage met veel pleinen en plantsoenen, korte en diagonaal lopende straten vol karakteristieke portiekwoningen.
Fahrenheitstraat en Thomsonlaan werden veelzijdige winkelstraten, in het monumentale West-End Theater en de aanpalende Galerij was alom vertier. Kracht van dit boek is zeker ook het tevoorschijn toveren van de inmiddels ‘onzichtbare’ Bomenbuurt, door middel van illustraties en getuigenissen. Zo is boven de smoezelige verlaagde plafonds van supermarkt PLUS het dak van het voormalige theater gefotografeerd. De inwoners komen ruim aan bod, met vrolijke en droevige verhalen. De oorlog zorgde voor groot leed, een deel van de wijk werd afgebroken.
Banaan- en Palmboomstraat vinden we bijvoorbeeld niet meer op de plattegrond, daar loopt nu de Segbroeklaan. Dat waren klimaattechnisch ook lastige straten geweest voor het oorspronkelijke plan om in elke straat alleen de bijbehorende bomen te planten.
Dit mooi vormgegeven kaleidoscopische boek vol lekkere ‘hapjes’ biedt ook hoofdstukken over de vele kunstenaars die de wijk bevolkten, het rijkgeschakeerde amusement, het groen, de markante scholen en de beroemde inwoners. De beroemdste woonde op de Beeklaan. Daar overtuigde de oude Willem Drees – premier van 1948 tot 1958 – na de oorlog door zijn grote soberheid (gevolg van zijn maagkwaal!) zijn Amerikaanse gasten van de welbesteedheid van het Marshallplan. Ergo: de naoorlogse welvaart is begonnen in de Bomenbuurt!

Een eeuw Bomenbuurt, uitgave: SBOB. 100 bladzijden, € 10,00. Belangstellenden kunnen zich aanmelden op: bomenbuurt.100jaar@gmail.com