Auteursarchief: Marcel Verreck

PLAATS (159): Het Veur Theater

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Het Veur Theater is een warme, gastvrije plek aan de Damlaan in hartje Leidschendam. Een voormalig kerkje, nu het toneel van de predikers van deze tijd, de cabaretiers en de zangers. Hier begint vanavond de veldtocht, die Sjaak Bral ieder jaar in de herfst onderneemt. Voor de twintigste keer op rij presenteert hij zijn oudejaarsconférence.
Teksten en liedjes mogen zo hier en daar in conceptuele staat verkeren, hard gelachen wordt er. Ook mislukkinkjes leiden tot hilariteit, dat is aan Sjaak wel toevertrouwd. Vanaf nu zal de show in razend tempo groeien, gekruid door de actueelste actualiteit. De zaal zit nokkievol, het publiek is trouw en gul.
Enige tijd geleden leek dit theater ten prooi te vallen aan gemeentelijke bezuinigingen, maar ze hebben doorgezet met een goed programma en enthousiaste mensen.
Cultureel ondernemerschap optima forma, een prestatie die ongetwijfeld misbruikt zal worden door politieke kunstbeulen als legitimatie om glimlachend te blijven korten op essentiële zaken als kunst en cultuur. Het theater is een plek waar de fantasie geprikkeld en ontwikkeld wordt. De verbeelding die de mens in iedere toekomst hard nodig heeft.
De werkelijkheid volgt immers vanzelf en overtreft regelmatig de meest bizarre verzinselen der poëten en dramaschrijvers. Maar genoeg over Donald Trump. Een veel mooier complot dan alle politieke samenzweringen is het verbond dat artiest en publiek smeden in de geconcentreerde periode dat zij elkaar treffen. Met z’n honderdenenen in een klein zaaltje, iedereen gemotiveerd om er iets moois van te maken.
Ook theater Dakota aan de Zuidlarenstraat heeft die kwaliteit. Ze hebben er behalve een prachtige theaterzaal ook een knus filmhuis met uitstekende films. Ik zag er Tonio, de verfilming van Adri van der Heijdens requiem voor zijn zoon. Weergaloos. Toen het licht aanging zaten mijn medekijkers vastgenageld aan hun stoelen. Met enig horten en stoten hernam het leven zijn loop.
Een dag later belandde ik er aan de andere kant van het spectrum. Ze draaiden de Beatles-documentaire ‘Eight Days A Week,’ een film waar je wel vrolijk van moet worden. Wat een energie, wat een talent, wat een blijheid, wat een muziek. Een schitterend medicijn tegen de herfst, het verdriet, het wereldleed, toen en nu.
De film laat zien dat The Fab Four uiteindelijk te groot werden om nog veilig voor publiek te kunnen spelen. Maar hun genie was in kleine keldertjes gekweekt.

PLAATS (158): De bomen bij het Catshuis

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Het is zo’n ontzettend mooie herfstdag dat ik wel op de fiets móet stappen om naar Park Sorghvliet te gaan. Ter hoogte van het Catshuis is het fietspad gebarricadeerd. Er staan schermen langs de weg. Reguliere protesten tegen het kabinetsbeleid? Er zijn vooralsnog geen ME’ers zichtbaar, wel enige verkeersregelaars. Dan zie ik de lijken. Opgestapeld in het plantsoen, klaar om in mootjes gehakt te worden. Natuurlijk, de populierenstrijd. Een verloren strijd, het was te verwachten. Vanuit het nabijgelegen Catshuis zijn recent al veel sloopwerkzaamheden gecoördineerd.
In Den Haag heeft iedere boom een eigen actiecomité, ook al kreunt en steunt de houten vriend van verrotting en ouderdom. Populierisme? Een boom is een imposant wezen. En bij een bejaard exemplaar denk je toch ook vaak: wat heeft hij allemaal gezien? Hoe zijn de woelingen van de tijd aan zijn stam voorbijgetrokken?
Dat dacht ik soms ook bij mijn grootouders, die inmiddels meer dan eeuw geleden geboren werden. Ze leefden om en nabij de tachtig jaar. Wereldoorlogen, van armoede naar welvaart, de technologische revolutie.
Ik ben van 1960 en vertel inmiddels zelf regelmatig aan jongere mensen wat ik nog voor antieke fenomenen heb meegemaakt. Zo kwam bij ons in de Van Weede van Dijkveldstraat de melkboer aan de deur. Ik zie nog zijn vriendelijke hondengezicht, boven het blauwgrijze uniform dat hij droeg. En zijn pet. Die hij gelukkig altijd op had, want een licht verwarde buurvrouw met een vlammetje in de pan flikkerde ooit in paniek het fikkende voedsel uit het raam. Op die pet.
De lorrenman, die kwam ook door onze straat. Hij riep iets onverstaanbaars, maar daardoor wist je dat hij het was. Soms pruttelde er een volgeladen karretje met hulpmotor voorbij, de tandarme bloemenventer galmde over zijn ‘grisantuh!’ en ‘azélié!’.
Wij hadden een kolenkachel, kindertjes, de ‘drietjes’ of de ‘viertjes’ werden in het kolenhok gestort. Daar schepten we ze met de kolenkit uit. Heerlijke warmte, ik lag graag voor de haard op het kussen te lezen, onze kat Pluis op mijn rug, de pootjes parmantig onder de borstkas gevouwen.
Lang hadden we geen televisie, uiteindelijk kocht mijn vader er één met deurtjes. Het boze oog werd nog even uit de protestant-christelijke huiskamers geweerd. Ook bezaten we een radiomeubel met platenspeler en wisselaar. Allemaal voorbij en weg. Er zullen vast weer nieuwe bomen geplant worden.

PLAATS(157): Washingtonplantsoen

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

We zijn langzamerhand in het stadium beland dat het helemaal niet meer uitmaakt wat voor verschrikkelijke dingen Donald Trump doet of zegt. Sterker nog, met zijn onbehouwen gedrag is hij de Opgestoken Middelvinger tegen het establishment die zijn kiezers graag zien. Al laat hij zijn broek zakken tijdens een debat en vergast hij Hilary ter plekke op een onwelriekend product in de categorie ‘Heel Amerika Bakt’, het zal hem bij zijn supporters tot een nog grotere held maken.
De nieuwsindustrie veert bij elke wandaad van Trump verheugd op en verkondigt tevergeefs dat hij het weer te bont heeft gemaakt. Het kan de media trouwens niet bont genoeg zijn, want een presidentsrace is de meest lucratieve sportwedstrijd denkbaar.
Ook in Nederland is men tippelzinnig van het Amerikaanse circus. Grijnzend en met een nauwelijks binnenbroeks gebleven erectie kondigt Twan Huys het zoveelste item aan over het modderworstelen tussen Donald en Hilary. Twan heeft de tijd van zijn leven, het is net alsof hij weer in New York zit. Het andere nieuws is corvee.
Ondertussen begint Donald Trump, toch geboetseerd uit een aantal weerzinwekkende Amerikaanse cliché’s, de allure van een anarchist te krijgen. De haat tegen Washington zit zo diep, dat steeds meer maatschappelijk teleurgestelden masochistisch achter een man aan rennen die hen ten diepste beschimpt, veracht en indien nodig ook zal oplichten.
Het verlangen naar een vent met een grote bek is groot, ach dat hebben we indertijd ook met Pim Fortuyn gezien. Laten we die trouwens niet tekort doen, want dat was nog een idealist. Het idealisme van Trump is wat korter te omschrijven: het eigenbelang.
Iedere dag klinken in de media de vertrouwde gilletjes: ‘Dat kan hij toch niet maken!’ of ‘Dit is de nekslag.’ Ze zouden beter moeten weten. Wat Donald Trump zo af en toe over vrouwen zegt is geen Chinees voor de meeste inwoners van het grootste land ter wereld. Politici distancieren zich, journalisten veroordelen, het zal Trumps kiezers worst wezen. Die lezen dat soort kranten niet en die kijken naar heel andere dingen op televisie. Om de morele verontwaardiging lachen ze, het foei roepende establishment is hypocriet, verrot en grossiert zelf in (seks)schandalen.
Ik hoop natuurlijk dat deze Robin Hood-Trip van Trump geen presidentschap oplevert, maar de geest is wel uit de fles. Dat wordt nog lachen in maart. Bij ons. Met Dinges.

PLAATS (156): Ockenburgh

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Je moet niet overal wat achter willen zien, maar in het geval van Ockenburgh is dat wel het geval. Twee keer zelfs. Ik leg het uit. In mijn eerste Haagse periode had de naam Ockenburgh een tamelijk terminale klank. Als iemand die kant opging was dat definitief. Ook was er een crematorium waar de overledene nog een keer letterlijk de pijp uitging. Daar was ik ooit met mijn vader om afscheid te nemen van de kastelein van zijn geheime stamcafé. Veel Haags volk, ik hoorde iemand zeggen: ‘Hij hep altijd gezeg: doet mijn maar de oven in.’
In 2007 maakte ik mijn comeback in onze stad. Met mijn racefiets verkende ik onontgonnen Haagse gebieden. Dat heeft mijn zicht op Ockenburg verdiept. Achter het funerale complex bevond zich een landgoed met weelderige bosschages, wandelpaden, indrukwekkende bomen en een jaarlijkse rhodondendron-orgie. Fietsende van de Monsterseweg belandde je op een majestueuze oprijlaan, die bekroond werd door een op een heuveltje gelegen villa, genoemd naar het gebied. Die zag er lang vervallen uit, maar dat paste wel bij de sfeer. Inmiddels wist ik ook meer van de geschiedenis van deze plek en het nabijgelegen vliegveld dat een belangrijke rol speelde tijdens de slag om de Residentie in 1940. De oorlog die uiteindelijk het achtergelegen heuvellandschap zou opleveren, de Puinduinen. Spraakoefening één in de studie Haagse Taal- en Letterkunde. Ik ontdekte dat er een mooi duingebied schuilging achter het Ockenburghse, Solleveld, ongetwijfeld genoemd naar de beroemde Westlandse wielrenner Gerrit.
Villa Ockenburgh was een jeugdherberg geweest met een uitbouw achter het gebouw. Ik fietste er vaak langs, zag op een zeker moment hoe die uitbouw gesloopt werd en hoe er leven ontstond in de oude villa. Je kon er verpozen en dingen eten, maar er stond ook een restauratie op het menu. Die is nu in volle gang, steigers omarmen het gebouw en er worden zo hier en daar bijzondere vondsten gedaan.
Voor culinair vertier moet je ten tweede male iets achter Ockenburgh zoeken. Op de plek van de uitbouw is een kas verschenen, die als restaurant dienst doet. De naam ‘Kasserie’ zorgt voor lichte jeuk, maar ook die kan prettig zijn. Het is nog geen toevluchtsoord voor uit Kijkduin verbannen Pokémon-jagers, maar er is wel aantrekkelijk cultureel vermaak. Open Podium Ock. Vrijdag 7 oktober aanstaande. Ik ben er ook.

PLAATS(155): Benoordenhout

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Afgelopen zaterdagavond mocht ik in de Centrale Bieb deelnemen aan de Eerste Haagse Historie Quiz, georganiseerd rondom de lancering van het nieuwe ‘Haagse Historie Magazine.’ Hagenaars houden ongeneeslijk veel van hun stad en haar verleden, de zaal zat bomvol belangstellenden met een hoop geschiedenis. Met mede-‘prominenten’ Yvonne Keuls en Ferry Mingelen werd een eervolle vierde plaats in de wacht gesleept. De andere drie teams bestonden uit (oud-)wethouders, Omroep West-luisteraars en uiteindelijk winnende Posthoorn-lezers.
Een zeer geslaagde avond, maar bij mij doemde de vraag op: Zou ik beter zijn in de raadselen van het heden? Neem de duiding van de verontrustende berichten uit het Benoordenhout. Er is een matpartij geweest tussen kakkertjes van Maerlant en VCL. Wegens de sloop en herbouw van hun (en mijn) oude school zijn die laatsten neergestreken in het verlaten kasteel van het Aloysius College en zo de buurt binnengedrongen.
Wat is hier aan de hand? Moet nu ook Benoordenhout gesloopt worden en dreigt deze keurige wijk een no go area te worden? Een Facebook-vriendin had actiebeelden van de strijd geplaatst met de speelse titel: ‘Vechten dan poepjes’. Ooggetuigen verklaarden dat het wel een ‘eerlijk gevecht’ was geweest: ‘met de blote handen’. Druk een punt, jongens!
In mijn tijd als VCL’er werd er tijdens schoolfeesten ook wel eens geknokt wanneer bendes wilde Scheveningers de school invadeerden. Onze arme oude rector probeerde met een machteloze geste tevergeefs de strijd te beëindigen en strompelde daarna nog weken met een blauw oog door de school. Toen was senioriteit al niet meer wat het geweest was.
Wij streden regelmatig tegen andere scholen, maar dat was tijdens de Culturele Interlyceale en daar vloeide beduidend minder bloed bij. We wonnen trouwens altijd. Ha!
Maar wat leert deze Benoordenhoutse Tweekamp ons over de staat van het land? Onze toekomstige elite verlaagt zich tot ordinair knokken in de open lucht. Het instrument van de geest wordt genegeerd, de lucht zindert van het testosteron. Mij dunkt dat deze schooljeugd zich heeft laten inspireren door de taferelen op het Binnenhof. Tijdens de Algemene Beschouwingen was het straatvechten aan de orde van de dag. Schuimbekkend stond de fine fleur van de natie elkaar verbaal af te maken, ongetwijfeld in de zielige hoop op een paar zeteltjes meer bij de verkiezingen. Slopen maar! Ik voorspel dat ook het Binnenhof in 2020 een no go area zal zijn.

Marcel Verreck

PLAATS(154): Omroep West

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Lieve Debby,mc-1-2r1p0097

Wat een ongezellig gedoe bij Omroep West vorige week! Jij ging ontslag nemen omdat directeur Gerard Milo bovenop zijn riante jaarvergoeding een vette bonus kreeg. Een mooi statement. In deze tijden van schaarste bij de publieke omroep is het binnen hengelen van zo’n bonus geen vrolijk stemmend signaal. Dat jij daar stelling tegen nam, vond ik moedig en het bevestigde wat ik altijd al heb gedacht: je bent een lieve, warme vrouw, maar je weet wat je wilt.
We kennen elkaar natuurlijk ook, want ik ben in jouw ochtendprogramma ‘Debby en haar mannen’ een tijdje één van die mannen geweest. Compleet met foto op de website en ingelijst in de studio van Omroep West. Ik had zelfs een zendertje met mijn eigen naam erop. Het was een leuke tijd. De redactie kwam telkens met verrassende gasten. De ochtend was voorbij voor we het wisten.
In later jaren zag ik het programma nog weleens, dan zat je daar nog steeds monter, ondanks het feit dat die eeuwige bezuinigingen een stempel op de show drukten. Omroep West, en dat valt te prijzen, bleef jouw programma overeind houden, want stagiaires kunnen ook best veel.
Ik was dus trots op jou dat jij even niet de meest geliefde Venus van Milo durfde te zijn. Toen hoorde ik dat jouw idealistische actie ook een pragmatische kant had: je wilde zelf loonsverhoging. Omdat je wilde ‘doorgroeien’.
Lieve Debby, de VVD maakt gebruikt van slagers, knechten die het vuile werk opknappen en daarna beloond worden. Halbe Zeilstra beukte in op de cultuur, onze krullebol met steeds wisselende mitella Sander Dekker moet de publieke omroep slopen. Minder overheid, meer markt. Bij de regionale omroepen heb je veel mensen die er al lang werken. Dat is prima, ze doen waar ze geschikt voor zijn. Anderen zijn naar Hilversum gelokt of incasseren bij de commerciëlen het grote geld.
Lieve Debby, je hebt gelukkig je ontslag inmiddels ingetrokken, koester je plek bij West. Meer geld is er niet en alles is tijdelijk. Neem mij, ik bespeelde alle theaters van het land, columneerde jaren op de radio, was televisiepresentator met meer dan een miljoen kijkers en op een dag was ik niet meer nodig als sidekick op Omroep West. That’s life! Toch ben ik gelukkig. Tot snel!
Veel liefs,

Marcel

PLAATS(153): Parkeermeter

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Leve de vooruitgang! Ik heb de tijd meegemaakt dat je in de Amsterdamse Pijp geen betaald parkeren had. Toch raakte ik er regelmatig mijn auto kwijt. Ook níet definitief. Maar de ‘parkeerdruk’ werd te hoog en het uitmelken begon. Nu moet je dokken tot in de weilanden bij Uithoorn.
Terug in Den Haag maakte ik hetzelfde mee. Mijn Bomenbuurt werd beparkeermeterd. Als een lucratieve olievlek breidde het incasseergebied zich uit. Vreemd genoeg (maar wel fijn) bleef het Statenkwartier hier buiten, omdat – zo beweerden boze en afgunstige tongen – daar nogal wat beleidsmakers wonen.
Het betaald parkeren, dat wordt ons als bewoners telkens weer verzekerd, dient juist ons belang. We moeten het jaarlijkse bedragje er maar voor over hebben.
Wil er iemand op bezoek wil komen, dan is daar de bezoekerspas. Ook hiervoor moet wederom een overkomelijke som betaald worden, maar dan heb je ook wat. Je legt het pasje in de bezoekersauto en je belt om te activeren. Als je geregeld bezoek hebt, ben je halverwege het jaar door je tegoed heen. Wat overschiet van eerdere jaren mag je niet meenemen. In mijn geval kan het geregelde bezoek dan parkeren in de Vogelwijk, ook een gebied waar gelukkig nog geen meters staan. Zouden daar soms net als in het Statenkwartier hooggeplaatste mensen wonen die…? Welnee, weg met dat complotdenken.
Natuurlijk is alles voor verbetering vatbaar. Vanaf vorige week is er een nieuw systeem. Nu moet het kenteken van de bezoeker worden ingevoerd. Dat kan via internet, maar ik ben bezitter van een Mark Rutte-compatible Nokia.
Geen nood, het kan ook nog telefonisch. Het kenteken dient door middel van spraakherkenning te worden geregistreerd.
Nu beschouw ik mijzelf als een der best articulerende personen in Den Haag. Praten is een vitaal onderdeel van mijn beroep en ik hoef niet heel erg mijn best te doen om Algemeen Beschaafd Nederlands te spreken.
Het kenteken van mijn bezoekers bevatte onder meer de lettercombinatie DV. Die werd achtereenvolgens opgevangen als B(ernard) B(ernard), D(irk) B(ernard) en P(ieter) W(illem). Na drie keer waren mijn kansen voorbij en werd ik bedankt. Mijn gasten volhardden vervolgens in hun eigen financiering.
Dat wordt nog wat. In Den Haag worden minstens honderd talen gesproken dan wel variaties op het Nederlands. Zal ik het dan maar in het Haags proberen? Waarschijnlijk krijg ik dan ook te horen: N(ico) P(ieter)!

PLAATS(152): Atlantikwall

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Normandië. Zo ver is niet, je rijdt er in een halve dag heen. Dan begint het tijdreizen. Het historische haventje van Honfleur, de Franse schilders waren er, net als de toeristen nu, dol op. Ergens in de versteende straatjes huisde de romantische absurdist Eric Satie, die in zijn verstilde werken moeiteloos de sprong van heden naar verleden maakt. De gigantische totem van de hypermoderne Pont de Normandie over de breedste Seine ik ooit zag, kijkt neer op de oude stenen.
Nabij Caen wordt er nog een historische laag aan de vakantiepret toegevoegd. In het kustplaatsje Arromanches tingelt een draaimolentje, de terrassen (en de meeste toeristen) zijn gevuld en er dobberen badgasten in de Atlantische Oceaan. Maar bovenal zijn de restanten zichtbaar van de kunstmatige haven die hier in 1944 tijdens de invasie werd aangelegd.
Dit is de kust waar het allemaal gebeurde, de wending in de wereldgeschiedenis die voor ons zo goed heeft uitgepakt. De enorme omvang van de operatie, de harde strijd, de enorme verliezen, je zou elke onbekookte oorlogshitser een paar leerzame daagjes alhier gunnen.
De genietende vakantiegangers en de zacht glooiende heuvels in de stralende zon zorgen voor het dramatische contrast. Op de heenweg, tijdens een doorsteek in de buurt van de Somme, zag ik het toneel van een der gruwelijkste slagvelden uit de Eerste Wereldoorlog. In volle glorie met velden vol te oogsten gewas, hier en daar de kerkhoven en de gedenktekens, maar geen zon die ooit de schuld van deze plek weg kan branden.
Het Amerikaanse oorlogskerkhof aan de Normandische kust is hallucinerend. Duizenden witte kruizen op een perfect gazon. De zeewind wiegt de takken van de beschermende bomen. Doodse stilte, vaag het geruis van de blauwe eeuwigheid die aanrolt. Iets verder heb je Pointe du Hoc, gelegen op een steile rots waar onze bevrijders zich met heldenmoed naar boven hebben gevochten. Plaquettes tonen hun namen en soms hun foto’s.
In Bayeux vraag ik me af hoe lang de zwaarte van de strijd deze plekken nog blijft tekenen. Zeventig meter lang is het beroemde tapijt waarop de geschiedenis van Willem de Veroveraar als een stripverhaal avant la lettre is afgebeeld. De geborduurde oorlogsmisdaden uit de middeleeuwen doen nu bijna komisch aan.
Buiten wachten zon, drank en spijs. Je moet toch wat, op die schitterende mestvaalt van de geschiedenis.

PLAATS(151): Zuidlarenstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek

imgres-1We hebben Daan de Ligt verloren. Stijlvol poëet en voormalig stadsdichter van onze stad. Hij was ernstig ziek, maar liet met hoopvolle regelmaat van zich horen. Niet lang geleden ontving ik van hem een fijn bundeltje met handgeschreven gedichten. Want Daan kon, ook in de letterlijke betekenis van het woord, mooi schrijven.
Ik was een weekje weg geweest en vond een rouwkaart bij de post. Het handschrift was prachtig en verraadde de inhoud. Het zou me niet verbazen als hij de enveloppen zelf heeft beschreven, anders hebben zijn nabestaanden de kunst van het schoonschrijven geërfd.
Pas kort geleden ontdekte ik zijn werk, waarschijnlijk omdat ik lang in een zekere stad aan het IJ vertoefde. Ik werd onmiddellijk gegrepen door zijn humor, zelfspot, vormvastheid en zijn – ik kan het niet anders zeggen – precies juist gekozen woorden. Elk gedicht van Daan de Ligt staat als een huis, vaak moet ik bij het glimlachend lezen aan mijn vriend Driek van Wissen denken, die ons ook te vroeg verlaten heeft.
Eén keer heb ik Daan ontmoet, in de Zuidlarenstraat, waar hij in Theater Dakota een voorstelling van Paul Pleijsier en mijzelf bezocht. Zijn authentieke accent en zijn vriendelijkheid ontroerde me, er school iets zachts in hem en veel liefde voor het leven. Ik stel me voor dat er veel van hem gehouden is.
Bij een latere aflevering van ons programma, waarin we de poëzie alle ruimte wilden geven, hadden we hem uitgenodigd om te komen voorlezen. Dat was inmiddels te vermoeiend, maar hij vond het prima als ik een paar van zijn gedichten declameerde. Op ons verzoek werd de voordracht door enkele leden van het zeer enthousiaste publiek gefilmd (compleet met zwaaien naar de dichter) en die filmpjes heeft hij blijmoedig bekeken.
Daan heeft over alles wat los en vast zat in Den Haag gedicht, de bij onze stad behorende melancholie zat in hem verankerd, als ook die andere kerneigenschap van de Haagse mens: de onvergankelijke humor. Bijvoorbeeld in het gedicht ‘Marteling’ waarin de ik-persoon hoogst verontrustende geluiden waarneemt (gekrijs, gekreun… moord?). Maar nee:

Gelukkig viel het achteraf wel mee
Gewoon een potje damestennis op TV

Ergo: lees en herlees zijn werk. Laat zijn prachtige ‘ligt’ over onze wereld spelen.
Leve Daan!

PLAATS (150): Hendrik van Randwijkstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

images-1Deze week viel de acceptgirokaart van Vrij Nederland in de bus. Het schijnt dat deze zin twee anachronismen bevat. Zo’n acceptgirokaart is inmiddels vooral een aansporing tot digitaal betalen en Vrij Nederland… ach Vrij Nederland. Het lezersbestand is geslonken en nu gebiedt de tirannie van het profijt dat het maar een maandblad moet worden met ook nog iets digitaals en gedoe op forums. Het is mij droef te moede, maar ik ben dan ook het derde anachronisme in deze column.
Het zal bij boekhandel Paagman op onze Fred geweest zijn dat ik voor het eerst een Vrij Nederland in handen had. Dat lettertype, die kolommen, de zwart-wit foto’s, namen van beroemde journalisten, dit was de echte wereld. Je kreeg er een kleurenbijlage bij, die week over het Egypte van president Sadat. Ik zat in 6 VWO en wilde in Amsterdam gaan studeren en wonen. Vrij Nederland was mijn voorschot daarop. Met behulp van het CJP nam ik een abonnement dat tot op heden voortduurt.
Lang niet alles wat er in die 37 jaar door VN is geschreven heb ik kunnen lezen. De overvolle nummers lieten zich vaak nauwelijks door de brievenbus persen. Zelfs vakanties met drie weken regen volstonden niet om de opgestapelde VN’s weg te werken. Het kost mij nog steeds moeite om artikelen ongelezen te laten. Ik werd redacteur van het satirische studentenweekblad Propria Cures dat een zoetzure guerilla voerde tegen de grote broer, waarin oud-PC’ers als Renate Rubinstein, Piet Grijs, Joop van Tijn en Rinus Ferdinandusse publiceerden. Ook ík heb in Vrij Nederland gestaan, als beginner op een toepasselijke plek: in ‘De Blauw Geruite Kiel’, de onvolprezen kinderrubriek van Karel Eykman. Apetrots las ik mijn woorden, het was een gedichtje over een grootsteedse telefooncel met als slotregel: je zou er kunnen bellen/als er nog een telefoon zou zijn.
Mijn leven is verweven met Vrij Nederland, er zijn toppen en dalen geweest, maar ik ben het blad altijd trouw gebleven en lees het nog steeds met veel plezier. Wat moet ik doen? Ik ben een slechte afscheidnemer. En bovendien heb ik al zoveel verloren. Henk van Randwijk, oprichter en hoofdredacteur, geëerd met een straatje in Leidschendam, schreef de beroemde woorden: ‘Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen. Dan dooft het licht.’
Toch maar weer verlengen?