Iedere twee weken schrijft Marcel Verreck een sportcolumn in Den Haag Centraal.
Er werd aangebeld.
Twee keurige heren in de portiek. Functionarissen van een bedrijf of een ambtelijke organisatie, zo te zien. De een was kaal, de ander grijs en besnord.
‘Heren,’ sprak ik, ‘zegt u het maar.’
‘Ah, hij kan praten,’ zei de kale tegen de grijze.
‘En zo te zien ook lopen,’ zei de grijze.
‘Dat was het?’ vroeg ik.
‘Hij heeft humor,’ sprak de kale.
‘Ik denk dat we goed zitten,’ sprak de grijze
Of ze even binnen mochten komen.
‘Mag ik weten waar u voor komt?’ vroeg ik.
‘Mooi, hij is ook weerbaar,’ zei de kale.
‘Dan is hij onze man,’ sprak de grijze.
‘Heren,’ zei ik vriendelijk, ‘ik hoef geen nieuwe telecomprovider, gasleverancier of kunststof hang- en sluitwerk en goede doelen regel ik giraal.’
‘Perfect,’ sprak de kale, ‘wij komen voor iets heel anders.’
‘Komt u dan maar binnen,’ zei ik, ‘wilt u iets drinken?’
‘Maakt u zich daar geen zorgen over,’ sprak de grijze.
Hij haalde een fles champagne en drie glazen uit zijn tas.
‘Laten we eerst even gaan zitten,’ zei ik.
De heren kwamen ter zake. De kale man heette Gijs de Jong en de grijze snor Jean-Paul Decossaux. Ze bleken bestuursleden van de KNVB te zijn.
‘Kent u die organisatie?’ vroeg De Jong.
‘Uiteraard,’ sprak ik, ‘ik ben een enorme voetballiefhebber.’
‘Maar hopelijk toch niet een echte kenner?’ vroeg Decossaux.
‘Ach,’ zei ik, ‘we hebben 17 miljoen bondscoaches in Nederland.’
‘Oh ja?’ vroeg De Jong, ‘waar zijn die dan? We hebben nogal moeite om er één te vinden.’
‘Daarom zijn we zo blij met u,’ zei Decossaux grijnzend.
Hij maakte aanstalten om de fles champagne te openen.
‘Wacht even, JP,’ sprak De Jong, ‘laten we meneer … eh? …’
‘Verreck,’ zei, ‘Marcel Verreck.’
‘Goeie naam!’ riep Decossaux.
Hij begon aan de kurk te morrelen.
‘JP, laten we meneer Verrek eerst officieel vragen.’
Het was een opmerkelijk voorstel dat de heren mij deden.
‘Dus u wilt dat ik de nieuwe bondscoach wordt? Van Oranje? Van de grote jongens?’
‘Én van Wesley Sneijder,’ grinnikte Decossaux.
‘Nou niet helemaal,’ sprak De Jong, ‘u wordt niet onze bondscoach, maar onze bonscoach. Zonder d. Na de verwachte wanprestaties krijgt u de bons en kunnen wij blijven zitten.’
‘Het spijt me,’ zei ik.
Even later hoorde ik ze bij de buurvrouw aanbellen. En zojuist vernam ik dat de panda Wu Wen het Nederlands Elftal waarschijnlijk bij de eerstvolgende wedstrijd zal leiden.