Column

PLAATS (101): Tuin Gemeentemuseum

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Eén dezer dagen wordt de eeuwig jonge Paul van Vliet tachtig jaar en dit verbijsterende feit wordt uitgebreid gevierd met hommages en een tentoonstelling in de Centrale Bibliotheek. De titel luidt ‘Zijn optocht door de tijd’ en verwijst naar zijn iconische song ‘Ik ben zo vaak opnieuw begonnen.’ Ook een regel die Paul telkens waarmaakt, binnenkort staat hij weer in de Schouwburg met een nieuw programma. Hij is tenslotte pas tachtig.
Een groot deel van die optocht heb ik mogen meelopen, de grappen en liederen van Paul stoffeerden mede mijn jeugd in onze stad aan zee. Een rusteloze ziel, maar geen schreeuwer, bahalve natuurlijk als Majoor Kees, maar die was dan ook volslagen belachelijk.
Veel en vaak heb ik om Paul moeten lachen, maar het fundament van zijn oeuvre vormt een ijzersterk verwoorde melancholie, die in alliantie met een uit de puinhopen van Bezuidenhout meegenomen vooruitgangsgeloof de rijkheid van de menselijke tragi-komedie bezingt.
En die uiteindelijk optilt, door een lach en een traan, de troostende kracht van het goed gekozen beeld en de feilloos geplaatste grap. Paul van Vliet is een van onze grootste medicijnmannen. Niet alleen heeft hij volksstammen een avond laten zien hoe geweldig het leven kan zijn, hij is ook voor UNICEF door de wereld getrokken om de meest kwetsbare mensen, de kinderen, te helpen. Dat blijft altijd nodig, zeker nu onze mediterrane strandkiekjes er zo heel anders uit beginnen te zien en de paniekerende regeringen ontmenselijkte woorden als ‘quotering’ en ‘logistiek’ in de mond nemen.
Aldus mijmerend wandelde ik deze week door het Statenkwartier waar míjn optocht door de tijd ooit langstrok. Zoals altijd belandde ik uiteindelijk in mijn voormalige step- en voetbalgebied, de tuin van het Gemeentemuseum. In deze omgeving wordt alles kunst, de perken, de lichtbakken, het onnavolgbare gebouw, de passanten, zelfs het vluchtige uitspansel boven het terras van Brasserie Berlage.
Daar, in de tuin met de pergola, trof ik tussen de vaste bronzen plastieken, een tijdelijke expositie van sculpturen aan. Mij trof in het bijzonder de ‘Rijzende Reus’ van Albert Dekking. Een zestal lichaamsdelen, linkervoet, twee knieën, schouder, rechterhand en hoofd, waren zo op het gras gerangschikt dat je er een onder de aarde bedolven reus in kon zien. Maar de titel definieerde optimisme: de reus kwam ondanks alles overeind om bergen te verzetten. Net als Paul.

PLAATS (100): VUC-terrein

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Afgelopen zaterdag werd aan het Kleine Loo voor de zesde maal het Haagse Voetbalhistorietournooi georganiseerd. Het complex van VUC, waar ik in mijn jeugd zoveel uren rennend, trappend en (toen nog) juichend voor het eerste elftal doorbracht, werd overstroomd door ouwe Haagse voetbalknarren. Ik kon er niet bij zijn, maar heb de verslagen gelezen en de foto’s bekeken. Overduidelijk één groot feest voor de honderden deelnemers. Maar ook ik heb gesmuld van de sympathieke kiekjes van grijsaards en haarlozen die zich blijmoedig maar met zichtbare moeite in hun opeens heel strakke shirts van weleer hadden gewurmd.
Want dat is het mooiste van dit tournooi, de deelnemers waren oud-spelers van inmiddels opgeheven Haagse voetbalclubs. En daar zijn er nogal wat van: Postalia, VDS, ESDO, Paraat, Marathon, Maasstraat, Archipel, Kranenburg, JAC, SV’35 en ga zo maar door. Op www.haagsevoetbalhistorie.nl is een compleet overzicht te vinden. Ik heb ze als kleine VUC’er (kon je in die tijd nog gewoon hardop zeggen) allemaal bestreden. Mijn debuut als keepertje op tienjarige leeftijd, in zalmroze trui, was uit tegen Paraat. Er zijn nog foto’s van en ik weet helaas de uitslag nog: 4-0. Niet voor ons. De grijns van het begerige PARAAT-spitsje zal ik nooit vergeten.
Den Haag is zoals bekend een zwaar nostalgische stad. Er wordt hier weinig nagelaten om het verleden op te poetsen. Zelfs Tommy Beugelsdijk speelt weer in het eerste van ADO. Hij hield het buiten de Residentie net iets langer uit dan Wesley Verhoek die ooit in een onbewaakt ogenblik het land dreigde te verlaten. Wesley doolt inmiddels al een paar seizoenen langs allerhande binnenlandse voetbalclubs, maar zijn ongeneeslijke heimwee zal hem ooit weer Haagwaarts voeren.
Het aanstekelijke idee om opgeheven clubs nog eenmaal het veld in te sturen zou zich niet alleen moeten beperken tot voetbal. Graag zie ik een Tweede Kamer vol met opgeheven politici van opgeheven partijen. Een debat tussen vertegenwoordigers van KVP, LPF, CHU, DS’70, EVP, ARP, PSP, PPR, CPN, Boerenpartij, RKSP, RPF, SDAP en VDB! Kijken wat ze er nu van vinden. De laatste twee partijen werden na de oorlog opgeheven, het zal lastig zijn om daar nog actieve leden van te vinden.
Duidelijk is dat ons land, mede door de verzuiling, vroeger oneindig veel clubjes telde. Die zijn er nog steeds, maar toen hadden ze over het algemeen meer dan één lid.

PLAATS(99): Indisch Monument

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Een eigen boot, daar hoef je niet heel rijk voor te zijn. Of oud. Was ik al dertien? Ik liep krantjes, waste auto’s en op een zeker moment had ik er één, net als mijn vriendje Hans. Ik weet nog hoe-ie rook, sterker nog, waarschijnlijk bevindt het vaartuig zich ergens in mijn dichtgeslibde verzameling ‘nog maar even niet weg te gooien’-bezittingen. Eén peddel is weg, dat weet ik zeker, ooit roemloos naar een modderige bodem gezonken, nooit meer getraceerd.
We fietsten naar de Waterpartij, balancerend met boot en voetpomp in een zak aan het stuur. Als een platgereden dier lag het rubber kunstwerk op de steiger. We bliezen er leven in, het dier richtte zich op, balde zich samen, kreeg de vereiste extra dimensie. Daarna voeren we uren op die baarmoedervormige vijver, soms in competitie, dan weer minutenlang drijvend onder lage takken, met uitzicht op de hoge wanden bij het Van Stolkpark of de magische groene helling naar de autoweg.
Het Indisch Monument is daar later aangelegd, pas in 1988, schitterend in de oksel van de Waterpartij, helemaal op zijn plaats. Hand in hand op de bank met mijn zoontje kijk ik afgelopen zaterdag op televisie naar de jaarlijkse herdenking. De wazige formuleringen van de premier vervliegen, maar het verhaal van Eric Schneider en zijn zoons en het heldere betoog van de leerlinge van mijn oude middelbare school beklijven.
Toen ik met mijn bootje voer, iets ouder dan mijn steeds groter wordende mannetje nu, was Indië in het Statenkwartier alomtegenwoordig. De buren van wie ik de auto waste, onze vriendin van de boekhandel verderop, de luitjes van de toko schuin tegenover, allemaal Indische mensen. Ik kwam in huizen waar de geur van Indië hing en de oosterse mystiek in meegebrachte attributen geconserveerd werd. Ingelijste herinneringen aan de tempoe doeloe op meubels van teak, een tentoonstelling die telkens werd verlengd. De cebok fles op de WC.
Het was er, niet dat er over gepraat werd. Hoe anders was dat bij mijn opa’s en oma’s in Rotterdam en Bezuidenhout, daar ging het altijd over de oorlog. We weten inmiddels steeds beter wat voor een beschamend onthaal veel slachtoffers uit Indië na de oorlog hebben gekregen. Deze plek in één blik: dat monument, die geschiedenis, en ik als naoorlogs kind ronddobberend in een bootje. Zorgeloos, veilig, welkom.
Ik wel, toen.

PLAATS(98): Campus Den Haag

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Hallo uniek persoon! Welkom in onze stad. Je komt hier studeren, dat is op zichzelf niet zo bijzonder, maar je bent ongetwijfeld jong en dan is het haast onbestaanbaar dat je deze papieren krant leest. Hoe komt dat? Hebben je ouders je ooit meegenomen naar een boekwinkel of een kiosk? Is je smartphone kapot? In ieder geval, ik ben heel blij dat je dit leest, misschien dat je nu, net als ooit schrijver dezes, verliefd wordt op het papieren nieuws en op het machtige moment dat je de katernen uitspreidt, je erover buigt en je je zonder allerlei vingerverzwikkende veegacties overgeeft aan de nobele kunst van het lezen. En aan lange gecompliceerde zinnen vol woorden met meer dan drie lettergrepen.
Den Haag is een heerlijke stad om te studeren. Vooral in de zomer, kilometers studieruimte in de open lucht, zand onder je voeten, verkoelende branding nabij. En doe je een geesteswetenschap dan bevind je je in een permanente practicumsituatie. Het zal je hier bevallen. Ik zag op het televisiejournaal (een soort bewegend nu.nl waar veel oudere mensen uit gewoonte nog steeds naar kijken) dat nieuwe studenten in Rotterdam een inburgeringsprogramma voorgeschoteld krijgen. Het heet Pre Academic Programme, in deftig engels natuurlijk, want dat maakt een kosmopolitische indruk. Zo kan je je vanaf je eerste studieseconde al focussen op zaken als ‘persoonlijk leiderschap en creatie van succes’ en ‘effectief studeren’. Dat is natuurlijk een beetje zielig.
Toen deze academische veteraan zich eerstejaars mocht noemen, waren dit doelen die geheel onderaan de prioriteitenlijst stonden. We begonnen met het leren kennen van de stad, van elkaar en, als het een beetje mee zat, van elkaars lichamen. Studeren kwam vanzelf wel een keer. Eerst moest je mens worden, met veel vallen en opstaan. Waarbij alcohol meer hielp dan welk studieonderdeel ook.
Ik hoop dat jij, uniek persoon, en jouw medestudenten om te beginnen eerst eens goed zullen verdwalen in Den Haag. Dat is voor onze stad ook leuk. Jullie zorgen voor levendigheid en jeugd. Oudere gedesoriënteerde types zien we rond het Binnenhof al genoeg. Wil je kosteloos verre reizen maken, ga naar de Schilderswijk. De tropen zijn vlakbij op de Haagse Mart. Kunst is overal, stad, musea en theaters lopen in elkaar over. En zelfs de keeper van ADO creëert schoonheid zonder handen. Er valt hier zoveel te leren. Proost!

Link

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Peddelend over de Ereprijsweg, nabij het welvende Wapendal, moet ik bij het aanschouwen van het straatnaambord natuurlijk denken aan het dikke half miljoen dat het Koningslied heeft gekost. En dat was dan nog exclusief neerlandicus dan wel poëzie-deskundige, want die zijn bij het maken van de tekst duidelijk niet betrokken geweest. Uitvoerende artiesten en componist verklaren geen rekening te hebben gestuurd, maar het verguisde nummer is zo vaak gespeeld dat de gelden der auteursrechtenorganisaties dat leed wel zullen verzachten. Grote vraag zal dus zijn wat er precies achter de multifunctionele woorden ‘kosten’, ‘extra kosten’ en ‘bijkomende kosten’ schuilgaat. We kennen deze omschrijvingen van de bankafschriften en er valt, tenzij je op kruistocht gaat met consumentenprogramma’s als Radar en Kassa, nooit echt de vinger op te leggen. Als dat maar geen parlementaire enquête wordt, want dan is de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van kosten helemaal niet meer in de hand te houden.
Toch blijft de vraag: waar is dat geld allemaal gebleven? Is er soms stiekem smartengeld uitgekeerd aan slimmeriken die dreigden met een proces wegens mishandeling van de taal? Er zit genoeg juridische waanzin in onze samenleving om dit niet meteen uit te sluiten.
Zelf heb ik trouwens enorm genoten van het Koningslied. Het is gelikt en bombastisch, maar het ‘creatieve’ taalgebruik maakt het ook weer heel erg van het volk. Taal is in beweging, misschien niet altijd in de gewenste richting, uiteindelijk voegt de woordenstroom zich naar de bedding van de tijd. Als P.C. Hooft de troonrede van 2014 zou lezen, zou hij zich ook van het Muiderslot afwerpen. De Hoekse en Kabeljauwse twisten naar aanleiding van het orakel verliepen dit keer zonder fysiek geweld en zorgden voor veel vermaak.
Het Koningslied blijft een ware tranentrekker, niet alleen door de grammaticale noviteiten, maar ook door het bijbehorende clipje en als markering van een belangwekkende moment in onze vaderlandse geschiedenis. Als ik het hoor denk ik aan mijn veel te vroeg gestorven zus en hoe wij nog samen glimlachend de nationale aubade tijdens kroningsdag op televisie hebben aanschouwd.
Maar goed, het blijft een hoop geld, ik kan u meedelen dat het goedkoper kan. Met Paul Pleijsier nam ik in korte tijd ons vrolijke wielerliedje ‘Op de fiets’ op. Voor éénzeshonderdste van het Koningsliedbudget. Nu overal te horen, vooral op YouTube. Wel in feilloos Nederlands. Fiets en zing mee!

PLAATS(96): Meeuwenstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ja, ja, krijs de ochtendstond nog maar één keer aan flarden, met jouw hysterische stronteigenwijze hardrockconcert tussen daken en balkons. Jij, vliegend vuilnisvat, ronkende rat, ooit de edele adelaar van het zilte zwerk, onaantastbaar je figuren tekenend op het uitspansel, op de stormwind zeilend van wolk naar wolk, soeverein symbool van gratie, macht en vliegvlugheid, boodschapper van de vloedlijn, heraut van het verlossende zand en de verkoelende branding.
Thans een nietsontziende vreetzak, vermenselijke consumptievogel, met je kamikaze-aanvallen op elk vermoeden van eetbaarheid. Gulzige terrorist, die zich vanuit zijn hemelse positie schaamteloos verslaafd op zijn prooi stort. Als Bill Cosby op een gedrogeerde vrouw, als Jack van Gelder (volgens insiders ‘Cheque van Geld’) op de pegels van Sport 1.
Leef je uit met jouw schreeuwende concullegaatjes, snavels in pikorde, met de dienstregeling van de stadsreiniging in jouw kleine maar doeltreffende vogelbrein geëtst.
Geniet nog maar even van die landinwaartse orgie op de dagen dat zelfs de harde gele zakken van het stadsdeelkantoor geen weerstand meer kunnen bieden en de hele buurt oogt als na een verse terroristische aanslag. Wanneer elke weggemoffelde intimiteit door jouw toedoen en met gerede hulp van de zeewind aan het daglicht wordt teruggegeven, verspreid over de tegels en begeleid door jouw krankzinnige gezang.
Vier nog maar even jouw wellustige feest, iconoclast van het huiselijk geheim, en trippel parmantig over jouw eigen slagveld, hier en daar weerzinwekkende oorlogsbuit consumerend.
Want we komen zo langzamerhand in jouw naseizoen, jouw herfst als rücksichtsloze sloper en je weet het, je begint het door te krijgen, de cirkels die je boven onze hoofden trekt krijgen stilaan iets wanhopigs. Je hebt ze zien staan, de resolute vierkante cilinders, nu nog robuust bovengronds opgesteld in slagorde van vier. Dreigende betonnen monumenten zijn het, verlangend naar hun koele plek in het genadige zand. Je ziet het gebeuren, de onvervaarde lieden die zelfs een parkeerplaats offeren, de straatstenen verzamelen en grote happen nemen uit de bodem. Allemaal ter ere van jou, zeker, maar wat heb je eraan? Je bent beland in een kroniek van een aangekondigde hongerdood. Dus brul nog maar een keer, want straks, na een vruchtbare paring van beton en grond, wordt de snoepwinkel gesloten. De rust keert terug, op een enkele plof na. Trek naar zee en herneem je stiel. Dan zullen we je weer bewonderen.

PLAATS(95): Soestdijkseplein

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Een kleine twee jaar geleden schreef ik in deze krant over mijn bezoek aan het verweduwde Paleis Soestdijk. De afgelopen tijd is er van alles bedacht om dit monumentale gebouw een nieuwe bestemming te geven. Theatervoorstellingen in de royale tuinen, tijdelijke exposities en de permanente tentoonstelling van overgebleven ‘koninklijke ouwe meuk.’ Alles van waarde had het paleis inmiddels verlaten, de enig overgebleven toeristische troef was het idee dat deze plek lange tijd de navel van ons koninkrijk was. Maar ook dat had iets ranzigs, ik voelde me daar in die werkkamers van Juliana en Bernhard zoniet beeldenstormer dan wel ramptoerist.
Toen al hingen bij de ingang overzichtsfoto’s met de volgende tekst: ‘Het is voor het eerst in de historie mogelijk dat u uw besloten bedrijfsevent op paleis Soestdijk kunt laten plaatsvinden!’ Mijn conclusie toen: ‘Dan weet je het wel, rijksmonument of niet, daar gaat binnen afzienbare tijd een grote zuil met een M erop in de voortuin geplant worden.’
Zo ver is het nog niet, maar minister Stef Blok (prachtige naam voor iemand die over gebouwen gaat) looft inmiddels een tonnetje uit voor ieder bruikbaar idee om het paleis in de vaart te houden.
Dat geld kan ik wel gebruiken. Dus daar gaan we dan. Zeer voor de handliggend is een asielzoekerscentrum. Die zijn hard nodig en bovendien waren de Oranjes zelf natuurlijk ook asielzoekende allochtonen. De naald bij onze boulevard markeert niet voor niets de plek waar het Koningshuis aanspoelde. Ook uitgeweken Grieken zullen er snel wennen: heerlijk wonen terwijl een ander de kosten betaalt. PVV en quasi-PVV-partijen zullen hier echter geen politieke steun aan geven.
Die zien waarschijnlijk liever een projectontwikkelaar die alles verder laat verkrotten totdat het monument in de Gooise bodem verdwijnt en er op deze prachtige plek luxe woningen kunnen worden neergezet.
De voorgespiegelde lappendeken van bedrijfsevenementen is blijkbaar ook niet profijtelijk geweest, dus dan blijft er, net als bij de Pier, maar één rendabele exploitatiemogelijkheid over: een hotel. Met luxe suites op de beste plekken, budgetkamers in de lakeienverblijfjes en cursuszaaltjes waar agenten kunnen leren arresteren. Inpandige filmzaal en zwembad zijn reeds aanwezig. Voor wandelaars en fitnessfanaten is er die enorme tuin, desgewenst versierd met de inmiddels beroemde Haagse caloriebordjes (‘3 minuten omfietsen, 22 kCal’). En als het echt niet anders kan, in het koetshuis een fastfood-drive-inn met olifantburgers.

PLAATS(94): Vaillantlaan

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Er zit ontwikkeling in het Haagse nachtleven. Geheel tegen de aard van de stad in, die het op de meeste plaatsen na half zes al heel rustig aan begint te doen, was de afgelopen week de hectiek na twaalven ongeëvenaard. Of je nou wilde of niet, de politiehelikopter en de loeiende sirenes hielden je bij de les. Het raam sluiten was bij deze hitte geen optie.
Temperaturen boven de 25 graden zijn in Den Haag normaal gesproken een abc’tje voor de politie: een peloton ME’ers staat dan paraat. Deze keer was de primeur nou eens niet voor het Laakkwartierse Jonckbloetplein, maar begon het feest op de Vaillantlaan en de omliggende krachtwijk. Zoals bekend ging de lont in het kruitvat door de dodelijke arrestatie van Mitch Henriquez. De vernielingen waren dermate ernstig dat we niet alleen kunnen spreken van uit de hand gelopen ramadanfestiviteiten. Natuurlijk, jonge mannen willen wat in de zomer en de verzamelde media berusten niet meer in een ouderwetse komkommertijd: oorlogsverslaggeving in eigen land!
Lang geleden, tijdens de kroning van Beatrix, verkeerde ik in het epicentrum van binnenlands oorlogsgeweld en dat was niet voor herhaling vatbaar. Ook al zijn sirenes van oudsher lokkende fenomenen, de sinistere geluiden van een paar kilometer verderop noodden niet tot een bezoek aan het slagveld.
Toen het weer licht geworden was, het geteisem en de scherven weggebezemd waren, beklom ik mijn fiets voor een rondje Den Haag. In drie kwartier kan je een wereldreis maken. Op de markt was het business as usual en ook bij de Vaillantlaan heerste de kenmerkende vrolijke bedrijvigheid. Alles stond nog recht overeind, behalve in het buurttheater waar verdwaasde beeldenstormers een vleugel hadden omgekieperd. Zo ga je niet met zo’n instrument om. Beter muziekonderwijs? Dat had zeker geholpen.
Zo reed ik voort langs het nog dommelende zandstadion op de Hofvijver (speelde ADO anderhalf jaar geleden niet ook op een vergelijkbare ondergrond?), het zich in afwachting van het losbarsten van het Zeeheldenfestival langzaam opwarmende Prins Hendrikplein en de boulevard, langs welke miljoenen murw gebrande bloterikken zich koest lagen te houden.
Een verpletterend besef kwam over mij, een totale omkering der waarden was aanstaande, een paradigmaverandering van jewelste had zich aangekondigd. In Den Haag is overdag nacht geworden. Want in de nacht, we hadden nooit gedacht, maar in de nacht, dan gebeurt het in onze stad!

PLAATS(93): ANWB-gebouw, Wassenaarseweg

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

File en Weer hebben een dispuut.
‘Vakantie!’ zegt File.
‘Maar niet voor ons,’ zegt Weer.
‘Waarom ben jij eigenlijk belangrijker dan mij?’ wil File weten.
‘Is dat zo?’ vraagt Weer.
‘Jij zit altijd in het achtuurjournaal,’ zegt File, ‘ik alleen op hoogtijdagen.’
‘Nou ja,’ zegt Weer, ‘ik ben er altijd en jij niet.’
‘En jij kan mooi zijn,’ zegt File, ‘ik niet.’
‘Vergis je niet,’ zegt Weer, ‘er wordt meer van jou gehouden dan je denkt.’
‘Hoe bedoel je?’ zegt File.
‘Je bent een wijkplaats in deze drukke wereld,’ zegt Weer filosofisch, ‘de mensen worden op werk en thuis in een sociale houdgreep genomen, dankzij jou mogen ze even op zichzelf zijn en doen wat ze willen.’
File moet bijkomen van deze gedachte.
‘Denk je? Er wordt altijd op mij gescholden.’
‘Natuurlijk,’ zegt Weer, ‘dat ook. Veel lui hebben haast, of kunnen niet tegen het idee dat ze dat ze de zaak even niet naar hun hand kunnen zetten.’
‘Maar dat heb jij toch ook,’ zegt File, ‘hoe vaak krijg jij geen slechte recensies?’
‘Dat hoort er blijkbaar bij,’ zegt Weer, ‘maar ik ga gewoon mijn gang.’
‘Ik kan ook niets aan mezelf doen,’ zegt File, ‘wat dat betreft ben ik net zo goed een natuurverschijnsel.’
‘Je bent wel bezig met een come-back,’ zegt Weer, ‘het was een tijdje rustig.’
‘Jaja, de crisis,’ zegt File, ‘en een asfaltkabinet, hè. Er zijn nu rijkswegen die ongeveer even breed als lang zijn.’
‘En het einde is niet in zicht,’ zegt Weer, ‘binnenkort moet Midden-Delfland eraan geloven.’
‘Ja, de A13, dat gaat een stuk minder worden,’ zegt File, ‘ik heb nu al weemoed.’
‘Toch ben ik wel jaloers op jou,’ zegt Weer, ‘en niet alleen vanwege Heleen de Geest, wat een heerlijke stem heeft die vrouw.’
‘Dat klopt,’ zegt File, ‘ik weet dat er lui zijn, die vanwege haar op mij hopen.’
‘Nou ja, wij hebben Willemijn Hoebert.’
‘…’
‘Nee,’ zegt Weer, ‘bij jou is alles duidelijk, maar bij mij gaat het alle kanten op. Ik word soms gek van die wisselende reacties.’
‘Daar ben ik dan wel weer blij om,’ zegt File.
‘Waarom?’ zegt Weer.
‘Nou,’ zegt File, ‘als jij gek gaat doen, dan ontsta ik.’

PLAATS(92): Norfolkterrein

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ja hoor, daar liggen ze. Een paar duizend mensen staan er naar te staren. Vanaf een speciaal gebouwd platform. Er gebeurt niet veel op de ranke, bescheiden ogende zeilmonsters. Zeker niet in vergelijking met de tijd dat ze buitengaats zijn en alle elementen van de planeet moeten zien te trotseren.
Soms loopt er een bemanningslid over de steiger. Mensen stoten elkaar aan: kijk, een bemanningslid. Maar ook dat weet je niet zeker, want er lopen honderden lieden met dezelfde zeiljackjes rond. Die kan je ongetwijfeld ter plekke kopen, want het festivalterrein is vooral een podium voor alle deelnemende sponsoren met mogelijkheid tot bierdrinken en kibbelingschransen.
Op mijn beurt kijk ik naar de gapende massa. Als je zo vlakbij woont, dan fiets je er even heen. Ik heb veel gezeild, meestal op de Friese binnenwateren, maar ook de golven van Waddenzee, Noordzee en Atlantische Oceaan heb ik gevoeld. Deze zeilrace om de wereld – laat ik u, in tegenstelling tot wat je op het Norfolkterrein ervaart, eens niet confronteren met merknamen – heb ik uiteraard gevolgd en daarom snap ik de fascinatie van de loerende meute.
De boten zijn een soort beroemdheden, waarmee je op de foto kan. Ze liggen daar, in hun dagelijkse vermomming als zeilraceboot, maar wat ze hebben beleefd, waar ze zijn geweest en door hoevelen ze zijn toegejuicht, dat maakt hen bijzonder. De torenhoge golven, de ijsschotsen, er is er zelfs eentje op een rif geknald. Dat prikkelt de verbeelding.
In het holst van de nacht zijn ze, door talloze verregenden verwelkomd, tussen de havenhoofden naar binnen gevaren. Mij is daar de nachtrust te lief voor, ik ben laatst al opgebleven om onze Oranje Leeuwinnen op het WK te zien voetballen tegen China. Het leken de jongens van Hiddink wel! De aanzwellende slaap bezorgde mij hetzelfde type ogen als hun aziatische opponenten, maar ik hield de luikjes open om te zien hoe de bal in de laatste minuut toch heel suf het Nederlandse doel in zeilde.
Zoveel tijd heb ik nu niet. Mijn laatste blik over boten en menigte vangt het protestspandoek van De Vloek: ‘No Rich Man’s Game On Poor Man’s Land!’
Hun schrale troost: de rituele en commerciële verering van deze zeilmachines is ongetwijfeld eenmalig, want de Norfolkjeuk heeft zich inmiddels van projectontwikkelaars en gemeente meester gemaakt. Dat blijkt uit hun groteske bouwplannen.