Column

PLAATS (81): Café Restaurant De Zwarte Ruiter

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

De Zwarte Ruiter kolkte. Marnix kreeg de Cultuurprijs van de stad Den Haag. Postuum, maar niet helemaal te laat. De onverschrokken pose van het manshoge Haagse Harry-sculptuur straks boven op de ingang van de tramtunnel zal ons bemoedigen en laten glimlachen.
Hopelijk mag hij af en toe door de stad dwalen. Naar de middenstip van het ADO-stadion, mocht er onverhoopt een belangrijke nacompetitiewedstrijd gespeeld moeten worden. Met één blik van Harry zijn alle tegenstanders kansloos. De lange stelten van Kramer (net als ‘ooievaar’ een naam uit de bevallingssector) doen de rest.
Of een dagje naar het winkelcentrum van een onzer VINEX-koloniën om de bannelingen aldaar te troosten, want ook zij horen erbij. Of naar het Valliantplein, vlakbij zijn geboortegrond, als daar het schuimbekkend journaille komt aangesneld omdat er weer een sharia-driehoek of een jihad-parallellepipedum is gedetecteerd.
Of naar een chique sculptuur-expositie op het Voorhout, face-to-face met Louis Couperus. We kunnen het wolkje er zelf bij tekenen: ‘zau ik iets ben, ben ik un hageneis!’
Ik wil maar zeggen: Harry is overal en zal dat blijven. En dus ook Marnix, zijn gemis is nog steeds groot en onbegrijpelijk. Daar helpt zijn bescheidenheid geen moer aan. Over zijn verdiensten deed hij luchtig, maar ik ben blij dat ik hem tenminste één keer expliciet heb gezegd dat hij zo onnoemelijk veel vreugde, trots en troost heeft bewerkstelligd.
Zijn grappen hebben mensen uit de put gehaald, zijn relativering heeft menig Haags heethoofd af doen koelen, afijn de betekenis van zijn werk is rondom zijn overlijden in volle glorie duidelijk geworden. Met als ontroerende hoogtepunten het geweldige spandoek van de ADO-jongens en het grootse applaus in de 70ste minuut van de wedstrijd tegen Dordrecht en natuurlijk de Haagse ‘staats’-uitvaart vanuit het Paard. Dit zijn verhalen die het leed enigszins stelpen, verder zal de tijd zijn werk moeten doen.
Deze week stond ik bij het graf van mijn groot- en overgrootouders op St. Barbara. Je staart naar zo’n zerk, het verdriet is verwerkt en de verhalen en herinneringen beginnen te stromen. Ik was er met mijn oom en achternicht Ria, die ik niet kende, maar die had gereageerd op mijn column over deze begraafplaats. Nieuwe verhalen!
Laten we die over Marnix blijven vertellen totdat we een troostrijke Leo Vroman-variatie hebben bereikt: alle malen zullen we lachen!

PLAATS (80): Koninklijke Schouwburg

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

UnknownTernauwernood vind ik nog een plekje in de parkeergarage onder het Plein. Zondagmiddag in Den Haag, 15.00 uur, je zou het niet verwachten. Maar je ziet het al aan de gedistingeerde personen die zich via de trappen naar de Haagse buitenlucht reppen. Ook zij gaan naar Paul van Vliet in de Koninklijke Schouwburg. Elke voorstelling zit nokkievol en de bijna 80-jaar jonge god geeft anderhalf uur het volle pond. Hier geen wankele podiumsenior die naar zijn microfoon moet worden geleid. Warm, wijs, rijk en treffend in zijn chansons, geestig in zijn overpeinzingen en hilarisch als het moet. Dan schudt de schouwburg.
Natuurlijk ben ik een van de jongere bezoekers en ken ik het meerendeel van het repertoire uit mijn hoofd, dat doet niets af aan de pret en de ontroering. Het is balsem voor de ziel, we kunnen er weer even tegen.
Kom maar op met die lijdensweek. Want behoefte aan troost door schoonheid is er meer dan ooit. Kon ik ooit vliegangstigen geruststellen met de slogan ‘de piloot wil ook niet dood’, deze leus maakt inmiddels geen indruk meer. Het wereldwijde oorlogsleed, het zelfverrijkingsautisme van de ABN-top, het bangige gestuntel van Oranje, het genante gedrag van aanvoerder Sneijder, die in plaats van de winnende treffer te maken liever een bal onder zijn shirt propt om te demonstreren dat hij hem er bij Yolanthe wél in gekregen heeft, gooi het maar op een hoop.
We zetten ons met tranen neder en laven ons aan de eeuwige muziek van Bach, wetend dat we de komende week nog heksentoeren moeten uithalen om niet geconfronteerd te worden met het EO-wangedrocht The Passion, waarin Vader, Zoon en Heilige Geest een soort cocktailtrio zijn geworden in een parade van slijmerige Nederlandse evergreens.
Hier wordt niet alleen Jezus vermoord, maar ook het evangelie.
De kijkcijfers zijn geweldig, jubelt de heilige Mattheus van Nieuwkerk (ook de achternaam is toepasselijk), want dat is zijn enige geloofsartikel. Ik geloof alleen dat Bach deze ellende kan overwinnen. Lees het recente boek over de knettergekke familie van Maarten ’t Hart en je snapt meteen waarom deze vermakelijke eenzaat altijd Bach als trooster bij de hand heeft.
Ik voeg daar Paul van Vliet aan toe en ben zeer vereerd dat hij zondagmiddag 19 april in Dakota te gast wil zijn in onze muzikale talkshow.
Want Paul is nog lang niet klaar!

PLAATS (79): Christelijk Gymnasium Sorghvliet

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

‘Kom op, Huib, blijf nou niet zo verongelijkt naar dat schoolgebouw staren, dat kan er ook niets aan doen.’
‘Nou ja Ties, wat moet ik anders, we staan er al een half uur voor en die rij schiet maar niet op.’
‘Ja maar kerel, jij wou toch naar die zwartwit-foto’s van Anton Corbijn…’
‘Natuurlijk, daar gaan al mijn contacten heen, dat moet je gezien hebben zijn, anders sta je met een bek vol tanden op de club…’
‘Luister Huib, er staat een rij tot voorbij het Catshuis, zullen we nokken?’
‘Ben je belazerd, Ties, we staan er nu al drie kwartier, nu wil ik ook naar binnen…’
‘Maar hou dan in vredesnaam op met dat droefgeestige gestaar naar dat gymnasium, jullie hebben gegokt…’
‘… en we hebben verloren. Ik had gewoon niet naar Marjorie moeten luisteren, dan had Gijs ook gewoon op Sorghvliet gezeten en niet op het VCL…’
‘Jíj had gegokt op Sorghvliet?’
‘Natuurlijk Ties, logisch, daar geven ze chinees, dat moet zo’n meisje leren, want we worden in rap tempo door de chinezen overgenomen. Neem ADO…’
‘Meer geel dan groen, ik weet het, maar het is nog lang niet zeker dat ze niet degladelen…’
‘Die blijven erin, die opperchinees die doet gewoon even wat belletjes…’
‘Maar Marjorie wist dus zeker dat het het VCL zou worden?’
‘Omdat hij daar zélf op heeft gezeten, Ties, en zijn broertjes, maar ja probeer Marjorie maar eens tegen te spreken…’
‘Ik zou het niet durven…’
‘Kijk, Marjorie zag het helemaal voor zich, onze Gijs in die klas met dat meiske, en dan wij in de oudercommissie met eh… dinges, je komt daar over de vloer, gewoon lachen, je wordt vrienden en ondertussen op school bloeit de liefde op…’
‘Koning Gijs de Eerste, ik weet niet of ik dat mijn Jurre aan zou doen…’
‘Jouw Jurre gaat toch sowieso niet naar het gymnasium…’
‘Nou, die CITO-toets is niet meer bepalend, dus ik heb met die schoolleiding gepraat.’
‘En?’
‘Stelletje klotesocialisten, hee Huib, het is goed met die Corbijn, we gaan naar ‘The Old Jazz’…’
‘Okee, nou ja, dan leert Gijs haar gewoon kennen op Minerva, dat is ook een veel betere basis.’

PLAATS (78): Bosjes van Poot

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Griep. Griep. Griep. Ik heb er meestal niet zo’n last van, maar deze van dit jaar bezit de hardnekkigheid waarmee het CDA vroeger toch telkens weer de verkiezingen won. Je denkt dat het voorbij is met die hoge koorts (ik haalde zelfs 39,3!), het geril in je bed, pijn in alle lichaamsdelen, totale lusteloosheid en een ongekende productie van lichaamseigen afvalstoffen, maar dan komt-ie weer. De temperatuur is gezakt, het gesnotter onder controle, kortom het echte leven kan beginnen, maar na een ochtend montere arbeid loop je er weer als een oud mannetje bij. Ik begin me af te vragen of ik dat onderhand ook niet ben.
Het is wel een onvervalste Haagse griep, groen en geel zijn de substanties die neus en keel produceren. Nadere details zal ik u besparen, al zult u er niet van opkijken, want er zijn slechts weinigen die dezer dagen aan griep of verkoudheid ontsnappen.
Maar het wordt lente, voor zover er in ons huidige klimaat nog sprake is geweest van een winter, de zon wordt elke dag sterker en gedrogeerd met vitaminedranken ga ik op pad. De beentjes voelen nog wankel aan, maar de Bosjes van Poot moeten haalbaar zijn. Daar kan je de zee zien, de grote genezer, het troostrijke orgel van de eeuwigheid. Waar je heen gaat bij vreugde en verdriet, die kalm en wild kan zijn, en die er, ook als je er midden in de nacht naar toe gaat, altijd ligt. Voor jou alleen. In een bij de Vogelwijk passend tempo bereik ik de rand van de Bosjes van Poot. Honden hollen over de paden, ik sleep me over de eerste duinrand heen. Dan volgt het echte werk. Alles kraakt en snuift, maar ik bereik de top. Groot en rood hangt de zon, er is nauwelijks wind, de zee lijkt niet te bewegen. Door het kale geboomte zijn ook de hoogtepunten van onze stad goed zichtbaar. Er is nog een ander uitzichtpunt, maar dan moet je scherp afdalen en weer steil omhoog. Dat bewaren we voor de volgende keer. Ik kies het weggetje dat naar Duindorp voert, tussen de kleine huisjes, langs de luxe monumenten der gentrificatie. En bij het Markenseplein plof ik neer in – uiteraard – lijn 12. Een paar haltes maar. Zou die griep hier willen uitstappen?

PLAATS (77): Water & Brood

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

UnknownAfgelopen zaterdag ging de zon prachtig onder. Roodroze randen aan de zee. Met lichte weemoed staarde ik vanuit het onovertroffen veganistische restaurant ‘Water & Brood’ tussen de havenhoofden naar de einder. Het was de laatste keer dat ik hier kon smullen, zeer binnenkort is het drukbezochte, laaggeprijsde eethuis immers voor het laatst geopend. Want ook de einder voor Vrijplaats De Vloek, waar dit culinair juweel deel van uitmaakt, is bloedrood. Op 1 april moeten ze weg zijn op hun plek bij de haven en dat is geen grap.
Wel lachwekkend is het dat er ondanks allerlei toezeggingen nog steeds geen alternatieve plek in de stad gevonden is. Er is van alles voorbij gekomen, weer ingetrokken, afijn de tijd dringt. En de gemeente heeft tijd en geld, die wint altijd, uiteindelijk financieel gesteund door de burgers van onze stad. Ik ga mij hier niet begeven in uitzichtloze stellingnames, al ligt mijn sympathie bij de Vloekbewoners. Ik vind dat hun levensvisie en hun sociale betrokkenheid een sieraad voor elke stad zijn. Overal rukt de burgerlijkheid op, met een bedwelmend materialisme waartegen nooit genoeg geestelijke oppositie kan worden gevoerd. Ook met het zeer bescheiden militante verzet van de studenten op de universiteiten tegen hun rendementgestuurde leerfabrieken moeten we blij zijn.
Natuurlijk zwelgen de jonge protestanten af en toe in hun eigen morele gelijk, maar dat betekent niet dat ze geen punt hebben. Ik weet ook dat Wethouder Wijsmuller (dat krijg je ervan, Joris, zo’n Suske en Wiske-titel, desalniettemin goed dat je de uitdaging van het bestuur bent aangegaan) door zijn linke collega-regenten met een onmogelijk dossier als de Vloek is opgescheept.
Maar inmiddels raakt de tijd op. De gemeente blijft eeuwig bestaan, maar als ‘Water & Brood’ een half jaar uit de lucht is, dan zijn klandizie, goodwill en spaarcentjes snel verdwenen. Dat nooit! Je zou willen dat er een stadsscheidsrechter met gezag, geduld en slagkracht zou zijn, en niet een semi-partijdige als de burgemeester, die de partijen op het schoolplein bij elkaar roept en ze dwingt de zaak op te lossen. Paul van Vliet? Sylvia Toth? In ieder geval niet kortstondig ADO-directeur Maarten Fontein. Een onbetaalbare figuur die op zijn eigen gebied ongeschikt bewees te zijn. Maar ja, sinds Rome wisten we al dat ‘betaald voetbal’ en fontein’ geen geslaagde combinatie is.

PLAATS (76): Lijn 12

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

150304Verreck&Frauenfelder_kl_EsthervdWallen7307Als kind sliep ik in op het vertrouwde gedender van lijn 10. Ik hield van de Haagse trams. Er was er één die ik nog nooit genomen had, al zag ik hem weleens rijden. Dat gebeurde pas na mijn remigratie naar de Residentie zeven jaar geleden. Ik kwam in de Bomenbuurt te wonen en toen was lijn 12 opeens mijn lifeline met Station Hollands Spoor. Ik vond het meteen een opwindende tramlijn. Hij doorkruist zoveel verschillende Haagse gebieden. De woeste Stationsbuurt, de niet minder kleurrijke Schilderswijk, het pandemonium van de ‘Haagse Mart’, het Bollywood rond het Paul Krugerplein, kwartiertje wachten bij de stoplichten van de Zevensprong, de Weimarstraat, de villa’s van de Vogelwijk en het snufje Scheveningen dat Duindorp meebrengt. Tenslotte het Goud van Den Haag: de zee. Ik bedacht dat er een lied moest komen, waarin alle haltes en hun omliggende gebieden aforistisch werden bezongen. En een overkoepelend refrein, waarin – extra opgave – ook nog eens de nog nooit genomen rijmklip ‘twaalf’ moest worden bedwongen. Het lukte me, met lichte hulp van het Haags dialect:

Lijn twaallef, lijn twaalf
Den Haag in vogelvlucht
Dus haal ef, dus haal ef, dus haal effe
Adem en proef de Haagse lucht

Met mijn buurtvriend, opperrègâh Johan Frauenfelder, maakte ik om dit lied een heel theaterprogramma, dat ‘De weg naar huis’ is getiteld en dat aanstaande zondagmiddag 8 maart in Theater PePijn in première zal gaan. Twee Haagse mannen, één van het zand en één van het veen, vertellen in woord en muziek, hoe hun leven tegen het decor van onze veelzijdige stad zijn loop heeft genomen. De tragi-komische struikelpartijen van het bestaan: er mag gelachen worden. Afgelopen woensdag beleefden we een heel speciaal voorproefje. Wij mochten in een historische ‘lijn 12’-tram ons lange lijn 12-lied live zingen. Begeleid door pers en publiek kreeg elke halte ter plekke zijn coupletje:

Paul Krugerplein

Sta je hier te wachten
Dan kan je ervan op aan
Dan mag je hier in Bollywood
Tussen de hindoes staan!

En bij het Copernicusplein:

Ko-per-nie-kus, Ko-per-nie-kus
Haagser kennut niet
Een gozâh die de wereld
Voor een balletsje aanziet!

Om uiteindelijk te stranden op het Markenseplein:

Hier is het eindpunt
Maar ook de entree
Terug naar de stad
Of voort naar de zee!

De rijkdom van lijn 12 is de rijkdom van Den Haag en, als ik uit verre oorden terugkeer, ook nog eens: de weg naar huis.

 

PLAATS (75): St. Barbara

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Bij de kapper waar de hooiberg op mijn hoofd tot een strak kapsel werd gesnoeid hebben ze ook visjes. Geen goudvissenkom, maar een luxe voetenbad waarin kleine knabbelaars je voeten schoon knagen. Ik wilde weten of daar vaak gebruik van gemaakt werd. ‘De hype is er een beetje af,’ zei de kapper. Er waren ook wat paniekverhalen verschenen in de diverse consumentenkanalen, want zoals bekend loert overal het gevaar. Maar afgelopen zaterdag had er nog een jong stel gezellig met de pootjes in het bassin gezeten.
‘Moeten jullie het niet wat drastischer aanpakken,’ grijnsde ik, ‘die visjes zijn veel te vriendelijk.’ Hij zei dat hij nog wel graag wat klanten wilde overhouden en niet delen van klanten. Als vanzelf ging het gesprek in de richting van de duurzame uitvaart. Volle begraafplaatsen, hoe milieuvriendelijk is cremeren, en dan had je sinds enige tijd ook het cryomeren. Vriesdroging.
Dat is wel even wennen. Wat zeg je dan, ik ga naar de vriesdroging van Henk? En na afloop drinken we whisky. On the rocks! Alles heeft tijd nodig, zeker als het om zaken de eeuwigheid betreffend gaat, maar de kapper en ik fantaseerden verder over nog duurzamer oplossingen, waarbij de overleden mens binnen de kortste keren weer in de voedselketen wordt opgenomen. Wat dacht u van piranheren? De nimmer versagende visjes gaan snel en doelmatig hun gang, terwijl de plechtigheid wordt gecaterd door Simonis of een vergelijkbare visjuwelier.
Een andere oplossing regelrecht uit de natuur is het zogenaamde alligatoreren, waarbij de ontslapene nog één keer op safari gaat. Ook doeltreffend en origineel is het coyoteren, heel passend omdat de dieren die het lichaam verwerken zelf ook heel goed kunnen huilen. En tenslotte is er het giereren, waarbij de beroemdste opruimer uit het dierenrijk zelf in actie komt. En daarna mag er nogmaals gegireerd worden. Overlijden betekent vaak ook financieel een beetje sterven.
Dit zijn natuurlijk schaamteloze en dolle plannen, maar goed, daar zijn er genoeg van die in de geschiedenis vaste voet aan de grond hebben gekregen. Zelf koester ik de begraafplaatsen waar mijn dierbaren, zoals dat heet, kleiner zijn gaan wonen. Op sommige ben ik al heel lang niet geweest. Zoals St. Barbara op de Binckhorst, waar mijn Haagse grootouders hun laatste rustplaats kregen. Vriesdroging bestond toen nog niet. En anders had de paus het wel verboden.

PLAATS(74): Park Sorghvliet

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Afgelopen zondag wandelde ik met mijn zoon door het park van mijn jeugd, dat we toen nog het Zorgvlietpark noemden. Het is officieel Park Sorghvliet, compleet met 17e eeuwse spelling, want de ommuurde lustwarande behoorde zoals bekend tot de landgoederen van de gefortuneerde dichter Jacob Cats, die weliswaar een straat (met tramhalte!) heeft in de Schilderswijk, maar wiens huis in de bekoorlijke duinvalleien nabij de kust is gesitueerd.
Een week eerder was mij de toegang tot het park ontzegd door de kordate boswachtster, maar nu beschikte ik over een wandelkaart, waardoor ik mijn jongen de plekken kon laten zien waar ik vroeger ronddarde. Dan is zo’n park een tijdmachine, de hoge bomen op het grote veld waar mijn vriendjes en ik tot angst en beven van onze moeders inklommen staan er nog steeds. Er was een vader met zijn zoon aan het voetballen, in dit pre-lenteweer fungeerden hun uitgetrokken jassen prima als doelpalen. We cirkelden tussen het hout, bereikten via het bramenpad het ‘geheime veld’ waar ook na veertig jaar nog steeds molshopen lagen. Een bruggetje over de Haagse Beek voerde ons naar een zodanig hoog gelegen pad dat je een beetje over de muur kon kijken. Dat gaf in deze soms angstaanjagende tijden een veilig gevoel. We passeerden een bultje dat de Parnassus-berg van Vadertje Cats zelf bleek te zijn: ‘s mans favoriete rijmplek.
In dit ontbladerde jaargetijde was het Catshuis goed zichtbaar, in mijn jeugd kon je daar nog veel dichterbij komen. Fijn, want er stonden rijke kastanjebomen, waarvan wij de vruchten graag verzamelden. Soms hielp de aanwezige marechaussee mee. Nu heb je hooguit uitzicht op wat eikels.
Later in de week zag ik op televisie het vervolg op de film ‘Solo, de wet van de favela’. Cineast Jos de Putter volgde daarin de Braziliaanse voetballertjes Anselmo en Leonardo. De laatste kwam, mede door die film, naar Nederland, speelde bij Ajax en Feyenoord en werd (vooralsnog, je weet nooit hoe dat afloopt) een rijk man. Nu twintig jaar later bezoekt hij zijn oude makker, die geen DVD-recorder kan betalen en de eerste film nog nooit heeft gezien. De oude opnamen van de jongetjes ontroeren, zoals de beroemde Engelse serie 7UP ontroert: de tijd is genadeloos.
Zo liep ik in het Zorgvlietpark als enig overgeblevene van ons gezin. Maar godzijdank met mijn zoon.

PLAATS (73): Fahrenheitstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

UnknownHet gebeurt niet zo vaak dat vlak onder je raam een flink stuk van de stad op de schop gaat. Natuurlijk, in elke straat ligt wel eens stoepje open of staat er plotseling een parkeermetertje (dat vervolgens nooit meer wordt weggehaald), maar in deze maanden is de Fahrenheitstraat in totaal ontklede staat te bezichtigen. Vanuit mijn werkkamer heb ik een mooi uitzicht op de grootscheepse activiteiten. En als ik niet kijk, dan voel ik wel wat er gebeurt. Machtige machines verpulveren het asfalt en denderen met manshoge rioolbuizen op de vork door de straat. Hup, die moeten daar. Het huis staat te schudden als een Groningse boerenhoeve.
In de vroege ochtend van de eerste werkdag heb ik gefascineerd staan kijken hoe een gretige grijper, achteloos aangestuurd door een pookjesvirtuoos, in een half uur tijd het plaveisel bij mijn pleintje verwijderde. Het wegdek werd opengeritst als de voltooide legpuzzel die weer in de doos moet.
Diepe kuilen ontstonden in het weggehapte zand en de coulissen van ons luxebestaan kwamen bloot te liggen. Niet de medische wetenschap maar de aanleg van het riolenstelsel heeft ons de meeste levensjaren extra opgeleverd.
De choreografieën starten om acht uur ’s ochtends en men gaat voortvarend te werk. Dat moet ook wel om het drama voor de toch al zo geteisterde winkeliers te beperken. Verder is het passen en meten op de overgeschoten stukjes stoep. Nu wordt pijnlijk duidelijk wie er bereid is met een ander rekening te houden en wie er alleen geïnteresseerd is in zijn eigen voortgang.
Nou ja, ter hoogte van Halfords en Schoenenreus was het al een stuk minder druk. Bij de Blokker zijn ze nog niet begonnen, maar de kans bestaat dat tegen die tijd deze winkel ontpruld is en nog slechts enkele zuilen bevat waarop je producten via internet kunt bestellen. In de ‘Fahrenheit’ is geen Vroom en Dreesman, maar als des avonds de graafmachines als slapende dieren op het zand van de middenweg staan, dan oogt de straat als een V&D bij dag.
Maar ziet, rondom de enkels van de groente- en de viskraam rukt de nieuwe bestrating op. Het zou me niets verbazen als eind van de maand de Laan van Meerdervoort is bereikt. Inmiddels ligt de productiviteit van de straatwerkers veel hoger dan de mijne.
Er is te veel te zien.

PLAATS (72): Bethelkapel, Thomas Schwenckestraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

UnknownIk ga steeds vaker naar de kerk. Dat is geen confessie, maar de slagregel van een nieuw lied dat ik met Paul Pleijsier geschreven heb. Deze bekentenis lijkt bepaald ontrendy te zijn, want de kerken lopen leeg met de ongenaakbare snelheid van het laatste badwater. Dat ik vaker in de kerk vertoef heeft meer te maken met het gevarieerde hergebruik van de onttakelde godshuizen. Boekenwinkels, debatcentra, zelfs kledingdumps, maar ook poppodia hebben zich tussen de eeuwenoude stenen genesteld. In sommige ex-kerken kun je tegenwoordig heel gerieflijk wonen, zoals in ons lied ‘oom Frits.’ U raadt het al, zijn luxe penthouse is gevestigd in ‘een oude torenspits’.
De kerk die ik in mijn jeugd bezocht, de Zorgvlietkerk in het Statenkwartier, heb ik twee keer zien verdwijnen. Eerst letterlijk, het gebouw aan de Jan Willem Frisolaan werd gesloopt om plaats te maken voor dure appartementen. Op het plantsoentje voor de deur waar wij op doordeweekse dagen voetbalden, zal binnenkort het kolossale nieuwe Eurojust-gebouw verschijnen. De Zorgvlietkerk verhuisde naar de Prins Mauritslaan, dat gebouw staat er nog, maar de gemeente is teloor gegaan. In de betrekkelijk nieuwe kerk is nu plaats voor andere samenkomsten.
Zo ging het ook met de Bethelkapel in de Thomas Schwenckestraat. Die is mooi opgeknapt en wil ‘een huis voor de buurt’ bieden. Afgelopen zaterdag werd deze overgang feestelijk gemarkeerd met een druk bezochte bijeenkomst. De (her)openingshandeling bestond uit een mooi, haast aandoenlijk ritueel: er werden geen linten doorgeknipt, maar juist aan elkaar geknoopt.
Johan Frauenfelder en ik mochten als buurtgenoten een paar liedjes uit ons nieuwe theaterprogramma ‘De weg naar huis’ zingen, op vrijdag 20 februari a.s. zullen we de multifunctionele ruimte benutten voor een vrij toegankelijke try-out. De akoestiek hield zich prima en de wereldlijke psalmen die wij ten gehore brachten klonken behoorlijk vertrouwd in dit ‘buurt-en-kerkhuis’.
Voor een wijk zijn dit soort plekken van wezenlijk belang. Jaja, ik mag dan zelden nog naar een ‘kerk-kerk’ gaan, mijn vermogen tot geloven in het goede is gebleven. IPads vol vermaak, te veel vrije tijd, oordopjes die permanent de gewenste soundtrack laten horen, zwelgen in het eigen consumentistisch universum, zeker, het is er en het rukt op. Desalniettemin blijft de mens gemeenschap zoeken in de breedste zin des woords. Want het is toch zonde om al voor het zingen de kerk uit te gaan.