Column

PLAATS(71): Chinese Muur

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ergens moest de Laan van Meerdervoort ooit ophouden. Dat werd dus bij Ockenburgh. Is er een betere plek om als majestueuze laan dood te lopen? Wel is er voorzien in twee geasfalteerde afvloeiingsregelingen, eentje richting Kijkduin, de ander landinwaarts. Om deze Laan van Meerdervoort-delta te accentueren is er ooit een halfhoog kromgetrokken flatcomplex gebouwd, dat als treffende bijnaam de ‘Chinese Muur’ heeft. Een bouwwerk dat navolging zal gaan krijgen. Nu Mark van der Kallen zijn werelddeal bijna rond heeft, en ADO meer geel dan groen gaat worden, zullen er in de strafschopgebieden van het Kyocera-stadion steeds meer Chinese muurtjes worden opgetrokken. Hard nodig trouwens, want ondanks de aanwezigheid van de boomlange topscorer Michiel Kramer, die als een ware ooievaar met klepperende pootjes over het veld struint, bakt onze Haagse trots er niet veel van.
Afgelopen zaterdag woonde ik in de Adelaarshorst te Deventer het degradatieduel tegen Go Ahead Eagles bij. Niet toevallig, want er verscheen onlangs een door mij geschreven thriller, waarin dit knusse stadionnetje als tumultueuze plaats delict fungeert. Het is aan de Haagse speurder Martin Taal om klaarheid in deze zaak te brengen. In de wedstrijd tegen Go Ahead was het Haags oplossend vermogen zo goed als afwezig. Het was telkens weer de zwaartekracht die won, hoezeer alle spelers ook hun best deden iets doeltreffends met het leder uit te richten. Ik probeer het mooi te zeggen, maar vanaf de tribune klonken kernachtiger bewoordingen, die ik omwille van de welgevoeglijkheid hier niet zal herhalen.
Uiteindelijk won Go Ahead deze choreografie voor klompendansers zonder klompen middels een discutabele strafschop. Vito Wormgoor – dat je met zo’n naam überhaupt in de publiciteit durft te treden getuigt al van moed – had de bal zeer onhandig gek genoeg toch met zijn hand beroerd (dat laatste woord is wel weer toepasselijk). Helaas stond onze Haagse held Tim Krul niet op doel. 1-0, Wormgoor van het veld en ADO bijgevolg verder met tien man. Dat kwam dus niet meer goed. De onvermoeibare Go Ahead-supporters zongen ongeremd over het historische filmpje waarop een voormalige keeper uit Den Haag een seksueel hulpstuk in een duister gedeelte van zijn lichaam ziet verdwijnen. En als die Chinese centen niet snel besteed worden aan betere spelers, dan zal degradant ADO voor onze stad inderdaad weleens een pain in the ass kunnen zijn.

PLAATS (70): Centrale bibliotheek

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

images-1We zijn allemaal in de war, zo maken de jongens en meisjes van de pers ons permanent duidelijk. De maatschappij is overspannen, we zijn in oorlog, het eind der tijden is weer eens nabij, maar in het dagelijks leven merk je daar in ons bijna overdekte land opvallend weinig van. De gesprekken op straat gaan niet over vrijheid van meningsuiting en het naderende kalifaat, maar over een bejaarde agrariër die over zichzelf in de derde persoon praat, terwijl KRO-feetje Yvon Jaspers hem aan de juiste postmenopauzale kwebbeldeerne poogt te koppelen.
Natuurlijk, journalisten zijn snel opgewonden, vooral als het over hun eigen vak gaat, en een beetje opkloppen van de gebeurtenissen zal kijk-, lees- en koopcijfers geen kwaad doen. Minister Ivo Opstelten, die in ieder geval een gezicht trekt alsof hij het allemaal nog kan volgen, laat zijn welluidende stem horen en zo is er minstens één bedrijfstak die zich met rasse schreden aan de economische crisis weet te ontworstelen: de beveiligingsindustrie. En waarschijnlijk ook de wapenproducenten, want bij zoveel aangekondigd en ook gerealiseerd geweld moeten de juiste ‘tools’ toch voor handen zijn.
Laat ik het dan maar hebben over een veel beter wapen om de veronderstelde malaise te lijf te gaan: de poëzie. Niet voor niets is januari is de poëziemaand, de grauwheid van de winter nodigt uit tot een tegenoffensief van de verbeeldingskracht.
Afgelopen zondag heerste de poëzie in Theater Dakota. Regelmatig vergiftig ik als cultureel ondernemer deze column met slinkse aankondigingen van kunstzinnige activiteiten waarbij ik zelf betrokken ben, deze keer een terugblik.
Acht dichters uit de verzamelbundel ‘Poëzie op Pootjes’, het driejaarlijkse initiatief van RJ Rueb en Gerard van de IJssel, gaven acte de présence. En inderdaad, je hoeft maar tegen onze veelzijdige stad te tikken en het gaat zingen. Zand, veen, allo en auto, expats, de eigenhaagliefde spettert uit de zinnen. Sla de bundel op een willekeurige bladzijde open en je wordt blij of bedroefd, maar getroost. Alle stemmingen komen voorbij, de melancholie, de recalcitrantie, de onvervreembare humor en de vitale zelfspot. De raadselachtige poeet Da Skuuks dichtte: ‘O, o, o, o, o…’ De titel van zijn goed citeerbare vers: ‘Poëzie op Ootjes’.
Dus ja, dan toch nog maar een aankondigingetje: slotavond Poëzie op Pootjes, 29 januari, 20.00 uur. Met minstens veertig dichters. Gratis toegang. Uiteraard in de Centrale Bibliotheek aan het Spui.

PLAATS(69): Delftselaan

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Je suis Charlie. We zijn allemaal Charlie. Op de radio is iedereen Charlie. In de kranten is iedereen Charlie. De aanslag was verschrikkelijk, de daders criminelen van de ergste soort. Voor de nieuwe Charlie is een wachtlijst. Mensen bestormen de kiosken, rukken met zijn allen aan de nieuwe Charlie, het Charlie-tekort wordt ondragelijk, er wordt gevreesd voor onlusten.
We zijn volgens de Chinese astrologie in het jaar van de geit beland. U kunt met behulp van dit gegeven nu uw eigen scherpe Charlie-compatible moslimgrap creëren. Dat zal het probleem van het islamitisch fundamentalisme niet eenvoudiger maken. Maar we moeten verder. Vooruit met de geit!
Ook na de dood van Harry Mulisch hangt alles met alles samen. Juist op dit moment viert het Nederlandse neefje van Charlie Hebdo, het satirisch studentenweekblad Propria Cures haar 125-jarig bestaan. Beroemde auteurs (Hella Haasse, Godfried Bomans, J.J. Slauerhoff, Henk Spaan, Erik van Muiswinkel e.v.a.) begonnen er hun schrijverscarrière. Bij het honderdjarig bestaan was ikzelf toevallig de oudste redacteur. De reünie aanstaande zaterdag zal druk bezocht zijn. (En hoeft hopelijk niet beveiligd te worden).
PC publiceerde naast vele schandalige artikelen ook talloze geruchtmakende spotprenten, sommige kregen een justitieel staartje. Leden van het Koninklijk Huis werden soms wel heel expliciet afgebeeld en dan begrijpt u, inmiddels geheel van ‘Charlie’ doordrenkt zijnde: gevalletje vrijheid van meningsuiting.
Doodsbedreigingen heb ik in mijn tijd als PC-redacteur nooit meegemaakt.
De heethoofdigheid, nog niet aangezwengel door het anonieme gebrul op de sociale media, openbaarde zich wat minder bloeddorstig, maar schelden is van alle tijden. We ontvingen zelfs een vermanende brief van de Rijksvoorlichtingsdienst, omdat eerstejaars student ‘Willem-Alexander’ middels een column over zijn belevenissen in het Leidse corps verhaalde.
De informatie over de saaie en hier en daar losbandige avonturen van Prins Pils kwam uit de boezem van de vereniging en was dermate gedetailleerd dat de hofhouding en haar communicatielakeien zenuwachtig werden. De brief werd juichend ontvangen: een oorlogsbuit. Maar het was spel, niemand maakte zich zorgen.
IMG_685194118356253Vooruit met de geit dus. Maar hoe? We misten Marnix al zo, nu nog meer. En zijn Haagse Harry, geboren op de Delftselaan, epicentrum van de multiculturele samenleving. Zo zie ik Harry, even de hemelpoort uitgeglipt, op een wolk staan te wachten tot hij de Charlie-moordenaars naar de plek kan tremmen waar ze thuishoren. Met een grap natuurlijk, want die is zowel dodelijk als hoopgevend.

PLAATS(68): Het Veronica-schip

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

De Top 40 bestaat vijftig jaar. Ik golf langs de boulevard om een schuimbekkende zee gelukkig nieuwjaar te wensen en op de autoradio is de aalgladde Willem van Kooten alias Joost den Draaijer aan het woord. Nijvere NCRV-journalisten proberen hem uit de tent te lokken omtrent de commerciële willekeur van de hitparade. Een plaats in de hitlijst zou te koop zijn. Toen en nu. Maar de oude draaier doet zijn naam eer aan, gaat niet op de aantijgingen in en debiteert in zijn weerzinwekkende popiejopie spraakje liever een ‘gouwe ouwe’ anekdote. Wanneer zijn brave interviewers met hard bewijsmateriaal in audio op de proppen komen, moet hij opeens dringend weg. De geïntimideerde presentatoren giechelen, de bejaarde diskjockey kómt er ook mee weg.
Geheel conform de geest van zíjn tijdperk, de zestiger jaren, die rebels heten te zijn, maar toen er aan het luid beleden idealisme door snuggere zakenlieden als onze Joost ook flink verdiend werd. Denken wij aan een nog groter icoon uit die tijd: Johan Cruijff. Nog steeds een idealist, zie zijn Academy en zijn Courts en de Poetineske manier waarop hij Ajax naar zijn hand heeft gezet, maar altijd met een goed oog voor het eigen profijt. Inmiddels geven we hem groot gelijk. Het geluk dat hij ons ooit als voetballer gebracht heeft en het plezier dat hij ons nu verschaft – al is het alleen maar om zijn taalkundige exercities – rechtvaardigen een royale beloning.
Maar back to the sixties, terug naar de Top 40. Je haalde hem bij platenzaak Gramora op de Fred en leerde hem uit je hoofd. De wekelijkse uitzending mocht niet verstoord worden. Een vrolijke kerkdienst was het, met opzwepende psalmen en gezangen en de legendarische jingles als kwistig rondgestrooide voorbeden.
Omgeven met piratenromantiek, die ongebreidelde vrijheid suggereerde. Vanaf de boulevard kon je het schip bij helder weer zien liggen. Toen het tijdens een storm van de ankers sloeg en op het Zuiderstrand landde, zelfs van zeer dichtbij. Wij gingen er met de klas heen, het schip was verlicht en er klonk hitparademuziek. Ook het uiteindelijke vlottrekken was een grootscheeps evenement. Na het verstommen van Veronica’s laatste piratenklanken in 1974, zat ik wenend aan het toestel. Natuurlijk was het al die tijd bikkelharde business geweest, maar de vrolijke belofte van nieuwe, spannende muziekdromen kleurde je leven. En dat is eigenlijk onbetaalbaar.

PLAATS (67): De Zandmotor

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ik houd van de Wadden. Gelukkig heb ik het afgelopen jaar een aantal malen de tocht naar het Hoge Noorden kunnen aanvaarden. Het is me de reis meer dan waard. Sterker nog, die reis is een essentieel onderdeel van het vakantiegevoel. Want dankzij de ligging van de Waddeneilanden kan je je binnenlands verplaatsen en toch de allure ervaren van een echte reis, zonder gebruikelijk Hollands verkleinwoordje.
Een expeditie naar bijvoorbeeld een parel als Schiermonnikoog is tamelijk substantieel, zeker als je ter verhoging van de reisvreugde gebruik maakt van het openbaar vervoer. Je bent vanuit Den Haag sneller bij de voet van de Mont Blanc. Maar ik hoef helemaal niet naar de Mont Blanc. Ik wil naar het Wad, ons meest exotische gebied, door W.F. Hermans ooit zo treffend omschreven als het domein van het ‘horizontaal alpinisme’.
En wel zo vaak mogelijk, zeker nu Groningen en omstreken door de aardgaswinning schuddend en bevend in een sinkhole aan het veranderen zijn. Er gaat niets boven Groningen, zo beweren ze daar zelf, maar dadelijk steekt alleen het topje van de Martinitoren nog boven het maaiveld uit. Is op zich een oernederlandse ontwikkeling.
Ruim zes uur kost het me volgens de OV-planner om op Schier te geraken, maar laatst ben ik vanuit mijn Haagse huis in een kwartier op het Wad terecht gekomen. Het sneeuwde nog niet, maar zuidwestenwinden bliezen door de stad.
Ik parkeerde mijn auto in de buurt van camping Ockenburgh en begaf mij leunend tegen de forse bries in de richting van Ter Heijde. Er kwamen mij jodelende fietsers tegemoet, die hun eigen trappers niet meer konden bijhouden, maar ik ploegde door.
In de verte doemde mijn doel op: Argus. De observatiepaal op het nieuwste kunstwerk van Maakbaar Nederland: de Zandmotor. Zo vaak was ik hier op de racefiets al langsgezoefd of gestoempt (ook dat heeft met de windrichting te maken), maar nooit had ik dit machtige opgespoten gebied betreden. Ik was zo ongeveer de enige nu, rondom mijn enkels snelde het zand naar het noorden.
De belichting was hemels, het strand toonde duizenden zandkleuren, het water van de binnenmeertjes ribbelde en kolkte, deze niet aflatende choreografie der elementen werd voor mij alleen opgevoerd. Verdwenen was de stad, hier was het Schier. De enige motor die werkt als je er zand ingooit.

PLAATS (66): Theater PePijn

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

UnknownPaul van Vliet is ontroerd. Hij staat op het podium van zijn theatertje PePijn, 50 jaar na zijn eerste keer, en ziet een publiek dat bestaat uit artiesten. Zijn nakomelingen, sommigen aan de weg timmerend, anderen zeer beroemd. De crew van het eerste uur is present, Liselore, Lidewij, Judith, Ferd en Rob, het is bijna onvoorstelbaar. Dan declameert Paul nog eenmaal zijn grootse vers ‘Ik drink op de mensen…’, ooit in een dronken nacht in Theater PePijn geconcipieerd, en hij is niet de enige meer die ontroerd is.
Daarna wordt er hartstochtelijk feest gevierd. Veel bespelers van Theater PePijn, hier voor het 50-jarig jubileum bijeen, kennen elkaar. We knuffelen Evelien, de oermoeder van PePijn en klinken met Ger, haar broer en boegbeeld van de techniek.
Piano en microfoon staan klaar, een aantal collega’s heeft de euvele moed voor dit auditorium van vakgenoten ‘iets’ te doen. Artiesten van elk kaliber, want PePijn is een democratisch theater: iedereen kan de zaal huren en zich daar onsterfelijk wanen. De gevierde veteraan en de eeuwige beginner staan er naast elkaar. Zo is het ook bedoeld.
Deze tijd knapt uit zijn voegen van de succesverhalen. De oermythe in theaterland is die van de gang van een handvol toeschouwers in PePijn naar een uitverkocht Carré. Niet alle carrières lopen zo. Vanuit Theater PePijn vertrekken ook boemeltreintjes. Soms ontsporen ze of komen aan op een ongedacht station.
Paul van Vliet zelf heeft er maar betrekkelijk kort gespeeld. De zaal was permanent uitverkocht, nieuwe horizonten wenkten. Het theater is gebleven. Velen hebben er min of meer gekampeerd. Paul Pleijsier en ik kregen de sleutel en mochten ons gang gaan. Wel af en toe de telefoon opnemen. Dan hoopte je op nieuwe bezoekers voor je eigen show. Soms hield je een wervend praatje en kon je een naam in het schrift schrijven met daarachter 2x of zelfs 4x. Meestal belden ze trouwens voor de leesvoorstellingen van Youp van ’t Hek, die z’n publiek inmiddels niet meer vlak voor aanvang van de straat moest halen.
In Theater PePijn, met zijn piepkleine coulissen en kleedkamertjes, kan je door een inspirerende claustrofobie worden overvallen, een nokvolle zaal zorgt voor ultieme concentratie en hilariteit. Maar ook voor een handvol mensen is het goed te doen. Want het mooiste, langste en duurzaamste succesverhaal is dat van het theatertje zelf.

PLAATS (65): Willem Dreespark

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

imagesIn ‘Buitenhof’, dat op de Nederlandse publieke omroep opeens in een heel andere stad vlak naast een dierentuin ligt, zaten twee PvdA’ers elkaar weer eens af te maken. Het is de bedrijfscultuur in deze twistzieke partij, waar eigendunk en eigenwijsheid hoogtij vieren, maar helaas voor de sociaal-democraten beginnen deze mores ook in electorale zin hun wrange vruchten af te werpen. De vermaledijde peilingen geven historische dieptepunten te zien, hoewel je weet dat met één charismatisch kontje en een handvol populistische leuzen in dit verwarde land alles zo weer anders kan zijn. Voorlopig lijkt de PvdA terug bij af, in de ellende en armoede waaruit zij ooit is ontstaan.
Wees niet bang, geen politiek vertoog hier, het gaat mij slechts om het beschrijven van de wanhoop. Samsom, in tegenstelling tot zijn bijbelse bijna-naamgenoot, een krachtpatser zónder haar, ligt onder vuur van Hen Die Het Altijd Beter Weten. Als een leeglopend Greenpeace-bootje zwoegt hij op de woeste baren.
In ‘Buitenhof’ zat een zijner discipelen, laten we hem Judas noemen, te verkondigen dat ze de voormalige ‘straatcoach’ wederom het woeste volle leven van zorg en onderwijs in gingen sturen.
Hou daar nou toch eens mee op! Die zogenaamde betrokken folderende politici tijdens de verkiezingen doen al pijn aan de ogen. Lachen en knikken zolang de camera loopt. Een nummertje voor de Bühne. Laat die lui doen waar ze goed in zijn: plannen bedenken en de tegenstanders suflullen om democratische overwinningen te boeken. Dus laten ze ervoor zorgen dat ze oren en ogen in de maatschappij hebben zodat ze hun energie kunnen richten op hun kerntaak in het parlement. Wat moeten we met al die onhandige politici die, al dan niet met een cameraploeg in hun kielzog, jouw stoma komen reinigen. Ze kunnen zich beter om de politieke stront bekommeren.
Weg met die Disneyplaatjes van de politicus als Superhero en Barmhartige Samaritaan. Natuurlijk zie ik ook graag bepaalde politieke snuiters achter een vuilniswagen lopen. Maar dan als vaste baan!
Een politicus moet in de Kamer vuile handen maken als het nodig is en regelen dat de noodzakelijke arbeid goed georganiseerd en gefinancieerd is. Ik kom regelmatig op ‘De Witte Vogel’ een fantastisch tytylcentrum, gelegen aan het Willem Drees(!)park. Daar etaleert onze beschaving zich in liefde en zorg. Door mensen die hun vak verstaan en zich daartoe ook beperken.

PLAATS (64): Tweede Kamer der Staten-Generaal

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Deze week worstel ik met het volgende dilemma: moet ik trots zijn op Machiel de Graaf, het PVV-raadslid dat de Tweede Kamer en het Beneluxparlement er gewoon bij doet? Sommigen beweren dat deze ongeëvenaarde werkdruk ’s mans fitheid en denkvermogen heeft aangetast en dat daarvan sporen in zijn uitlatingen te vinden zijn. Machiel zegt namelijk tamelijk generieke dingen over de islam. Meestal geen aardige dingen. Maar ja, dat mag in een democratie.
Het is wel zo dat het begrip ‘parlementaire taal’ een ingrijpende evolutie heeft ondergaan. De volksvertegenwoordiging is volkser dan ooit. Het zal de verhoopte gunst van hetzelfde volk zijn die de partijen ervan weerhoudt de fatsoensnormen weer op ouderwets peil te brengen.
Waarom zou ik trots moeten zijn op Machiel de Graaf? Het is in ieder geval niet iemand die mijn politieke standpunten uitdraagt, maar dat hoeft ook niet. Want hij is de zoveelste heraut van de vrijheid van meningsuiting en dus per definitie een parel aan de kroon van onze vrije samenleving. Wij moeten blij zijn met de dwaze dingen die hij roept, want hij verkent de grenzen en test zo het systeem.
Tot zover de theorie. In de praktijk vind ik die Machiel de Graaf een eenzijdige, domme raaskaller, een onbeschofte xenofoob en een handelaar in angst. Mag ik ook allemaal zeggen. Maar toch moet ik, als ik consequent ben, trots op hem zijn, want als cabaretier heb ik al die jaren evenmin een blad voor de mond genomen.
Ik zal u niet vermoeien met schrijnende voorbeelden van de vele harde, misse (en regelmatig ook mislukte) grappen waaraan ik mijn publiek heb blootgesteld. Alles moest gezegd, overal werd de spot mee gedreven, mensen werden volkomen afgeslacht, als er maar gelachen werd. En bij gesputter uit het publiek brulde je gewoon: vrijheid van meningsuiting!
Natuurlijk, je beriep je op die bij cabaret behorende afspraak met het publiek, de ‘ironische’ tweede laag, die bij Machiel en zijn makkers voornamelijk afwezig is. Feit is wel dat de democratisering van het cabaret door die ongeremde grofheid van cabaretiers én de anonieme mogelijkheden van internet inmiddels draconische vormen heeft aangenomen. Heel Holland bakt poetsen. En beledigt, brandt af en voert sociale media-oorlogjes. Ik kan mijn aandeel relativeren, maar soms ben ik even niet trots op mezelf.

PLAATS(63): Goetlijfstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Je kijkt ’s ochtends in de spiegel en je troost jezelf door hardop te zeggen: ‘Perfectie is saai.’ Toch is dat verlangen naar volmaaktheid in menig mensenleven de drijvende kracht. Vorige week schreef ik in deze krant een artikel over het Zeeheldenkwartier. Daarin maakte ik een grapje over de kromming in de Hugo de Grootstraat, die zich slecht verhield tot de voornaamste interesse van de boekenkistgeleerde: het recht. Om even enorm geleerd te lijken probeerde ik De Groots principe van de vrije zee in het latijn op te schrijven. Dat ging mis: het is Mare Liberum en niet Mare Librum. Atheneummannetje.
In hetzelfde stuk liet ik Osho (voorheen Bhagwan) navolgen in een nieuw pand op de plek waar zich ooit bioskoop Olympia (godzijdank goed geschreven) bevond. Maar volgens mij zit in dat nieuwe pand een instelling waar je ‘bikram yoga’ kan beoefenen. Het kan zijn dat deze masochistische lichaamsoefening aan Osho gelieerd is, maar van zo’n mogelijke fout begin ik enorm te zweten. Dat is trouwens niet ongebruikelijk bij bikram yoga.
Voorts schreef ik over een cupcakewinkel, maar bij een rondje door het Zeeheldenkwartier (na sluiting van de krant) trof ik dit ongebruikelijke zaakje, in tegenstelling tot op Google Maps, niet aan. Wel was er een spulletjeswinkel, waar ik enige theekopjes in de etalage zag staan. Misschien dat de cupcake-activiteiten zich in het achterhuis afspelen, ik had mij natuurlijk van de ware situatie moeten vergewissen.
Ingezonden brieven heb ik vooralsnog niet doorgestuurd gekregen, maar de gelijkhebber heeft een lange adem. Ik beken hier alvast schuld, dat bespaart de opgewonden lezer wellicht een hoop moeite. Zelf kan ik mij, bij de vele stompzinnige slordigheden die lees, hoor en zie in onze media, vaak ternauwernood bedwingen.
In het omgaan met de eigen onvolkomenheid ligt wel een van de sleutels tot een gelukkig leven. Het streven naar perfectie, nog altijd zeer in de mode, is daarbij een bruikbaar middel. Ook hier is de balans tussen toewijding en maniakaliteit essentieel. Maar ook die tussen prestatiedrang en verzoening met de imperfectie. Dat laatste is onvermijdelijk, de begeleidende glimlach zal bevrijdend zijn.
Neem nou de Goetlijfstraat in Benoordenhout, rustig gelegen nabij Park Arendsdorp, prachtig stukje Den Haag. De naam is toepasselijk voor het onderwerp van deze column, de perfectie, en de spelling is kenmerkend voor de strekking van dit verhaal.

PLAATS (62): Van Beuningenstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Op de hoek van de Van Beuningenstraat en de Frederik Hendriklaan heb ik lang geleden zo’n indrukwekkend standje gekregen, dat ik mij dat nog herinner. Mijn ouders heb ik er zelfs nooit over durven vertellen. De oorzaak: ik scheurde met mijn fiets de stoep op om zo de resterende vijftig meter naar onze huisdeur af te leggen. Daarbij knalde ik bijna tegen een oudere meneer op, die mij streng maar niet onvriendelijk uitlegde wat ik verkeerd deed. Dat wist ik natuurlijk wel, want ik was goed opgevoed en op de Duinoordschool kregen we verkeersles. Ik kon niet anders dan knikken totdat mijn hoofd er bijna afviel. Nadat ik beterschap had beloofd liep ik deemoedig met de fiets aan de hand naar ons huis. Dat heb ik van de schrik zeker drie weken volgehouden. Daarna verviel ik, weliswaar met de nodige voorzichtigheid, toch regelmatig weer in het oude gemakspatroon. Maar nooit zonder aan die meneer te denken. Meestal kwam ik trouwens van de andere hoek, die dichter bij ons huis lag. Als het avond was, wanneer zelfs de drukste Haagse winkelstraten verlaten zijn, dan probeerde ik op het juiste moment te stoppen met trappen, zodat ik precies met het voorwiel de voordeur kon kussen.
Ik geef ruiterlijk toe dat ik in mijn leven heel wat verkeersovertredingen heb gepleegd, inclusief fietsen op de stoep, maar ik vertel u deze geschiedenis omdat ik de indruk heb dat dat loeihard over het trottoir fietsen momenteel ernstig in de mode is. Het zou kunnen dat ik nu een aantal incidenten tot rage verhef, ik zou graag van u willen weten of ik mij aanstel.
Laatst, in het holst in de nacht, rausde er op de Fahrenheitstraat een beoordopte fietser zijstratenlang over de stoep, terwijl er een ongerepte rijweg op hem te wachten lag. Moeders met fietsen, volgehangen met kinderen, knallen in mijn schoolrijke straat over de stoep. Die zouden toch moeten weten dat er nog meer kinderen rondlopen. Voor de sportschool had ik laatst een hevige aanvaring met een scootermannetje dat zonder vaart te minderen via de stoep zijn bestemming wilde bereiken. ‘Er lopen hier kinderen,’ riep ik. En nog een paar woorden. Hij was vooral verbolgen over de wijze waarop ik hem ter verantwoording riep. ‘Stel je voor dat het jouw kind was,’ probeerde ik nog.
Dat boeide hem niet.