Column

PLAATS(21): World Forum (7-2-14)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

De telefoon ging.
‘Barry hier!’
‘Barry Hay?’
Het was Barack Obama. We bellen regelmatig om de zaken door te nemen. Omdat hij permanent door gevaarlijke gekken omringd is, hunkert hij ernaar om soms met een verstandig mens te praten. Vaak kan ik hem opbeuren met een grapje. Ik hoef alleen maar te zeggen: ‘Mark Rutte…’ en dan begint hij al te schateren. Als hij in een sombere bui is, dan zeg ik: ‘Jan-Peter Balkenende…’ en dan hoor je hem alweer brullen.
Want het Nederlandse volk mag onze vorige premier allang weer vergeten zijn, op de machtigste man van de wereld heeft deze dappere dodo een blijvende indruk gemaakt.
Maar vandaag was hij serieus, ik liet nog even de naam van onze koning vallen in de hoop op wat overzeese hilariteit, maar de president wist zich te beheersen. Op zich niet vreemd, hij doet de hele dag niets anders.
‘Van heerser ben je eigenlijk beheerser geworden,’ heb ik weleens tegen hem gezegd, maar dat klonk in de vertaling toch veel minder scherp.
‘Zou je een dagje Poetin willen zijn?’ vroeg ik toen maar. Hij begon gul te lachen, maar toen kwam er een of andere NSA-kerel doorheen die hem verzocht geen uitspraak te doen over de Russische president.
‘Ik kom naar je toe,’ zei Barack. ‘Nu meteen?’ vroeg ik bezorgd, ‘want ik zit midden in de voorbereidingen voor onze muzikale talkshow in Theater Dakota aanstaande zondag.’
‘Nee, hoor,’ zei hij geruststellend, ‘pas eind maart, een of andere nucleaire top.’
‘O ja, natuurlijk,’ zei ik, ‘in het Congresgebouw.’ ‘World Forum heb ik hier staan,’ zei Obama.
‘Tja,’ zuchtte ik, ‘alles moet een aanstellerige Engelse naam hebben, maar voor mij is het gewoon het Congresgebouw. Ik heb het nog gebouwd zien worden.’
De president hing aan mijn lippen.
‘Als jongetjes voetbalden we naast de bouwput en later fietsten we door de parkeergarage onder het gebouw door. Eurovisiesongfestival, North Sea Jazz, BZN trad er op…’
‘BZN ook?’ riep Barack, ‘wow!’
‘Kom je logeren,’ vroeg ik.
‘Vliegdekschip waarschijnlijk,’ zei hij.
‘Nog tijd om even over de Fred te struinen?’
Hij zuchtte.
‘Klaagt de buurt niet over de overlast?’ vroeg hij bezorgd. ‘Natuurlijk,’ zei ik, ‘het is Den Haag, er moet wat te zeiken zijn. En dankzij onze welvaart hebben we daar alle tijd voor.’

PLAATS(20): Lijn 19 (31-1-14)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ja, zo iemand ben ik dus. Die op zijn vrije zaterdagmiddag naar winkelcentrum Leidsenhage gaat (dit klinkt nog heel normaal), die zich daar niet stort in de trouwhartig consumerende massa (dit wordt al vreemder), maar die vervolgens plaats neemt in tramlijn 19, omdat hij die nog nooit genomen heeft. Misschien begrijpt u het iets beter als ik vertel dat ik ooit een elektrische treinbaan had. Sterker nog, die heb ik nog steeds, al staan de onderdelen al weer enige jaren te wachten totdat ze door mij met volle overgave in – en aan elkaar geknutseld zullen worden.
Lijn 19 dus, de enige HTM-tram die het hart van Den Haag volkomen negeert. Een dappere reiziger in de buitengebieden. Leidschendam, Leidschenveen, Ypenburg, Delft-Noord. Als eerstejaars student in de hoofdstad nam ik op een maandagochtend eens de metro in de richting van de Bijlmer. Een enerverende premiere. Allereerst de sensatie van het razendsnel ondergronds reizen en dan de verheffing bij het Amstelstation. Langs nieuwe wijken, onbekende flats, verrassend massaal. Al snel was ik min of meer de enige niet donkergetinte passagier. Bij het eindpunt Gaasperplas stak ik door naar het andere eindpunt, Gein. Een intrigerende wereld, frappant contrast tussen de Hollandse nieuwbouw en de exotische bevolking.
Ook met lijn 19 gaan we snel ondergronds, parallel aan de Sijtwendetunnel, met halverwege halte Oosteinde, die ik alleen van boven ken en die bijna onopgemerkt ligt in het aangeharkte buurtje dat boven de tunnel is aangelegd. Zoals altijd kom ik ogen te kort als we na de duik onder de Vliet opstijgen en over de A4 vliegen. Bekende oriëntatiepunten dienen zich aan, maar nu rollen we de dreven van Leidschenveen binnen. Je ziet zo hier en daar al opgeschoten groen en de onvermijdelijke littekens op de bebouwing, die bevestigen dat hier al weer enige tijd sprake is van leven. Omdat ik dertig jaar na mijn eerste Bijlmerexpeditie regelmatig in die contreinen rondfietste en ook lang nabij een oudere nieuwbouwwijk als Buitenveldert woonde, weet ik wat de tijd hier met de omgeving gaat doen. Mijn eigen Bomenbuurt stond ook ooit fris en onwennig te tintelen op de afgegraven duingrond. Dan over de A13 naar Delft en met lijn 1 langs de enorm hoge flats naar Tanthof!
De tramsafari naar Wateringse Veld bewaar ik lekker voor een andere keer.

PLAATS(19): ADO-ruïnes, Zuiderpark (24-1-14)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzonder Haagse plek.

Blauwe Maandag heeft er werk van gemaakt. Alom tinten grijs en het regent mot. Met af en toe een versnellinkje zodat er gehoorzame kringen verschijnen in de plassen op het platte dak. Het vuurspoor van de kort geleden langs gezoefde meteoor is allang aan de hemel verbleekt. Op Depri D-Day is het koud noch warm. ‘IJzers uit het vet’ kopte de nationale chocoladeletterkrant onlangs nog, toen de variabele weersvoorspellingen een uitschieter beneden nul niet uitsloten. Ik moet denken aan de fanatieke verkoper van CPN-krant ‘De Waarheid’ die mij ooit voor het Amsterdamse Centraal Station in de lach deed schieten met zijn voor een communist opmerkelijke geestige leus: ‘Ja, ja, mensen, al is de Telegraaf nog zo snel…’
Het is een uitstekende dag om mij te verdiepen in het boek ‘Daar is hij weer,’ een zinsbegoochelende satire van de Duitse schrijver Timur Vermes. Hij laat Adolf Hitler ontwaken in het Berlijn van 2011, waar hij als ‘act’ een onthutsende come-back maakt. Het is lering ende vermaak op het scherpst van de snede en het zorgt ervoor dat ik ook op deze mistroostige dag zit te grijnzen.
Om het boek ten volle tot me te laten doordringen, leg ik het even weg en maak een druilerig ommetje door de buurt, waarbij ik me niet kan beheersen om een krant vol actuele narigheid te kopen. Ik lees de voetbalverslagen en denk aan de jonge Vitesse-back Van Aanholt. Hij scoorde in de laatste minuut het winnende doelpunt, trok daarna zijn shirt uit en begon uitbundig naar zichzelf te wijzen. Een domme narcist dus, want hij scoorde tevens een gele kaart, die hem en zijn club op een zeker moment gaat opbreken. Niemand die er iets van zei, hij was immers de matchwinner. Want als er in de afgelopen decennia in Nederland nog één (pseudo-)religieus ‘isme’ overeind is gebleven, dan is dat wel het opportunisme.
Zo toonde Studio Sport afgestompte ADO-supporters, die met witte zakdoekjes zwaaiden. Blijkbaar werd het hoofd van trainer Maurice Steijn geëist. Dat stak droefgeestig uit de dug-out. Een penaltystip was zichtbaar, zijn kapsel oogde als de laatste echte grasmat die dit najaar in het stadion lag. Oké, ADO staat nu een blauwe maandag laatste en het legendarische stadion in het Zuiderpark ligt in puin.
Maar vanaf nu zal alles beter gaan.

PLAATS(18): Scheveningse strafgevangenis

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Zelf heb ik twee keer in de gevangenis gezeten. Beide keren niet heel erg lang, maar het was buitengewoon leerzaam. Ik moet wel zeggen (en ik ben niet de eerste die dat roept) dat ik onschuldig was. Maar je komt er toch anders uit dan dat je erin gaat. Al die deuren die achter je gesloten worden, de strenge cipiers, hun wapens, ik was blij dat mijn familie bij me was. We gingen namelijk met z’n allen achter de tralies. Ook ooms en tantes, neven en nichten en zelfs mijn opa en oma vergezelden mij in het cachot. Het was nota bene op een zondag!
Wat was de reden dat de hele familie Verreck opgesloten werd? Ut Captivi Gaudeant!  Mijn kennis van het Latijn is beperkt, maar deze vertaling gaat moeiteloos: ‘opdat de gevangenen zich verblijden’.
Mijn grootvader (en ook ooit mijn vader) zong heel lang in dit Rooms-Katholieke koor, dat de wekelijkse mis in de nor luister bijzette. In 1974 duurde het optreden wat langer, want toen werden de koorleden gegijzeld door een paar bajesklanten, die door een argeloze pater van een wapen waren voorzien. Het was een van de weinige keren dat mijn opa had afgezegd, hij was op bezoek bij mijn oom in het zuiden des lands. Ik was natuurlijk blij dat hij niet gevangen gehouden werd, maar er was ook een vage puberale teleurstelling dat hij geen deel uitmaakte van dit wereldnieuws. De koorleden werden ontzet, het liep, zoals dat heette, goed af, maar het is de meeste gijzelaars niet in de koude kleren gaan zitten.
Nadien ben ik dus twee keer met mijn ouders naar zo’n dienst meegegaan, een keer betrof het een jubileum van opa, waarbij zelfs de pauselijke nuntius aanwezig was.
Wie nu in de bak komt, moet mogelijkerwijs zelf geld meenemen. Aldus een nieuw plannetje van barbapappa Fred Teeven, de Jul van ons duo op Justitie. Het lijkt mij niet dat dit voorstel de criminaliteit zal indammen. Eerder zal de boef proberen nog meer te stelen om dit beroepsrisico af te dekken. Wat is de volgende stap? Zal de gevangenis in deze neo-liberale tijden gaan commercialiseren? Meer eigen inkomsten! De participatiemaatschappij! Rondleidingen, wapeninstructies, prostitutie, fraude-adviezen, het SBS-Utopia diene als voorbeeld (camera’s hangen er ook al). Als het maar geld oplevert. Ut captivi dokken!

PLAATS(17): Laan van ’s-Gravenmade (10-1-14)

mc 1 2R1P0097Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Midden jaren tachtig was ik op vrijdag vaak te vinden op de markt in Voorschoten. Ik verving mijn vader met wie het niet zo goed ging. Hij had een marktkraam vol damesmodefournituren en met vereende krachten probeerden we de zaak draaiende te houden.
In mijn herinnering heb ik toen de eerste uitzenddag van Radio West meegemaakt. Het kan ook zijn dat ze al uitzonden, maar dat ze die dag voor het eerst ‘de regio in trokken.’ Er stond een luidsprekerwagen en er liepen enthousiaste reporters over de markt.
Een nieuwe regionale omroep voor een gebied waarvan Den Haag het logische middelpunt was. Ik herinner mij ook dat er cryptische jingles in de ether klonken als ‘Radio West, voor het noorden en westen van Zuid-Holland’ of iets dergelijks. In ieder geval is West (sinds 1996 met TV, dus een heuse Omroep) er in de afgelopen 25 jaar in geslaagd een vaste plek in de harten van veel Zuid-Hollanders te verwerven.
En terecht! Zelf heb ik in die jaren vaak voor West-microfoons plaats genomen, als gast, als columnist in het programma van Louis Hueber of als cabareteske deskundige bij verkiezingsprogramma’s. Ik mocht zelfs een tijdje side-kick zijn bij het gezellige ochtendprogramma van Debby Roukens! Ook al heb ik veel voor de landelijke radio en televisie gewerkt, dat blijft toch een hele eer.
Omroep West huist alweer een tijdje aan de Laan van ’s-Gravenmade, een uitvalsweg van en naar de VINEX-thuislanden, met een wat gekunstelde naam die aan een fusie doet denken. Ik hoop in ieder geval niet dat het een symbolische naam is, de trotse Haagse graaf die object is van hongerige maden. Toch ben ik daar wel een beetje bang voor, de radicale bezuinigingen treffen de omroep hard.
Terwijl een goede regio-omroep van groot belang is. Inmiddels heeft zich op diezelfde Laan van ’s-Gravenmade stadsomroep Den Haag FM gevestigd. Evenzeer een sympathiek en onontbeerlijk instituut. Iedere zondagochtend rond 11.30 uur vertel ik op deze zender een verhaal over cultuur in de breedste zin des woords.
God (maar vooral u, kiezer) verhoede dat West en Den Haag FM ten prooi vallen aan gladde overbodig geworden Hilversumse types. Laten we blij zijn met de mensen van wie je hoort dat ze hier vandaan komen (en die waarschijnlijk ook niet snel meer zullen vertrekken). West best!

PLAATS(16): Op een Haagse oliebollenschaal (3-1-14)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Het is voor een oliebol natuurlijk altijd maar weer afwachten waar hij terecht komt. Belandt hij in de morsige halflauwe vitrine van een oliebollenkraam op een winderig plein, waarvan de uitbater in het bezit is van nagels met rouwranden, een zware shag-rochel en een permanente Grand Marnier-meur uit z’n slecht betande mond? Of ligt hij bij een banketjuwelier waar kieskeurige kakmadammen hun gemanicuurde tengels keurend in hem prikken?
Onze oliebol was huisgemaakt door een lieve moeder met een preventief sjaaltje om haar hoofd. Huisgemaakt, een lachwekkend woord, zwaar stinkend naar de vuige taal van moderne managers, voor wie het niet uitmaakt of er nou koekjes, speelgoed of Kalasjnikovs aan de man moeten worden gebracht. ‘Huisgemaakte tosties’ viel zo hier en daar op menukaarten te lezen. Kon het maffer? Ja, dat kon. Dan stond er onder de reeks ‘huisgemaakte’ specialiteiten doodleuk ‘gebak van Maison Kelder.’
Maar deze oliebol was gewoon gebakken in het huis van een leuk gezin. Er was een jongetje van een jaar of zes, dat zingend door het huis liep en af en toe met zijn vader stoeide, terwijl op de radio de Top 2000 klonk.
‘Kijk uit voor de kerstboom,’ riep de moeder vanuit de keuken. ‘Wat wordt het, schat?’ lachte de vader, ‘flap of flop?’  Daarna greep hij zijn gelukzalig gnorkende knaapje en ging verder met het voltrekken van de kieteldood.
‘Mag ik die bol?’ vroeg de jongen, nadat vader en zoon waren uitgekroeld.
‘Nog niet,’ zei de vader, ‘later.’
‘Maar ik wil hem nu,’ zei de jongen.
De vader begon een betoog over duurzaamheid en geduld. Een paar van die kerstdagen en een zwik jaaroverzichten inclusief de herdenking van de heilige Mandela hadden zijn morele geweten geactiveerd.
‘Kijk,’ zei hij tegen zijn zoon, ‘die oliebol, dat is net de wereld. Mooi, lekker en rijk, je wilt er meteen je tanden in zetten.’
‘Ja,’ riep de jongen en hij stak zijn hand uit.
‘Maar als je hem opeet,’ zei de vader, ‘heb je niets meer.’
‘Dan bakt mamma toch een nieuwe.’
‘Straks,’ zei de vader, filosofisch knock-out geslagen door het pragmatisme van zijn nakomeling, ‘als we met z’n allen aan de tafel zitten, dan krijg je die oliebol. Dan is-ie ook lekkerder.’
De jongen bleef naar de oliebol kijken. Op de radio zong Queen ‘Don’t stop me now’.

PLAATS(15) Oude BVD-gebouw, President Kennedylaan (20-12-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Het oude gebouw van de Binnenlandse Veiligheids Dienst lag ingeklemd tussen twee toepasselijke straten. De President Kennedylaan en de Cornelis de Wittlaan, beide genoemd naar staatslieden die op smartelijke wijze om het leven zijn gekomen. En bij beiden is het nog steeds de vraag of de betreffende geheime diensten dit wel of niet hadden kunnen en willen voorkomen. We weten het niet, want het blijven geheime diensten.
Op de plek waar ooit meer naar Radio Albanië dan naar Hilversum 3 werd geluisterd, wonen nu weer mensen. De BVD, in 2002 omgedoopt tot AIVD, houdt huis in Zoetermeer. Op zich een prima plek als je wilt afluisteren, want veel storende geluiden zullen er niet zijn.
De BVD had altijd iets knulligs en waarschijnlijk is dit imago door de dienst zelf gecultiveerd. Van sukkels hoefde je geen gevaar te duchten, dat idee. Maar ondertussen… afijn, lees de rest maar bij Tomas Ross, wiens vader bij de BVD werkte en die zich niet voor niets zo bekwaamd heeft in het schrijven van ‘faction’, de verleidelijke liaison tussen waargebeurde en ‘zelf ingekleurde’ gebeurtenissen.
De huidige praktijk lijkt mij een stuk minder romantisch, er is weinig wat in het verborgene blijft. Minister Opstelten knikkebolt permanent, dus toestemming voor weer een diepe penetratie in het privé-domein is zo verkregen.
Het zal wel ergens goed voor zijn, zuchten we, en we krabbelen verder op het glibberpaadje dat de economische crisis van ons levenspad heeft gemaakt. We schroeven een kerstwijntje open en genieten van ons waterkonijn of grasbuikje en luisteren nog maar eens berustend naar de Annie M.G.-evergreen ‘Vluchten kan niet meer.’
Mocht u tussen de feestdissen tijd over hebben, dan kan ik u aanraden het boek ‘De Cirkel’ van Dave Eggers tot u te nemen. Het heet een beklemmende satire over de almacht van een Google-achtig bedrijf (‘De Cirkel’) te zijn, maar tijdens het lezen vergaat je het lachen. Bedienden de schurken in het doemscenario van Orwell’s 1984 zich van repressieve technieken, hier heersen de verleidingstactieken van de consumptiemaatschappij. Iets geven om alles terug te krijgen. Totale controle in naam van een hoger doel. Privacy is diefstal. Geheimen zijn leugens. Zoals Sjaak Bral in zijn oudejaarsshow ‘Vaarwel 2013’ zingt in het lied ‘Cookies en drones’: ‘Veilig is het nieuwe heilig.’
Kijk maar eens goed, ook in uw kerststal hangt inmiddels een camera.

PLAATS (14): Parkeerplaats Omniversum (13-12-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

De nacht was koud en donker, maar dat deerde me even niet. Ik had zojuist Brasserie Berlage verlaten, het stijlvolle restaurant in de tuin van het Gemeentemuseum, waar zoveel belangrijke gebeurtenissen in mijn leven hebben plaatsgevonden. Er pinkelden sterren, door het kalende geboomte waren de lichtjes van het Catshuis zichtbaar. Het oogde niet alsof Mark Rutte op dit tijdstip nog bezig was het land te redden. Lantarenlicht bescheen de muur van Park Sorghvliet, dat kwadrant jeugdherinneringen en kindergeluk. De laatste keer dat ik er een kijkje wilde nemen, moest ik op mijn schreden terugkeren, ik had geen toegangskaart. Maar ook dat is natuurlijk in een handomdraai te regelen.
Achter me de massieve cilinder van het Omniversum, waarin ik zoveel van de wereld heb gezien, vliegend over ijsvlaktes, stuiterend over wilde rivieren, ondergedompeld in de kleurrijkste oceanen. Daarachter de musea, domeinen van cultuur en dit allemaal vermengd met de duizenden malen dat ik hier rondliep als jongetje met voetbal of vader met kinderwagen.
Links het Bel Air Hotel, waar de helden van de jazz, vlak bij mijn ouderlijk huis, elkaar ontmoetten tijdens het North Sea Jazz Festival. Nachten vol drank en andere sfeeropwekkende middelen, maar vooral vol muziek. Naast het hotel het collosseum van de OPCW, verse Nobelprijswinnaar. Ooit was dit ons voetbalveldje, hier werden legendarische interlands tegen de Van Hoornbeekschool winnend afgesloten. (Zij vonden trouwens dat we gelijk gespeeld hadden, de doelpaal was een jas.)
Toen ik wist dat het elftal van Barcelona in het hotel logeerde, ging ik in mijn eentje met de bal naar het veld en probeerde met allerlei goocheltrucs de aandacht van de selectie te trekken. Helaas, Johan Cruijff, die daar toen de Verlosser was, kwam niet naar beneden om mij in te lijven en mij, met heel andere bedoelingen dan Zwarte Piet, mee te nemen naar Spanje.
Ik nam het de man, die heel lang mijn andere grote held is geweest, niet kwalijk. Cruijff keerde hier wel terug, met een zilveren Nederlands Elftal op de trappen van het Congresgebouw, ook zo’n magneet voor allerlei groten der aarde.
En hier, bij misschien wel de navel van mijn wereld, had ik een korte stille ontmoeting met Nelson Mandela. Ik ging naar huis, de warmte in. Hij moest voort, de weg was nog lang.

PLAATS(13): Keizerstraat (6-12-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Verwarrend was het wel. Je zag het Scheveningse strand, een hoop mensen, gedoe in de branding… maar waar waren de Zwarte Pieten? Was dit de politiek-correcte remake van de aankomst van Sinterklaas, waarbij de controversiële Pietermanknechten waren vervangen door Scheveningse klederdrachtvrouwtjes en andere als vreemde militairen verklede dorpelingen?
Het muntje viel. Dit was de verbeelding van het legendarische moment dat het Oranjehuis weer eens op onze kust aanspoelde. Het was een grootse enscenering, vol mooi gekostumeerde schijngevechten. Wekenlange voorpret en noeste nijverheid balden zich samen! Daar was de aanstaande koning, hij kwam dit keer niet met een sloep, maar, vanwege de deining, met een landingsvaartuig van de marine. De informele manier waarop hij vervolgens als een zak aardappelen op de schouders naar het zachte zand werd gedragen oogde een stuk historisch verantwoorder.
Maar al snel sloeg de verwarring ten tweede male toe. De kleine man die daar als een vorst werd binnengehaald was helemaal de toekomstige Willem I niet, dat was Huub Stapel. En had die nou niet net nog de grote tegenstrever Napoleon gespeeld? En kwam die wel van Engeland? Huub Stapel komt toch van Mars. Ook onze nieuwe koning zag je op de tribune zijn wenkbrauwen optrekken: wat nu, stammen wij af van Huub Stapel?
Huub nam het woord en ik verwachtte dat hij als ingehuurd acteur een Shakesperiaanse monoloog zou houden over leven en dood, twijfel en moed, kortom een artistieke verdichting van dit monumentale moment.  Maar hij zei zonder al te veel omwegen dat hij blij was dat hij er was.
Daarna werd hij in een koetsje gehesen, liet zich naar de Keizerstraat rijden, waar hij zich bij de gevelsteen aan de pui van het CJV liet begroeten door zijn wegbereiders Hogendorp, Van Limburg Stirum en Van der Duyn Maasdam. Er werd nog net niet ‘Hoi!’ gezegd, maar veel poëzie leverde dit weerzien niet op.
Niets ten nadele van Huub, hij deed zijn werk keurig, maar ik had geopteerd voor een anonymus als vertolker van Willem I. Dat hoort ook bij massa-ensceneringen, waar de bekoring vooral uitgaat van de choreografie. Voor subtiel en gelaagd toneelspel is daarbij geen plaats. Ik was allang blij dat niet ook de rest van de familie Flodder het strand op kwam. Maar als straks de zon weer schijnt, zullen we die hier zeker gaan zien.

PLAATS (12): Gevers Deynootplein (29-11-13)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Zou Gordon een Hagenees kunnen zijn? Ik gok van niet. De grofheid heeft hij wel in huis, de snelheid en de zelfspot ook, maar hij is te demonstratief blij met zichzelf. Vermoedelijk is het RTL-testbeeld helemaal niet blij met zichzelf, want dat stereotiepe gehinnik om zijn eigen grapjes verraadt een wanhoop, die onzekere mensen maar al te goed kennen. Het is een man die voortdurend over dun ijs loopt, daarom heeft hij haast, de scheuren die hij achterlaat wil hij niet kennen. Door! Vergeten die ellende, op naar nieuwe instant-troost. Om de lach-om-niet-te-huilen te lachen, zieltjes vertrappend, klauwend naar houvast.
Je zou hem kunnen verwijten dat hij in zijn bespottingen nooit eens iemand van formaat aanpakt. Het zijn altijd de voor de hand liggende sneue types: overgewichtige middelbare vrouwen die hot willen zijn, toononvaste aspiranten, de chinees die even lekker nummer 39 met rijst zal gaan zingen.
Samen met haar- en carrièretransplantatiesspecialist Gerard Joling ginnegapt hij zich een weg door het doodlopende labyrint van demente en hulpbehoevende mensen. Hij brengt er zeker vrolijkheid en het schijnt hem het gevoel te geven dat hij iets goeds doet.
Soms is hij iets te snel en schiet door in zijn metaforen, dan moet een mislukt zangeresje een nekschot krijgen. De hypocriete verontwaardiging van de showbizzpooiers ondergaat hij waardig. Gas terugnemen doet hij niet, alleen al die uitdrukking zal hem activeren om weer een razendsnelle toespeling te maken op de gruwelijke scheten van zijn compaan Geer.
De mensen die hem in de markt zetten, zijn uiteraard handelaren in mild en dus lucratief ramptoerisme en als een trouwe hond voldoet Gordon aan hun wensen. Zijn gezellige beledigingen stuwen de kijkcijfers op, totdat hij weer eens instort en even in een ‘Gordon sanitaire’ bij mag komen van zijn tour de force. Dan schrijft hij een boek of zelfs een dichtbundel, stuurt wat depressieve berichten de wereld in en vecht zich terug in de schijnwerpers. De begeleidende diepteinterviews getuigen van nieuw verworven inzichten, een weloverwogen kalmte die persoonlijke verdieping suggereert, maar als hij een vals zingende stumper met een scheef brilletje in het vizier krijgt dan gaat het radeloze roofdier weer ouderwets los.
Bij Gordon denk ik altijd aan het Gevers Deynootplein: toegangspoort tot zowel Kurhaus-grandeur als Casino-vermaak, maar meestal een desolaat winderig plein, waar je de lach zelf bij moet leveren.