Column

PLAATS(151): Zuidlarenstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek

imgres-1We hebben Daan de Ligt verloren. Stijlvol poëet en voormalig stadsdichter van onze stad. Hij was ernstig ziek, maar liet met hoopvolle regelmaat van zich horen. Niet lang geleden ontving ik van hem een fijn bundeltje met handgeschreven gedichten. Want Daan kon, ook in de letterlijke betekenis van het woord, mooi schrijven.
Ik was een weekje weg geweest en vond een rouwkaart bij de post. Het handschrift was prachtig en verraadde de inhoud. Het zou me niet verbazen als hij de enveloppen zelf heeft beschreven, anders hebben zijn nabestaanden de kunst van het schoonschrijven geërfd.
Pas kort geleden ontdekte ik zijn werk, waarschijnlijk omdat ik lang in een zekere stad aan het IJ vertoefde. Ik werd onmiddellijk gegrepen door zijn humor, zelfspot, vormvastheid en zijn – ik kan het niet anders zeggen – precies juist gekozen woorden. Elk gedicht van Daan de Ligt staat als een huis, vaak moet ik bij het glimlachend lezen aan mijn vriend Driek van Wissen denken, die ons ook te vroeg verlaten heeft.
Eén keer heb ik Daan ontmoet, in de Zuidlarenstraat, waar hij in Theater Dakota een voorstelling van Paul Pleijsier en mijzelf bezocht. Zijn authentieke accent en zijn vriendelijkheid ontroerde me, er school iets zachts in hem en veel liefde voor het leven. Ik stel me voor dat er veel van hem gehouden is.
Bij een latere aflevering van ons programma, waarin we de poëzie alle ruimte wilden geven, hadden we hem uitgenodigd om te komen voorlezen. Dat was inmiddels te vermoeiend, maar hij vond het prima als ik een paar van zijn gedichten declameerde. Op ons verzoek werd de voordracht door enkele leden van het zeer enthousiaste publiek gefilmd (compleet met zwaaien naar de dichter) en die filmpjes heeft hij blijmoedig bekeken.
Daan heeft over alles wat los en vast zat in Den Haag gedicht, de bij onze stad behorende melancholie zat in hem verankerd, als ook die andere kerneigenschap van de Haagse mens: de onvergankelijke humor. Bijvoorbeeld in het gedicht ‘Marteling’ waarin de ik-persoon hoogst verontrustende geluiden waarneemt (gekrijs, gekreun… moord?). Maar nee:

Gelukkig viel het achteraf wel mee
Gewoon een potje damestennis op TV

Ergo: lees en herlees zijn werk. Laat zijn prachtige ‘ligt’ over onze wereld spelen.
Leve Daan!

PLAATS (150): Hendrik van Randwijkstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

images-1Deze week viel de acceptgirokaart van Vrij Nederland in de bus. Het schijnt dat deze zin twee anachronismen bevat. Zo’n acceptgirokaart is inmiddels vooral een aansporing tot digitaal betalen en Vrij Nederland… ach Vrij Nederland. Het lezersbestand is geslonken en nu gebiedt de tirannie van het profijt dat het maar een maandblad moet worden met ook nog iets digitaals en gedoe op forums. Het is mij droef te moede, maar ik ben dan ook het derde anachronisme in deze column.
Het zal bij boekhandel Paagman op onze Fred geweest zijn dat ik voor het eerst een Vrij Nederland in handen had. Dat lettertype, die kolommen, de zwart-wit foto’s, namen van beroemde journalisten, dit was de echte wereld. Je kreeg er een kleurenbijlage bij, die week over het Egypte van president Sadat. Ik zat in 6 VWO en wilde in Amsterdam gaan studeren en wonen. Vrij Nederland was mijn voorschot daarop. Met behulp van het CJP nam ik een abonnement dat tot op heden voortduurt.
Lang niet alles wat er in die 37 jaar door VN is geschreven heb ik kunnen lezen. De overvolle nummers lieten zich vaak nauwelijks door de brievenbus persen. Zelfs vakanties met drie weken regen volstonden niet om de opgestapelde VN’s weg te werken. Het kost mij nog steeds moeite om artikelen ongelezen te laten. Ik werd redacteur van het satirische studentenweekblad Propria Cures dat een zoetzure guerilla voerde tegen de grote broer, waarin oud-PC’ers als Renate Rubinstein, Piet Grijs, Joop van Tijn en Rinus Ferdinandusse publiceerden. Ook ík heb in Vrij Nederland gestaan, als beginner op een toepasselijke plek: in ‘De Blauw Geruite Kiel’, de onvolprezen kinderrubriek van Karel Eykman. Apetrots las ik mijn woorden, het was een gedichtje over een grootsteedse telefooncel met als slotregel: je zou er kunnen bellen/als er nog een telefoon zou zijn.
Mijn leven is verweven met Vrij Nederland, er zijn toppen en dalen geweest, maar ik ben het blad altijd trouw gebleven en lees het nog steeds met veel plezier. Wat moet ik doen? Ik ben een slechte afscheidnemer. En bovendien heb ik al zoveel verloren. Henk van Randwijk, oprichter en hoofdredacteur, geëerd met een straatje in Leidschendam, schreef de beroemde woorden: ‘Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen. Dan dooft het licht.’
Toch maar weer verlengen?

PLAATS(149): Indisch Monument, Waterpartij

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Op de radio hebben ze het over de teleurstellende prestaties van de Nederlandse Olympiërs. Terecht natuurlijk, want we staan maar twaalfde in het klassement. En dan hebben we potverdomme ook nog massaal onze nachtrust opgeofferd om Ranomi en Dafne te zien falen. Godzijdank was er eerder op die avond een beul van een baanwielrenster die iedereen te slim af was. Konden we toch nog even juichen. Begon die meid wel meteen te zeuren over de pijn in haar poten. Lekkere topsportmentaliteit. Want kijk, die poten komen wel weer in orde, maar hoe zit het met ons leed? Al die uren van onze kostbare tijd zitten we voor de televisie en dan zien we vooral Amerikanen en andere succesvolle buitenlanders die medailles verzamelen alsof het Pokémons op Kijkduin zijn.
Kijk, we zijn het niet altijd eens met degenen die de buitenlanders overal de schuld van geven, maar in het geval van de Olympische Spelen is toch wel duidelijk door wie het komt dat wij niet het aantal beloofde medailles hebben.
Waarom is darten geen Olympische sport? Dat scheelt ons zo een paar plakken, dus dat moet wel een complot van de andere landen zijn. Die gozer van Texel op die surfplank deed het op zich goed, maar dan is er meteen weer een andere zeilmuts die net een puntje te kort komt. Beseft zo’n meid wel wat ze ons daarmee aandoet? Want wij zitten onmachtig voor de televisie.
Of zo’n pijlenschieter. Kijken we daar eens een keer naar, wordt zo’n pseudo-Robin Hood vierde. Daar kopen we niets voor. We zijn nou ruim over de helft en misschien dat er hier en daar nog wat gescoord wordt, als mevrouw Dafne niet een pijntje in haar goddelijke liezen heeft, maar het zullen doekjes voor het bloeden zijn. Er is in die eerste week al zoveel kapot gemaakt. Zwemsters die bijna verdrinken. Die trieste friemelaars van het judo die in een mum van tijd op hun rug lagen. Dat kunnen wij ook. Waarschijnlijk beter dan die dik betaalde atleten. Toch zetten wij met de moed der wanhoop op maandagochtend de televisie maar weer aan.
Wat is dat nu weer voor sport? Een vijver, een grasveld, veel publiek, maar weinig uitbundigheid. Daar is Rutte ook. En ze spelen het Wilhelmus. Dan moeten we iets gewonnen hebben.

PLAATS (148): Pieterstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Sinds afgelopen maandag ben ik ouder dan mijn vader geworden is. Als het allemaal anders was gegaan, had ik nu met een 82-jarige naar de Olympische Spelen zitten kijken. Misschien dat hij bij Nederlandse successen niet meer zo woest was opgesprongen en met zijn armen had gezwaaid. Vroeger werden tijdens Europacup-wedstrijden door bezorgde gezinsgenoten uit voorzorg schemerlampen en andere kwetsbare meubelstukken verwijderd.
De vader van Louis van Gaal overleed op zijn 53ste. De trainer heeft ooit verteld dat hij bevreesd was dat hem hetzelfde lot zou treffen. Na de dag dat hij ouder dan zijn vader werd, voelde hij zich onsterfelijk.
Jouw vader, zo zei een bekende eens tegen me, was een romanfiguur. Tja, er zijn natuurlijk redenen waarom je niet zo oud wordt. Die roman moet trouwens nog wel geschreven worden, al heeft de hoofdpersoon er wel voor gezorgd dat zijn zoon schrijver is geworden. In Den Haag draagt in ieder geval een straat zijn naam al.
Mijn vader stierf in de zomer van 1989. Het voelt als de dag van gisteren. Dit lied schreef ik daarover:

Zolang je leeft
Wil je het liefste verder leven
’t Is toch te gek
Wat je met lucht zoal kunt doen
Als het aan mij ligt
Dan blijf ik nog wel even
Als het aan mij ligt
Ga ik nimmer met pensioen

Nu ging mijn vader dood
We hebben hem begraven
Het was een mooie dag
We stonden bij het graf
De wereld stokte
Er viel niet meer door te draven
Zo was het goed
Ik vond het helemaal geen straf

Mijn vader was niet oud
Hij had nog moeten blijven
Maar hij was ziek, heel ziek
En beter werd hij niet
Dan geldt een andere wet
Dat is niet voor te schrijven
Dan is er sprake
Van een opgelucht verdriet

Ik zag hem strijden
In zijn laatste levensdagen
En toen hij ging
Heb ik mijn tranen weggeboend
Hij was zo rustig
En er was niets meer te vragen
Ik was voor even
Met mijn eigen dood verzoend

Zo, en dan nu maar… verder met leven!

PLAATS (147): De nieuwe Pier

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Maandagochtend. Ik had een bespreking in het IJspaleis gehad. Nu was de motregen tot zomerse warmte verneveld en lag de wereld open. Er kwam een tram aan die naar Scheveningen-Noorderstrand zou rijden. Ik sprong erop en gleed door de stad die mij zo dierbaar is en waar in straten en op pleinen meer herinneringen voor het grijpen liggen dan er ooit pokémons gelocaliseerd zullen worden.
Ondertussen dacht ik na over deze column. Het was mij (en ook enige lezers) opgevallen dat ik in deze tijden van angst en terreur vooral schreef over de goede en zachte kanten van het leven. Misschien werd het tijd voor een ouderwets stukje harde satire: ‘Moordzomer! Welkom terug op NPO Radio 1 met de inmiddels vertrouwde mélange van sport, leuke rubriekjes, sport, een fijne quiz, sport, af en toe een nieuwsupdate, sport en veel Bekende Nederlanders die veel Voor De Hand Liggende Dingen in de microfoon komen blaten. En natuurlijk veel sport. Hebben we even een probleempje, we zitten in een sportwakje tussen de Tour en de Olympische Spelen, maar we willen dit succesvolle format graag handhaven, vandaar dat wij, met een knipoog naar de andere gebeurtenissen in de wereld nu even geen sportzomer heten, maar… Moordzomer!’
Inmiddels reed de tram langs het Turks museum, schuin tegenover het Vredespaleis overigens. Ik had er nog nooit van gehoord, maar gezien de intakt zijnde ruiten leek het me geen bolwerk van Gülen-aanhangers te zijn. Iets verderop overwoog ik uit te stappen voor een wandeling in Park Sorghvliet (ik heb een kaart!). Alles kon nu eenmaal. Maar niet allemaal tegelijkertijd. Ik legde mijn lot in handen van de HTM en we meerden tenslotte aan bij het Noorderstrand. Zouden de eeuwige baren mij kunnen kalmeren?
‘Moordzomer! We wilden overschakelen naar Filemon Wesseling die een onnozel gesprek had met een zelfmoordterrorist, maar Filemon schijnt aan een verkeerd touwtje te hebben getrokken. Dus gaan we naar Gio Lippens, nog steeds in Parijs, Gio, zal de koers nog ontploffen? Gio? Gio? Oké, plaatje uit de sixties dan maar weer, blijf luisteren, straks gaan we naar Duitsland voor de Aanslag van de Dag in deze… Moordzomer!’
Zon en wind bespeelden een miljoen tevreden toeristen. Ik zwenkte de nieuwe Pier op en liep door tot het water onder mijn voeten speelde en het rumoer van het land verstomd was.

 

 

PLAATS (146): Theetuin, Westbroekpark

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Een van ons werd vijftig en dat vierden we in de theetuin van het Westbroekpark. In de verte reutelde De Parade, de perken van het rosarium toonden duizend kleuren en de zon strooide zijn genade over deze stek aan de waterkant. In de vakantietijd verjaren, het is een levenslange handicap (ik weet daar alles van, want ik ben zelf een dag voor kerstmis jarig), maar nu waren we allemaal gekomen, misschien wel vier generaties bij elkaar.
Er speelden kinderen, sommigen sinds kort ter been, oud maar vitaal dronk een glaasje onder een parasol, en daartussen lachten wij, in meer of mindere mate in de kracht van ons leven, met vreugde en verdriet in onze ransel. Veel heb je eigenlijk niet nodig voor zo’n samenzijn, de catering was in orde, en verder was het louter liefde en aanwezigheid.
Sommige medefeesters sprak ik voor het eerst sinds tientallen jaren, oude verbintenissen werden voelbaar en herinneringen opgehaald. De actualiteit bleef niet onbesproken, zij het meestal in een filosofisch kader, dat mocht na al die jaren wel, we hadden bepaalde gebeurtenissen zich inmiddels zo vaak zien herhalen.
De wat oudere kinderen raakten gebiologeerd door het handmatig te bedienen pontje dat de theetuin met de Haringkade verbindt. Gierend van de pret leunden ze tegen het bord met het machteloze verzoek om niet te spelevaren. Wij, de filosofen met het glas, hieven de hymne van Drs P. aan: ‘heen en weer, heen en weer’. En uiteraard de allermooiste zin uit dit vers: ‘De oever die daarginds is, noemen wij de overkant, dat wordt dus deze kant, zodra wij daar zijn aangeland.’
Probeer de betrekkelijkheid der dingen maar eens mooier te verwoorden. Het zou de week worden van de slachtpartij in Nice, een avondje staatsgrepen in Turkije (de koe mocht godzijdank weer in de wei, men sprak weer ouderwets van een coup met een p), maar ook van grote sportprestaties en dolle taferelen op de Mont Ventoux.
Commotie, droefenis en cynisme te over, de veerpont van ons gemoed hoorde tussen hoop en vrees te pendelen, maar wij zaten met een volgend glas in de hand in ons achteloos paradijs. Laten we dit vasthouden, zeiden we, en dat ging niet alleen over dat glas. We gingen in liefde uiteen, als altijd vastbesloten om van de wereld een betere plek te maken.

PLAATS (145): Vogelwijk

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Op deze zondagmiddag, die zijn naam volledig eer aan doet, wandel ik met mijn zoon door de Vogelwijk. Over de Nieboerweg klimmen luchtig geklede fietsers naar het strand. Een volgeladen tram 12 tingelt langs. Verder heerst hier stilte. Alles bloeit en geurt en zelfs de meeuwen, die zich sinds enige tijd niet meer laten verjagen door de ondergrondse afvalcontainers, zijn vertrokken. Op het strand vallen veel meer gesneuvelde frietjes en kibbelingresten te snaaien.
De stille duinrand op zomerse dagen, het slapende dorpje in de zon. In de Vogelwijk hoef je je niet te vervelen, het stratenplan is vol verrassende wendingen. De huizen, niet zelden door hagen omringd, zijn fraai. Klasgenoten op de middelbare school woonden in deze oase, maar ik had het ook niet slecht op de Fred. En zij moesten een stuk verder naar huis fietsen. Aan hun rijwiel was zonder uitzondering een klem voor een hockeystick bevestigd.
Bij mijn comeback in Den Haag is er een huis aan de Spreeuwenlaan bekeken. Het was een ton goedkoper dan het omliggende aanbod en bij bezichtiging bleek waarom. Gelegen op een oude duinstroom was het pand kort na de bouw verzakt. Je hoefde geen knikker te laten rollen om te zien dat alles scheef was.
Omdat we uiteindelijk domicilie kozen in de Bomenbuurt, met de Fahrenheitstraat die zo sterk op de Frederik Hendriklaan van mijn jeugd lijkt, wandel ik nog vaak door de Spreeuwenlaan. Het scheve huis wordt dapper bewoond en ach, ik heb in Amsterdam wel ernstiger uit lood staande pandjes meegemaakt. Toch ben ik blij verderop te wonen, in de drukte, hoewel die in Den Haag betrekkelijk is, na half zes dooft het straatleven snel uit. Bij warm weer is er wel enige aanloop bij de ijssalon, de sportschool spuwt soms wat kiloknallers uit, maar de meeste avonden zijn net zo mooi stil als de zondagen in de Vogelwijk.
Natuurlijk klinkt daar nu ergens de onvermijdelijke mooiweerzaag, aan de hemel knort een reclamevliegtuigje en twee meisjes staan joelend op een trampoline die moeiteloos in zo’n doorsnee Vogelwijk-tuin past.
Hun blije vlechtjes dansen boven de heg, op de oprijlaan staat een jeugdige vader tevreden toe te kijken. Zo jong en dan al zo’n huis, denk ik even. Maar ach, wat zal ik bewolkt doen op deze rijke dag, met mijn lieve kind, wandelend in de Vogelwijk.

PLAATS(144): Houtrust

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

‘s Ochtends is het meer een ansichtkaart. Een glazen plaat waardoor de bergen naar elkaars spiegelbeeld kijken. ‘s Middags komt er een briesje om de zeilers en surfers van dienst te zijn, zeker degenen die het nog moeten leren. De zon is van weldadige Italiaanse makelij. Aan het eind van de dag kropt de warmte zich soms op, dan volgt een ontlading met donder, bliksem en een verkwikkende hoosbui. Nog lang kan de echo van de donder tussen de bergen blijven klinken, begeleid door een kosmische lichtshow. De volgende ochtend ligt het water er weer gladgestreken bij. Oh zoete monotonie der vakantie.
Een meertje verderop heeft de inpakkingskunstenaar Christo zijn bijna-naamgenoot willen evenaren door oranje wandelpaden over het water te creëren. Meer dan een miljoen mensen hebben die wandeling gemaakt, is het door dit ‘waterbed-effect’ dat het hier zo rustig is? Waarschijnlijk niet, de omvang van dit meer maakt, anders dan op de nabijgelegen Garda-kermis, massatoerisme vrijwel onmogelijk.
Ik heb Christo trouwens niet nodig, want ik zwem het meer over. En terug uiteraard. Een pittig tochtje van een krap uur, maar verfrissend en noodzakelijk, want Italië is het land van de culinaire verlokkingen. Wat gaat er trouwens gebeuren als de oude Christo, die Rijksdag en Pont Neuf wist in te pakken, komt te overlijden? Crematie? Vriesdroging? Waarschijnlijk wordt hij ingepakt en tentoongesteld.
Houtrust is een geliefde plek niet ver van mijn huis, maar nu een niet geheel correct grammaticaal gebod. Het lukt me aardig het op te volgen. Hier is geen televisie, geen dooremmerende sportzomerradio en spaarzaam internet. Italië-Spanje kijk ik in een bar met opgewonden landslieden, verder komen met enige vertraging de wonderlijkste uitslagen door: Wales! IJsland! De Belgen die dachten dat ze kampioen zouden worden zijn stilletjes vertrokken. Ze begonnen te veel op Nederland te lijken, in hoogmoed, zelfverheerlijking en persgekrakeel. Hoewel zij zichzelf dan wel zonder gemiste penalty’s wisten uit te schakelen.
Het speelt allemaal in de marge van mijn dolce far niente, ik heb mij begraven in de bijna 800 pagina’s van de nieuwe biografie van Paul McCartney. Een leven en een carrière waaraan moeiteloos een tien keer dikker boek te wijden zou zijn. Mijn hemel, wat heeft die man veel bijzonders gepresteerd in zijn leven. Was ik nog niet tot rust gekomen, dan zou dit boek mij alsnog gestrekt doen gaan.

PLAATS (143): Vrijzinnig Christelijk Lyceum

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Kijk ons daar nou lopen
Voor de allerlaatste keer
We doen de schooldeur open
En de geuren van weleer
Die ooit binnen zijn gekropen
Ruiken we nu weer
Straks gaan ze alles slopen
Ze halen alles neer

Paul Pleijsier en ik hebben een lied gemaakt dat ‘Reünie’ heet en we zijn op onze oude school om beelden te schieten voor het bijbehorende clipje. Paul is sinds zijn eindexamen nooit op het VCL terug geweest, ik woon dichterbij en ben beter op de hoogte van de stand van zaken.
Maar zoveel is er gek genoeg niet veranderd aan de Van Stolkweg. De bomen zijn een stuk hoger, er is nog maar één leraar van wie we les hebben gekregen en de ingang is verplaatst naar het schoolplein, waar Paul verrast wordt door een nieuwe uitbouw.
Binnenkort zal alles anders zijn, want inderdaad, de school wordt gesloopt, op de oude villa na. De nieuwste rector toont de tekeningen van het komende gebouw, het ziet er vertrouwd uit. De leerlingen wijken twee jaar uit naar het ontruimde Aloysiuscollege.

We zien de klassen en de gangen
Waar geheimen zijn bewaard
Vol onmacht en verlangen
Pijn die nooit echt is verjaard

En ook de zoete herinneringen, de optredens in de aula en ja, ze liggen er nog, de peuken bij het hek. De eindexamenleerlingen zijn aan het vieren, maar als de bel gaat, stroomt het trappenhuis als vanouds vol. Omdat wij daar na veertig jaar weer staan te zingen, houden de leerlingen hun pas in en klappen mee. Op verzoek zingen we ons liedje in diverse klassen en in de bankjes waar we zelf ooit zaten. Glimmende oogjes bij de leerlingen als wij de lerares lachend aankijken bij deze strofe:

En die onbereikbare meiden
Zijn op leeftijd en gescheiden
We hoeven niet meer ademloos te zwijgen
Nu zouden we ze makkelijk kunnen krijgen

Die puberale grootspraak hebben we nooit helemaal afgelegd. Dan lopen we voor de laatste keer het schoolplein af:

En we zwijgen en we staren
In dat kaartenhuis van steen
Het is een eeuwenoud verhaal
Reünie en straks ruïne

Bij thuiskomst blijken niet alle opnames goed gelukt te zijn. Maar die in ons hoofd zijn haarscherp.

PLAATS (142): Museumkwartier

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Er is, behalve zand en veen, in Den Haag nog een gebied te onderscheiden. Het ligt ter hoogte van het Binnenhof en ik noem het altijd maar ‘het bagger’. Oftewel ‘het politieke drijfzand’, op wiens peilloze diepte je nu bij het Tournooiveld vanwege de aanleg van een parkeergarage een blik kan werpen. In deze omgeving bevindt zich ook het beoogde Museumkwartier, waarin men de vele aanwezige musea nog meer met elkaar wil verbinden.
Daar was natuurlijk onmiddellijk gedoe over, want zoals bekend kan er in onze stad geen steen verlegd of boom gekapt worden zonder dat betrokken activisten zich eraan vastketenen. Zo vind ik het nog steeds onbegrijpelijk dat de bloesemboompjes aan de kustzijde van de Laan van Meerdervoort het hele voorjaar lelijk onthoofd langs de straat hebben gestaan. De geplande herinrichting was nog lang niet begonnen, had ze nog één keer laten bloeien!
Maar goed, het Museumkwartier. De majestueuze rust van het Voorhout moet natuurlijk niet ontaarden in een permanente toeristenscrum. Een nobel standpunt, want alles van waarde is weerloos en plannenmakers dienen constructief maar met gezond wantrouwen bejegend te worden. Het gaat hier dus om een delicaat proces van kleine stapjes, waarbij de balans tussen wat hartstikke goed is (en dat is veel in Den Haag, vandaar ook het assertieve conservatisme) en mogelijke verbeteringen voortdurend in de gaten moet worden gehouden.
Het is een mooie uitdaging: meer bezoekers voor dit prachtige stadsdeel zonder aantasting ervan. We zouden om te beginnen het Binnenhof als extra museum kunnen inrichten. Dat kunnen ze bij die renovatie gelijk meenemen.
Ik denk aan een tentoonstelling van verdwenen verschijnselen uit de democratie: het scherpzinnige ideologische debat, het onelinerloze betoog, het niet-opportunistische kamerlid en natuurlijk de VVD’er zonder strafblad.
Bij het kanaliseren van de aanzwellende toeristenstromen ontkomen we, zoals overal, niet aan etnisch profileren. Voor de immer voortrazende Japanners met hun zwaaiende selfiesticks zou je een aparte snelle route kunnen creëren, voor de traditioneel lawaaiige Amerikanen eentje met geluidsschermen.
Veel kan ook ondergronds, voor de hand ligt een nieuw verzetsmuseum, maar ook het transport van touristen vanaf hun touringcars bij het Malieveld. Dat wordt een extra ‘experience’, want met onze Haagse ervaring maken we daar een spectaculaire grotachtige wildwaterbaan van.
En wordt het onverhoopt toch te druk op het Voorhout, laten we John Medley zingen. Dan is iedereen zo weg.