Column

PLAATS (141): Oranjeplein

 

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Natuurlijk! We doen gewoon wél mee. De rest van Europa zit ons te zieken omdat we niet op het EK voetbal aanwezig zijn. Van die gefrustreerde Belgen kan je het verwachten en de Duitsers proberen met enig leedvermaak hun moppenboekjes eindelijk wat dikker te maken, maar gastland Frankrijk spant de kroon. Bij elk doelpunt, wissel of tussenstandmoment verschijnt pontificaal ‘Orange’ in beeld. De smoes is dat het een sponsor betreft, maar die zal wel niet voor niets zijn uitgezocht. We weten hoe de Fransen zijn. Maar wíj laten ons niet kisten, we doen gewoon mee.
Het idee is simpel, we creëren een parallel universum. Niets bijzonders, dat gebeurt aan de lopende band. We maken een overzichtelijke wereld waarover we zeggenschap hebben. Religies en ideologieën doen niet anders.
In dit geval: we ontkennen dat we niet meedoen. Een website met een bijbehorende kluwen sociale media is zo gemaakt. Dan kan het beoefenen van ‘factfree journalism’, een andere trend van het moment, een aanvang nemen. Niet gecorrigeerd door de werkelijkheid bouwen we aan een gemeenschap die hartstochtelijk meeleeft met het uit de as herrezen Oranje.
Eerst moet er een reden verzonnen worden waarom Nederland alsnog tot het tournooi is toegelaten. We kennen het historische voorbeeld van de Joegoslaven, die in 1992 vanwege de oorlog in hun land plaatsmaakten voor van het strand geraapte Denen. Die ook nog eens kampioen werden! Uitgaande van dit criterium kunnen om te beginnen Rusland en de Oekraïne opzouten. Turkije is een grensgeval, maar dat heeft Nederland uitgeschakeld en we willen niet rancuneus overkomen. Bovendien moeten we voorzichtig zijn met die vluchtelingendeal, we laten onze sportzomer niet verkloten door nieuwe gelukszoekers.
Engeland heeft zijn doorgefokte hooligans, een Brexit wat betreft dit tournooi is zo geregeld. Zeker in ons parallel universum. Nou ja, maakt niet uit, we doen gewoon mee.
Op onze website staan zelf ontworpen voorbeschouwingen, wedstrijdverslagen en onthullende nieuwtjes. Robin van Persie en Arjen Robben spelen alsnog mee, Danny Blind is bondscoach, maar duidelijk is dat de gouden pik van ‘onze’ Dick (Advocaat) het Nederlands Elftal tot ongekende hoogte opkrikt. De stroom gelovigen zwelt en op 10 juli overklast Oranje in de finale onze Zuiderburen. Ha!
Met site, reclame en alomtegenwoordige media-aandacht zou je flink binnen kunnen lopen. Alleen al die sneue gedachte maakt dat ik me liever tot de harde werkelijkheid beperk.

PLAATS (140): Moskousingel

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

imgresIk las de roman ‘Poubelle’ van Pieter Waterdrinker. Meesterlijk boek. Chapeau voor deze romancier annex Rusland-correspondent. Ik zal niet teveel van de inhoud van deze ruim 500 pagina’s tellende roman prijsgeven, maar neem van mij aan dat je als lezer wat gaat beleven. Aan de hand van het kleurrijke leven van hoofdpersoon Wessel Stols stuiteren we door het Europa van heden en nabij verleden.
Liefdesgeschiedenis, Bildungsroman, politiek essay, oorlogsverslag, Waterdrinker draait nergens zijn hand voor om en heeft een meeslepend drama gecomponeerd. Wessel Stols zien wij onder meer in de gedaante van gloedvolle echtgenoot, maar ook als losgeslagen hedonist, would be romancier, smoezelig kunsthandelaar en prominent europarlementariër. Hij voert ons mee naar de Brusselse graai-orgies als ook naar de cynische Oosteuropese slagvelden op de Krim, in Moskou en in Oost-Oekraïne. ‘Poubelle’ is zoals bekend het Franse woord voor vuilnisbak (de uitvinder daarvan heette zo), maar het is wel de laatste plek waar deze roman dient te belanden. Als je iets meer wilt begrijpen van de mestvaalt van de geschiedenis, dan lees je dit werk.
Zo trof mij, deze week door griep enigszins lamgelegd en – oh voordeel van het nadeel! – tot lezen genoopt, toch weer de kracht der fictie. Mijn leven lang ben ik aan het volgen van de actualiteit verslaafd, een afwijking die door mijn beroepskeuze is aangewakkerd, maar de laatste tijd drijft de nieuwsdiarree mij steeds meer tot wanhoop. Afgezien van de ontwikkeling dat de verpakking (eenregelig simplisme, schreeuwerige toonzetting) meer en meer de feiten overschaduwt, is de periodieke herhaling van zetten voor de doorgewinterde nieuwsveteraan nogal afstompend aan het worden. Als het om grappen maken gaat, hoef je soms alleen de naam van de betreffende minister te aan te passen.
Heb ik het nog niet eens over alle evidente fouten die ik vanwege mijn olifantengeheugen dan weer te verduren krijg. Te vaak brul ik naar de autoradio dingen als ‘nee, Corry Brokken won het Eurovisiesongfestival niet in 1959’. Om niemand in verlegenheid te brengen heb ik dit voorbeeld verzonnen. Zo vermoeiend is die armzalige carrousel van aandachttrekkerij, het geblèr van scoopgeile reporters met wegwerpnieuws.
Nee, dan ‘Poubelle’, een verpletterende roman, scherp, lyrisch, ongeremd, partijdig, wars van strategisch gelul, waarin de verbeelding duizend keer méér waarheid aan het licht brengt dan welk journalistiek spektakelverhaal ook. Ik kan er weer even tegen.

PLAATS (139): Zieken

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ziek. Een tegen griep aanleunende verkoudheid. Hoofd verstopt, keelpijn, overal onwillige spieren, panische lichaamssappen die te pas en te onpas een uitweg zoeken. Boodschapje doen, geheel bezweet thuiskomen. Reuk en smaak zijn verdwenen. Buiten schijnt de zon, het kan verkeren.
Mijn zoontje kwam van school met twee imposante stalagtieten van snot op de bovenlip. Hij hoestte. Maar ja, dit mannetje niet knuffelen is geen optie. Dan gaat het snel.
Ik voelde donderdag al iets komen en bond, zoals Steven Kruijswijk twee dagen later deed, de strijd aan met de malheur. Ik fietste twintig kilometer, maakte een aantal rondjes door het altijd prachtige Zuiderpark en bezocht ’s middags het zwembad voor nog eens 52 baantjes. Toen mocht ik de finale van de talentenjacht ‘De beste uit de buurt’ in theater De Nieuwe Regentes presenteren en tijdens de nazit in café Emma voelde ik dat de kleine klootzakjes in mijn lijf aan de winnende hand waren.
Bij het opstaan werd veel duidelijk, ook dat ik maar beter niet kon opstaan. Eigenlijk heeft zo’n griepje iets prettigs. Het schenkt je niet alleen een generaal pardon van alles waar je je toe verplicht voelt. Dat mag nu wachten. Het is ook de aangename verdoving van de wattenwereld waarin je terechtgekomen bent. Het bijna genoeglijke kreunen bij het ondergaan van al die dragelijke pijntjes en ongemakjes. Een heerlijk slachtoffergevoel maakt zich van de zieke meester, er is een gelegitimeerde overmacht, de strijd met de harde buitenwereld hoeft even niet gevoerd te worden.
Onmiddellijk transporteer je jezelf terug in de tijd: ziek thuis, je moeder zorgt voor je. Buiten op de Fred hoor je de fluitjes van de klaarovers: iedereen moet naar school, jij niet. Je moeder heeft thee gezet en een beschuitje gemaakt. Ze gaat even zitten op de rand van het bed en haalt haar hand door je krullenbol. Je bent wel ziek, maar er kan niets gebeuren, er wordt voor je gezorgd. Ze heeft de school al gebeld en ze zegt dat het snel beter zal gaan. Dan loopt ze naar beneden en je hoort haar zingen en rommelen in de keuken.
Je dommelt wat. Buiten koeren de duiven in de ruisende boom. Je moeder komt naar boven en zegt dat ze een boodschapje moet doen. Dan ben je alleen thuis, maar niet voor lang. Gelukkiger zal je niet sneller worden.

PLAATS (138): Zwembad De Waterthor

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ooit mochten Paul Pleijsier en ik samen met het hilarische duo Waardenberg & De Jong de openingsvoorstelling verzorgen van Theater de Bommersheuf in Zevenaar. Deze nieuwe schouwburg bleek een omgebouwd zwembad. Ze hadden wat tegeltjes laten zitten en op sommige plekken kon je zien hoe hoog het water in vroeger dagen had gestaan. De galmende akoestiek was vooralsnog behouden gebleven, maar dat zal in de loop der tijd wel verbeterd zijn.
In Den Haag koesteren we voormalig zwembad ‘De Regentes’ in de Weimarstraat, na tweede leven als gesubsidieerd theater nu moedig door het leven gaand als ‘De Nieuwe Regentes’. Met veel inzet en creativiteit van de uit buurtgenoten gerecruteerde medewerkers en wat subsidies af en toe, proberen ze daar – ik kan het niet anders zeggen – het hoofd boven water te houden. Ik woon vlakbij, kom er graag, als toeschouwer en soms als bespeler.
Het is een bijzonder gebouw, inmiddels gebrandmerkt als theater, maar meer zwembad kan een theater niet zijn. Met badhokjes als kleedkamers en de betegelde welving van de ruimte die ‘het diepe’ heet, is dit gebouw trots op zijn geschiedenis.
Wanneer je er binnen komt hoor je het joelen van de duizenden Haagse zwemkinderen die hier spartelden en ruik je – ook al hangt die lucht er al jaren niet meer – de onvergankelijke geur van chloor.
Ook frequenteer ik met veel plezier een nog wel in gebruik zijnde zweminrichting, te weten ‘De Waterthor’ aan de Thorbeckelaan. Op een tamelijk rustig tijdstip (ik zeg natuurlijk niet welk) trek ik met toenemend succes mijn baantjes. Vaak ga ik er gekreukeld heen, maar het water tilt me op, een baarmoederlijke warmte omspoelt me en ik ga los totdat de badmeesters mij verzoeken het bad te verlaten. Schoolkinderen (een aantal helaas iets te mollig) staan inmiddels gillend onder de douches als opmaat voor de wekelijkse zwemles. Herboren keer ik terug naar de dagelijkse plichten.
Balsem voor lichaam en ziel. In deze bozige tijden vol polarisatie, lichtgeraaktheid en onversneden agressie zou ik willen pleiten voor verplichte zwempartijen. Onderdompeling in het geduldige water zal de wederspannigen verfrissing, kalmte, relativering en energie schenken.
Stel je voor: de Tweede Kamer onder water. De leden dobberen genoeglijk rond en zetten tijdens het afdrogen het ontstane wederzijds begrip om in goede afspraken. Wie weet kan de klimaatverandering een en ander bespoedigen.

PLAATS (137): Trooststraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Wat een succesverhaal, die eclatante Grand Prix-overwinning van ‘onze Max.’ Ja, ‘onze Max’, want zijn succes wordt onmiddellijk, geheel in DWDD-stijl, geannexeerd. Ook hier geldt: wé hebben gewonnen, hij heeft verloren.
Maar dat laatste heeft de jonge Verstappen niet, hij scheurde nog vaker en harder dan de protestantse kerk ooit deed en belandde boven op het podium. Daar waar zijn snelle vader Jos meestal in de grindbak terechtkwam.
Een mooi contrastrijk weekend, Douwe Bob poogde te scoren met ‘Slow Down’, Max Verstappen deed precies het omgekeerde. ‘Onze Douwe’, zeer populair bij de wufte songfestivalgangers die in zijn naam wellicht een seksueel commando herkenden, was uiteindelijk niet zo tevreden met zijn elfde plaats.
Had hij de roze trui van ‘onze Tom’ Dumoulin moeten aantrekken? Gedragen door opgewonden voorspellingen achtte hij zich succesvoller. Het was even slikken voor onze held en hij was in de feestende menigte niet de enige.
Tja, succesverhalen, niemand kan meer zonder. Het vermoeit me soms, die eeuwig vastgebeitelde glimlach, dat overvloedig aangebrachte parfum der permanente voorspoed. Noem het een Facebook-attitude, naar het sociale medium vol hoera-verhalen, waarin je zo vaak het onderliggende leed kunt lezen.
Ook ik heb heel wat succesverhalen verteld. Sterker, nog steeds hoor ik mijzelf mijn heldendaden opkloppen, want in mijn werk als ‘cultureel ondernemer’ wordt onbeteugelde zelfpromotie zelfs door de regering aangewakkerd.
(Kom aanstaande zondagmiddag naar Theater Dakota, Cesar Zuiderwijk is er ook, het wordt weer geweldig!).
Alsof de wereld een voortdurende schoolreünie is, waarbij iedereen zo gunstig mogelijk uit de verf wil komen.
Natuurlijk, er zijn ook genoeg types die zonder terughouding hun tegenspoed lopen te verkondigen, maar die zijn vaak buitengewoon succesvol in het dramatiseren van hun leed. Want ook dat geeft status.
En daar gaat het natuurlijk om, we willen er zijn, gehoord en gezien worden. Dat kan door op te scheppen, door tranen te trekken, of zelfs door onbenullige dingen als epifanieën te presenteren.
Zo las ik de belangwekkende uitspraak dat ‘Loretta Schrijver geen moeite heeft met oud worden’. Ik zou daar aan willen toevoegen: dat oud worden lukt haar dan ook prima!
Succes als levensbehoefte. Ik snap het wel. Nu we onszelf van een leven na de dood hebben beroofd, moeten we hier en nu slagen. Een zware taak, dus een beetje succes lenen van stoere knapen als Max, Douwe en Tom verschaft veel troost.

PLAATS (136): Wilhelminastraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw, de hemel en de aarde. Dat zongen wij vroeger met onze zoete zondagsschoolstemmetjes. Het is een mooi streven, hier en daar behoeft een en ander absoluut verbetering, maar laten we in ieder geval afspreken dat we van het Wilhelmus afblijven.
Natuurlijk, het is een oud, sloom en achterhaald lied. De tekst is onbegrijpelijk en het aantal coupletten oneindig. Waar landen als Italië en Argentinië met pittige wijsjes vol tempowisselingen voor de dag komen, zitten wij opgescheept met een slaapverwekkend psalm. Dat zal in de komende voetbalzomer misschien beduidend minder klinken, we hebben de Spelen in Rio nog.
In de praatindustrie op televisie ging het rond Koningsdag toch maar weer eens over alternatieven, want iedereen schijnt in de war te zijn omdat we niet meer weten wie we zijn. Aldus de praatindustrie, die moet zorgen dat zijn orderportefeuille volblijft. Er waren al wat lacherige opzetjes gemaakt.
Mijn standpunt is simpel: Het goeie van het Wilhelmus is juist dat het een onbegrijpelijk fossiel is. Een totempaal, definitief losgezongen van elke letterlijke betekenis, waar we om heen dansen, terwijl we gemeenschappelijk die paar woorden lallen die we er nog van kennen. Een onaantastbare bolus, onwrikbaar in de tijd. Laat dat zo blijven!
Want wat ons verenigt, is eerder het mysterie dan het uitgekiende concept. De menselijke behoefte om deel te hebben aan een hoger raadsel wint het uiteindelijk van platte consumptie. En ook degenen die hun levensvreugde halen uit materiële zaken, hebben de neiging hun spulletjes ernstig te vergeestelijken. In aanbidding knielen zij met een sacrale poetsdoek neder voor hun glanzende automobiel. Ontdaan van hun heilige smartphone zijn zij verloren.
En zo is een volkslied is niet zomaar een volkslied. In de muziekbusiness is veel maakwerk, ontstaan uit de beredeneerde drift om een hit te scoren, maar succes is nooit op voorhand gegarandeerd. Juist verrassingen brengen de evolutie verder, al is dat voor de Ajacieden die zondag in Doetinchem een ‘zekere’ titel lieten glippen een schrale troost.
‘Oh oh Den Haag’ werd ooit plotseling omarmd als het Haagse volkslied. Het appelleerde aan iets, net zoals dat raadselachtige Wilhelmus. Je zou zeggen, dit soort liederen krijgt nooit een opvolger. Maar ja, de Règâhs hebben weer een nieuwe fijne CD en presenteren die op 21 mei in Het Paard. Dus je weet het nooit!

PLAATS (135): Paschaliskerk, Wassenaarseweg

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Het is weer mei, de actuele oorlogsfeuilletons maken twee minuten plaats voor verhalen en gedachten over Dat Wat Nooit Meer Zou Gebeuren. Ondertussen denk ik aan mijn omaatje. Klein, soms vinnig en met een groot hart voor dieren. Haar boekenkastje was gevuld met natuurboeken vol foto’s en verhalen over wilde beesten. We hebben in het Wassenaarse dierenpark nog eens meegemaakt hoe ze even keurend kneep in de staart van een tijger, die slordig onder de dubbele hekken door zwiepte. Het roofdier vond dat niet leuk, maar stond uiteraard machteloos. Oma vond de tijger het mooiste dier.
Ze had een volière met wel vijftig vogeltjes, waar ze liefdevol voor zorgde. Een soort voortzetting van haar grote gezin. Negen kinderen gehad, twee dochters, daarna zeven jongens, van wie mijn vader de oudste was. Het jongetje dat na hem geboren werd heette Gerard en stierf na een jaar. De eerstvolgende boreling werd zonder pardon ook Gerard genoemd, mijn oom Gerard. Ongetwijfeld een katholieke traditie, maar het had ook iets vastbeslotens: we zullen een Gerard op de wereld zetten.
Aan mijn moeder, met wie ze in een adempauze van het hectische gezinsmanagement soms vertrouwelijk durfde te zijn, vertelde ze dat het haar veel verdriet had gedaan. Dat arme bleke zieke jongetje dat stierf. Dat je acht andere kinderen hebt gekregen, maakt niet uit. Verder was ze een eeuwig in potten en pannen roerende moeder voor de drie kinderen van de buurman, die weduwnaar was.
Ze had genoeg in haar leven meegemaakt om bitter te zijn en zo klonk ze dan ook wel eens. Ze kon grof in de mond zijn, maar niet minder vermakelijk. Tot op hoge leeftijd had ze ‘mevrouwen’. Rijke, soms adellijke dames bij wie ze in de huishouding werkte. Soms kwam er een nieuwe bij: ‘Ze zegt tegen mij: voor de schoorsteenmantel gebruik je de stofdoek en voor de vloer de harde borstel en voor de… nou, afijn, toen dat wijf weg was, pakte ik de plumeau en ragde zo door de hele zooi heen.’
Ik vond haar lief. Als oudste kleinkind heb je het voorrecht veel samen met je grootmoeder te zijn. Logeren, samen op stap.
Ze werd begraven vanuit de mooiste katholieke kerk van Den Haag. Uiteraard zwaar onderverzekerd, de kinderen hebben mogen lappen, maar er was niemand die zo’n stijlvolle herdenking meer verdiende.

PLAATS (134): Vredespaleis

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Een Erdogan-vrije column, daar had ik op ingezet. Maar ja, daar ga je al. De naam is genoemd, zoals professor Akkermans zou zeggen. Het begrip ‘vrijheid van meningsuiting’ had ik eveneens graag vermeden. Liever schreef ik iets over de bloesem en de glimlach op het gezicht van mijn zoon. Goed, dat heb ik nu ook gedaan. Ik hoop dat dat blije beeld u voor de rest van deze column vrolijk zal stemmen. Want ja, wat te zeggen van onze opgestegen Prince? Diens voortijdige einde stemde droef. In navolging van andere ‘Gouden Doden’ als Michael Jackson en David Bowie bestormde hij de hitlijsten, zodat de koffiehuiskomiek zich niet kon inhouden: ‘Zie je wel, Prince zat in de lift.’
Maar ja inhouden, wat houdt dat tegenwoordig eigenlijk in?
De vrijheid van meningsuiting heeft een schier religieuze status gekregen. Wat ooit bedoeld was als instrument om een ander te respecteren lijkt nu soms een activistisch alibi om duidelijk te maken dat je een ander volstrekt niet respecteert. Natuurlijk, vele strijders voor het vrije woord zijn op verschrikkelijke wijze de mond gesnoerd. Treurig dat nog meer al dan niet anonieme toetsenbordridders op de schouders van deze gevallen helden proberen te klimmen om hun gemoed te ontlasten. Een ontlasting, niet zelden in de letterlijke betekenis van het woord, die als bonus een heldenstatusje kan opleveren, wanneer het bevoegd gezag zich laat provoceren tot maatregelen. Balsem voor de ziel van de aandachtzoekende mens, die zich verbeten twitterend tot eigentijdse Che Guevara opwerkt.
Laat ik de volgende vraag eens opwerpen: hoe narcistisch is het om je door beledigingen en overdachte provocaties in de beschijnwerperde nesten te werken? Natuurlijk, het mag allemaal, maar moet het ook?
Er wordt gewezen op de wet, geheel naar Amerikaans voorbeeld, ook de beledigingsindustrie is in de ban van de juridificering. Tja, hoe meer wetten en regels, hoe minder vertrouwen en wellevendheid. De zucht om oorlog te voeren begrijp ik ook, voor sommigen is de felbevochte vrede ongetwijfeld te saai. Maar is het altijd nodig? Welk weldenkend mens gaat in een donker steegje een stel zware jongens beledigen. Als ze iets slechts doen dan haal je politiek en gezag erbij. Lijkt mij. Of je maakt een goede grap die een brug slaat.
Dan haal je adem en kijk je naar de bloesem en de glimlach van je kind.

PLAATS (133): De Marathon

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Laatst hoorde ik mezelf achteloos aan een jonger persoon vertellen dat ‘we vroeger naar de Marathon gingen’. Goed, ik weet hoe je een sterk verhaal nog sterker kan maken, op dat soort creatief gelieg heb ik een hele carrière gebouwd, maar hier ging ik te ver. Heel middeloud Den Haag frequenteerde de fameuze dansgelegenheid in Kijkduin, die het tot een regel in het Haagse volkslied schopte. Maar ik ben er nooit geweest.
Ik zat op vrijdag- en zaterdagavond liever thuis met mijn familie naar gezellige televisieprogramma’s te kijken. Dansachtige bewegingen maakte ik soms in het discootje van onze kerk.
Nooit heb ik een ‘rondje door de Marathon gelopen’ om ‘te kijken of er nog een lekker wijffie te regelen’ was. Laat staan dat ik zo’n dame ‘op een Puch’ zou ontvoeren naar onkuise gebieden in het aanpalende duingebied. Of dat ik, de vele blauwtjes beu, de compenserende alcohol probeerde te dempen met verse vetwaren uit de nabijgelegen snackcar.
Ik kende er genoeg die er wel heen gingen en die gingen meestal op de brommer. Zelf had ik natuurlijk een fiets en dan maakte de ‘Marathon’ zijn naam vanuit het Statenkwartier helemaal waar. Waarschijnlijk vond ik het allemaal te eng en zat ik liever bleu bij pappie en mammie thuis, dan bibberend in de oorverdovende herrie te staan. Met mijn Lee Towers-bril en mijn platgekamde krullenbol zou ik me voor de opgedofte jongedames niet onderscheiden hebben van een willekeurig potplant, ook al zijn die meestal niet bebrild.
Nu ik op een leeftijd ben gekomen waarop de klappen vallen, of al zijn gevallen, zijn de onbereikbare meiden van toen een stuk aanraakbaarder. Nadat je op een reünie hebt uitgelegd wie je ook al weer was, word je meer dan serieus genomen (indien gewenst in meerdere betekenissen van dat laatste woord). Dit soort toevoegingen glippen er bij de stoere leugenaar die ik geworden ben altijd weer in.
Maar móet ik eigenlijk de kennelijke hiaten uit mijn jeugd alsnog gaan dichten? Ooit zakte ik voor mijn derde zwemdiploma, maar ik zou zo een nieuwe poging kunnen wagen. Een gemiste bronsttijd haal je echter niet meer in. Wat Marathon-bezoek betreft ben ik nu te laat. Dit weekend was het slotfeest, vol hupsend oud vlees en nog steeds imposante deurwachters. De tent gaat plat en wat rest is de marathon van het leven.

PLAATS (132): Houtrustkerk

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Aanstaande zondag ga ik weer eens naar de kerk. Daarmee zal ik de onttakeling van Kerkelijk Nederland niet kunnen stuiten, onlangs verscheen daarover het zoveelste sombere rapport. Ooit bracht ik veel tijd door in de kerk. De activiteiten liepen uiteen van vroom tot tamelijk werelds: in de discokelder onder de Zorgvlietkerk praktiseerden we de evolutieleer. Toch heb ook ik inmiddels het punt bereikt waarop ik vaker om toeristische dan religieuze redenen een kerk bezoek. Om maar te zwijgen van alle manifestaties in herbestemde kerken, waarbij nu praktijken plaatsvinden waar in een eerdere levensfase van het gebouw streng voor werd gewaarschuwd. Tja, andere goden dingen nu eenmaal naar de gunsten van de moderne consument. Menige woning getuigt daarvan: waar vroeger een crucifix hing is de muur nu behangen met een lcd-scherm.
Ook mijn kerkgang op 17 april is niet direct religieus gemotiveerd. Om 12.00 begint een muziekuitvoering, godbetert één waaraan ik zelf meedoe. Mijn dorpje, de Bomenbuurt, bestaat dit jaar een eeuw, en dat wordt gevierd. Marieke Stoel, muzikaal opperhoofd van de Houtrustkerk heeft een vocaal ensemble samengesteld dat een mooi liederenprogramma brengt. Er zal gezongen worden over… bomen.
Op verzoek maakte ik een buurtlied voor het volk (of: een volkslied voor de buurt) en zal dat ter plekke vertolken. Er is ruimte voor samenzang, het refrein schijnt aanstekelijk te zijn en muzikaal goed te behappen. De tekst mag ook geen probleem vormen: ‘Onder de bomen/daar is het fijn/onder de bomen/daar moet je zijn.’ Want zo is het wel, ik woon in een topbuurt.
Later die middag, vanaf 16.00 uur, zal het lied in een geseculariseerde omgeving, te weten Theater Dakota, nogmaals worden uitgevoerd. Met omlijstend programma, vol fijne vocale gasten, scherts en het semi-illegale Haags Boekenballetje.
Onze inzet is dat het Bomenbuurtlied de komende tijd (en de rest van dit millennium) door onze straatjes en over onze pleintjes zal schallen. Want wat is er mooier dan samen zingen? Samen wandelen misschien. Op 7 en 8 mei worden ook in de Bomenbuurt diverse versies van Jane’s Walk gehouden. Dit wereldwijde fenomeen is genoemd naar ‘urbaniste’ Jane Jacobs. Het zijn thematische wandelingen waarbij buurtgenoten nader tot elkaar komen. Want kerkgang of niet, de mens blijft een gemeenschapswezen. Samen zingen en wandelen, zo vier je dat je een buurt bent! Vanzelfsprekend zijn ook buitenbuurtse belangstellenden van harte welkom.