Uncategorized

Slager Keurt Eigen Vlees: Lees ‘Feest!’

(oftewel: waarom mijn nieuwe boek ‘Feest!’ gelezen moet worden)

1. Tragikomedie


Feest! is een tragikomische thriller. Tomas Ross zei ooit tegen mij: Ik ben tegen humor in thrillers, maar bij jou kan het. Ik zou niet weten hoe ik het zonder zou moeten doen. Natuurlijk, de aanleiding van menige thriller (moord, ernstige poging daartoe of verdwijning) is doodserieus, maar wat zich vervolgens aan geharrewar en ontknoping ontrolt is doorgaans van een duizelingwekkende sukkeligheid. Niets is leuker dan dit foutenfestival vorm te geven, waarbij de menselijke lulligheid in volle glorie schittert. De speurhelden hebben hun eigenaardigheden, ook in de onderlinge communicatie, maar ze zijn scherp van zicht, zodat de tragikomedie van het leven hen niet ontgaat.
Dit ziet rechercheur Patrick op een zeker moment tijdens zijn recherchewerkzaamheden:
Mevrouw Vreeswijk staat gebukt naar de zijkant van de boot te kijken. Ze heeft de laatste jaren blijkbaar geen tijd gehad om een iets grotere korte broek te kopen.
Eenzelfde blik heeft zijn zoon Bennie als hij in het beginhoofdstuk terugdenkt aan zijn bezoek aan Amsterdam:
Hij slenterde over het Museumplein. Langs de opeenhoping van mensen voor het Rijksmuseum, die zich lieten vereeuwigen bij een aantal manshoge letters.
I Amsterdam.
Je had zelden zo’n lelijk ding gezien.
Maar het hielp de toeristen blijkbaar om duidelijk te maken waar ze geweest waren.
Hij zag hoe een Aziatisch meisje een zwiep kreeg met een selfie-stick van een continentgenoot. Haar brilletje viel op de stoep en belandde onder de voeten van een voorbij marcherende Duitser. Die mof had het niet eens in de gaten. Met zijn Schalke 04-shirt om zijn vette pens. Hij stampte vrolijk door.
Het meisje raapte de resten van haar brilletje op.
Haar mond stond open.

Met andere woorden, het is niet mis wat er in ‘Feest!’ gebeurt, maar ook zeker niet allemaal bloedserieus.

2. Deventer is overal

Door een gelukkig toeval heb ik inmiddels zeven boeken geschreven die zich grotendeels afspelen in Deventer. Mijn Haagse kleuterschoolvriendje Nico Joosting Bunk verhuisde halverwege de jaren zestig naar de aloude Hanzestad, omdat zijn vader daar een fabriek voor grafische speelgoed ging bouwen. De firma heette Selecta en mijn vader heeft er nog als vertegenwoordiger voor gewerkt. Als knaapje heb ik ooit in die fabriek gewerkt. Tijdens één van de vele logeerpartijen die onze jarenlange vriendschap hebben gekleurd.
Zo leerde ik Deventer kennen. Die kennis heeft zich verdiept, toen ik voor Nico – inmiddels uitgever geworden – de door Almar Otten gestarte serie ‘De Zeven Deventer Moordzaken’ overnam.
Trouwens, het geld dat ik in de Selecta-fabriek verdiende, werd de volgende dag met Nico stukgeslagen op de Deventer kermis, die jaren later in dit ‘Feest!’-boek zo’n prangende rol speelt:
Ze gaan langs de schouwburg de stad in. De geluiden waaien aan door de Keizerstraat. Boven de huizen zwiepen de attracties op de Brink.
Daar loopt-ie, Bennie Warnas, naast een Noorse prinses. Bij elke stap vindt hij haar leuker. Ze lacht en raakt hem aan. Hij hoopt dat veel bekenden hen zullen zien.
In de rupsbaan zitten ze dicht tegen elkaar aan.
Zij gilt zoals het hoort in de octopus met de zwevende bakjes en laat zijn hand niet meer los. Hij schiet een klein pluche beertje voor haar. Dat hangt ze aan haar rugzak.
Samen stijgen ze op langs de zeventig meter hoge zuil. Ze zijn zelfs hoger dan de Lebuïnustoren. Het uitzicht op Deventer en de rivier is adembenemend.

Deventer is een ideale stad om een thriller in te situeren. Geschiedenis te over, fraaie stadskern, de schitterende IJssel, oude industrie, landgoederen in het buitengebied, maar ook sociale tegenstellingen en culturele verschillen. Niet een anonieme grote stad, maar de provinciestad, waar men elkaar denkt te kennen en de eigentijdse problemen een wat overzichtelijker vorm lijken te hebben aangenomen. Een heerlijk uitgangspunt. Zo zocht Baantjer in het wilde Amsterdam toch naar het dorpse en zo schuimde Pim Hofdorp in zijn overigens tamelijk langdradige topografische Haagse romans buurt na buurt af. Een meer literair voorbeeld is Henning Mankell, die zijn zwaarmoedige inspecteur Wallander liet rondlopen in het Zuid-Zweedse havenplaatsje Ystad.
Ook voor mijn Deventerse geschiedenissen geldt dat de herkenning van locaties en gebeurtenissen mooi meegenomen is, maar dat ik in feite het fysieke en geestelijke decor gebruik voor universele verhalen. Wat in Deventer gebeurt, kan in principe overal gebeuren. Maar dát het in Deventer gebeurt, zegt meer dan genoeg!

3. Altijd Feest!

In het ‘Deventer 1250-jaar’-lied, dat een belangrijke rol in het boek speelt, treffen we de volgende strofe aan:

Verzonken in Salland
Bastion van de geest
Van stokvis tot Hanze
Nu elk weekend feest

Ik schreef al eerder in één van deze keuringsrapporten: Deventer is overal.
Afgelopen zaterdag vierden we Koningsdag. Ooit was dat een jaarlijks hoogtepunt in een hardwerkende samenleving, nu hooguit een opmaat tot een festivol zomerseizoen met nauwelijks feestloze momenten. We leven immers in een land, waar je op de hogeschool ‘vrije tijdskunde’ kan studeren.
De titel van mijn verhaal is ook een van de belangrijke thema’s ervan. Ooit proclameerde Remco Campert ‘Alle Dagen Feest!’, welvaart en secularisering hebben ons nader dan ooit tot dit punt gebracht. De feestzucht wordt mede opgewekt door de alomtegenwoordige toeristenindustrie: het vieren van het leven is een verdienmodel. Want ja, in de hemel is geen bier en daarom verkopen wij het hier.
Leonard Ilja Pfeiffer heeft in zijn monumentale roman ‘Grand Hotel Europa’ ons continent met scherpe weemoed gediagnostiseerd als de pooier van zijn eigen geschiedenis. Onze historische bouwwerken, behangen met cultureel erfgoed, dienen als bordelen voor de massaal toestromende nieuwe rijken uit China, India en Noord- en Zuid-Amerika. Venetië, waar ik mij afgelopen zomer nog net door de straten kon wurmen, schijnt binnenkort voorzien te worden van tourniquets.
Ook in Deventer klinkt in mijn boek gemor over het niet aflatende feestprogramma. Ton de Bruin, historische alweter en eigenaar van antiquariaat ‘Schimmelpenninck’ analyseert deze permanente drukte als volgt:
Waren het vroeger vijandelijke vandalen, Vikingen, Fransen, Kozakken, Duitsers, tegenwoordig zijn het onze eigen mensen, gestuurd door dubieus grootkapitaal, dat er op uit is om de aarde als een tube tandpasta tot het laatste kloddertje uit te knijpen.
Maar al die samenscholingen maken de stad ook kwetsbaar, afijn, meer ga ik daar nu niet over zeggen. Behalve misschien, dat de (financiële) belangen van de feestindustrie zulke vormen hebben aangenomen, dat de neiging bestaat ‘bepaalde incidenten’ te bagatelliseren. The show must go on!
Dat geldt in ieder geval, naar ik hoop, voor het door mij voor jullie georganiseerde lees-Feest!

4. De geschiedenis

Het Deventer in ‘Feest!’ viert zijn 1250-jarig bestaan. Zo’n verjaardag is een dankbare aanleiding voor een stad om zichzelf in het zonnetje te zetten. In het geval van Deventer betekent dat extra festiviteiten op de toch zo gevulde jaarkalender. Het heden wordt vermeerderd met het verleden, dat gebeurt natuurlijk altijd wel een beetje, maar in zo’n jubileumjaar wordt geen kans onbenut gelaten om de roemruchte geschiedenis te vieren.
Ton de Bruin, de historische onderlegde antiquaar in ‘Feest!’, weet hoe verleidelijk het is om met het verleden aan de haal kan gaan: Het verwarrende heden met al zijn duistere perikelen vernevelt, de overzichtelijkheid van het betere geschiedenisverhaal dient zich aan.
Zelf vertelt hij in zijn boekenbastion niet zonder enthousiasme maar met enige distantie over personen en gebeurtenissen uit de rijke geschiedenis van de stad. In zijn verhalen komen types als Descartes, Multatuli en de uitvinders van het leesplankje voorbij. Hij vindt een gewillig oor bij het mysterieuze schoolmeisje, dat een werkstuk over de literaire geschiedenis van de stad moet schrijven.
Op een zeker moment merkt hij op: Ken u geschiedenis, wie dat niet doet, is ten dode opgeschreven. Een in dit boek veelzeggende uitspraak, waarover ik hier verder niet zal uitweiden.
‘Feest!’ gaat met al zijn tragikomische verwikkelingen dus ook over de rol van de geschiedenis in deze tijden. De ietwat ijdele waarnemend burgemeester wordt bij een evenement geacht een rede uit te spreken, die een bevlogen speechschrijver voor hem heeft gebakken:
Keurig lepelt hij de fraaie formuleringen over ‘gemeenschapszin’, ‘het grote nieuwe narratief’, ‘het herdefiniëren van de maatschappelijke codes’ en ‘het leerzame perspectief van de loop der geschiedenis’ op.
Je hoort aan alles dat hij er zelf niets van begrijpt en daardoor mist zijn betoog alle zeggingskracht.

Essentiële vraag is dikwijls: Wat is eigen en wat is vreemd? Populistische partijen winnen er hun verkiezingen mee. Het antwoord ligt vaak besloten in de vraag: waar komen wij vandaan? De geschiedenis moet dat antwoord geven. Dé geschiedenis? Niets is zo makkelijk te manipuleren en creatief te interpreteren als historische gebeurtenissen. Je zou zeggen, de overleveringen bieden een wankel houvast, maar waar moeten we ons anders aan vasthouden? De geschiedenis is een bonte kluwen verhaaldraden, waaruit je naar believen een kleur kan trekken. Op veel niveaus dient ‘de geschiedenis’ als legitimatie voor opvattingen en daden.
En we weten dat dat flink uit de hand kan lopen.

5. Lopen

De slager loopt zijn verkoopargumenten nog eens na: Om te beginnen is ‘Feest!’ een tragikomisch boek. Behalve de gebruikelijke spanning, sensatie en huiver, valt er behoorlijk wat te lachen. Niets is leuker dan genieten van het menselijke geklungel.
Wat zich in dit verhaal in de eeuwige plek Deventer afspeelt, spiegelt zich aan de rest van de (door welvaart geteisterde) wereld: grote groepen nieuwsgierigen komen zich lucratief vergapen aan de bekoorlijkheden van de geschiedenis. Hiermee gepaard gaat een koortsachtige feeststemming, die in deze thriller bijna de onvermijdelijke narigheden weet te overstemmen.
Het laatste hoofdstuk van het boek heet ‘De loop der geschiedenis’ en hiermee verraad ik niets behalve dat we in het verhaal dan aangeland zijn bij een daadwerkelijke renpartij, de jaarlijkse ‘IJsselloop’.
Wederom een evenement, veel mensen op de been (de een wat sneller dan de andere) in het monumentale Deventer decor van bruggen, rivier en stadskades.
Rechercheur Charlotte Groot Kormelink en inspecteur Martin Taal, de helft van het vaste speurderskwartet in ‘De Zeven Deventer Moordzaken’, trainen een boek lang voor deze prestatieloop. Gelukkig maar, want ze moeten flink aan de bak.
Het boek heeft een verloop van ruim een jaar, en zo wordt er heel wat afgerend, met name achter de feiten aan. Zo hoort het ook in een speurdersroman, maar al dat geloop is natuurlijk ook symptomatisch voor deze tijden.
Competitie, individuele prestatiedrang, maar ook geestelijke verdieping door uitputting en overwinning, wie heeft het er niet over?
Zelf liep ik, een groot aantal jaren en kilo’s geleden, de halve Marathon van Amsterdam. Zie mijn beeltenis uit die tijd, de bewijshoudende hardloopfoto kon ik even niet vinden:

Over mijn eindtijd van 1 uur en 47 minuten wil ik nog wel eens bescheiden opscheppen, maar ik ben me ervan bewust dat toplopers maar een klein beetje tijd meer nodig hebben om de hele afstand af te leggen.
Desalniettemin is er nog nooit iemand geweest die de race tegen de tijd in zijn voordeel beslecht heeft. In ‘Feest!’ doen ‘mijn’ politiemensen op het door mij met satanisch genoegen uitgestippelde parcours in ieder geval hun uiterste best.
Maar je weet dat elke overwinning ‘tijdelijk’ is.

6. Vreemde types

Ik hou ervan mijn boeken te stofferen met bijzondere types. Nu is elk mens bijzonder, wanneer je hem of haar de gelegenheid geeft dat te zijn. Alle delen van ‘De Zeven Deventer Moordzaken’ kunnen zelfstandig gelezen worden, ook de vaste hoofdrolspelers krijgen telkens weer een terloopse introductie.
Het is wel mijn – meer dan – stille hoop dat de lezer zoveel interesse krijgt in mijn vaste speurdersviertal, dat ook de andere delen gelezen moeten worden.
Zo heb ik mij, na eerste lezing van zijn werk, ook een weg gegeten door het oeuvre van Henning Mankell, de schepper van inspecteur Wallander en zijn melancholische moordavonturen. Hij maakte mij als ‘literair georiënteerde’ (afgestudeerd op Willem Brakman!) enthousiast voor het genre: ik ontdekte dat spanning en diepgang geen natuurlijke vijanden zijn.
Steeds meer moderne literaire succesromans bedienen zich van elementen uit het ‘spannende’ genre. De hedendaagse verhalenconsument weet zich immers in boeken, films en televisieseries omringd door spanningsbogen, cliffhangers, gruwel en horror.
De genres lopen door elkaar, mijn detectiveverhalen pogen niet alleen iets te zeggen over de tijdgeest, maar ook over de verticaliteit van de personages.
Ik heb ze zeven boeken lang zien groeien: inspecteur Martin Taal en zijn oudste adjudant Patrick Warnas. Door de crises in hun levens (scheiding, alcoholisme, geboorte van kinderen, bekommernis om de ouders), waar ik ze mee opgezadeld heb, leerde ik ze beter kennen.
Het eeuwig ongemakkelijke pas de deux van de andere twee, de ‘jonkies’ Charlotte en Teun, heeft hun persoonlijke ontwikkeling niet in de weg gestaan. Die was natuurlijk ook onvermijdelijk, want de ‘oerscène’ van hun gecompliceerde verhouding komt in ieder deel voorbij.
Zo ook in ‘Feest!’ wanneer Charlotte hardlopen en mijmeren combineert:
Ze loopt nu recht op Deventer af, de rivier stroomt diep beneden haar, iets verderop steekt het pontje over. Ze denkt aan die dag met Teun, al weer zo lang geleden. Die heerlijke fietsdag waarop ze niets tegen elkaar zeiden en het toch zo vertrouwd voelde. En hoe ze aan het einde opgetild werden door de IJssel, stad in het vizier, samen leunend tegen de reling. Geen van tweeën durfden ze te doen wat ze eigenlijk wilden.
Behalve nieuwe smakelijke figuren, treffen we in ‘Feest!’ ook de botte zakenman Bernard Kolfschooten, de autocratische cultuurpaus Brutus Richter en natuurlijk Martin Taals journalistieke opponent Boris van de Kerkhof aan: oude bekenden, maar niet minder vreemde types!

7. Tempo

De Maand Van Het Spannende Boek is begonnen, de schappen worden afgespeurd naar de juiste vakantielectuur, dus wil ik hier graag wijzen op bepaalde (in mijn ogen) aantrekkelijke aspecten mijn nieuwe boek.
Een ‘lopend’ motief in ‘Feest!’ is de voorbereiding van rechercheurs Martin en Charlotte op hun deelname aan de IJsselloop. Hun gezwoeg krijgt een pendant in het verhaalverloop. De problemen die zij gedurende het feestjaar op hun bordje krijgen, zijn minstens zo weerbarstig als hun atletische strijd tegen zwaartekracht en uitputting.
Aangezien het verhaal zich over een langere periode uitstrekt, heb ik extra mijn best gedaan om, ondanks de geringe voortgang in het politieonderzoek, de vaart er in te houden. Ik hou van veel scènewisselingen, waarbij ik graag een aanzienlijk aantal personages en locaties inzet. De lol is daarbij telkens vlak voor een ontknopinkje op te houden. Om vervolgens met satanisch genoegen een andere verhaalstreng op te pakken.
Dan zijn er de actiescènes (achtervolgen blijft lekker, zeker als je toch al met rennen bezig bent), waarbij het decor en de bijzonderheden daarvan altijd een beslissende rol spelen. De oude stad van Deventer leent zich met zijn historische obstakels en verdwijnpunten prima voor dit soort taferelen. De herkenbare geografie vergroot de betrokkenheid.
Veel thrillers zijn topzwaar van redeneringen en speculaties van de speurders. Als dan, wie weet, misschien, kan hij dat, dan is het zo gegaan, want dan, of niet, enzovoort. Natuurlijk valt er aan dit soort afwegingen niet helemaal te ontkomen, maar ik gebruik daar liever dialogen voor. Die geven ook ruimte tot zijsporen en afleidende relativeringen, op het eerste gezicht niet ter zake doende grappen en achteloze opmerkingen, die later….
Ja, ja, het gaat er om de verwarring zo groot mogelijk te maken.
Waar ik in ieder geval met die veelvormigheid naar streef, afgezien van behoud van tempo, is dat elk hoofdstuk, hoe argeloos of onschuldig ogend, je een stapje verder brengt. Op het juiste spoor, maar evenzogoed op een dwaalspoor. Want de misleidende aanwijzingen zijn in zo’n boek minstens zo belangrijk als het ‘juiste’ traject. Hoe gek het ook klinkt, het zijn de omwegen die het tempo van het verhaal opschroeven.

Bewogen geschiedenis

(verschenen in Den Haag Centraal van 1-11-18)

We overschatten ons zelf. Niet alleen geestelijk (als het gaat om het gewenste opleidingsniveau van onze geniale kinderen) en financieel (wanneer we een hypotheek afsluiten), vooral ook fysiek. Uit recent onderzoek blijkt dat we veel minder bewegen dan we vermoeden. Meer dan de helft van Nederland heeft inmiddels overgewicht. Het is met het inschatten van sportieve activiteiten blijkbaar hetzelfde als met diëten, we smokkelen onze prestaties de gewenste kant op.
Hou kan ik nou toch aangekomen zijn? Als je precies opschrijft wat je eet, dan weet je het. Leuk is dat niet, maar het werkt wel. Zeker als je je aanmeldt bij een controlerend orgaan als de Weight Watchers. Dan betaal je je scheel – op den duur zou die financiële aanslag tot blijvende vermagering kunnen leiden – voor iets wat je blijkbaar niet zelf kan opbrengen. Dat je flink moet betalen voor de Wekelijkse Weging verhoogt de urgentie.
Eenmaal terug in de zelfregulatie gaat het meestal mis, het belonen van de bereikte gewichtsreductie neemt een aanvang. De verslaving accepteren, omhelzen zelfs en veel tijd en aandacht besteden aan de balans. Tot zover de theorie, het is een levenslange opgave.
Bewegen en het verrichten van fysieke arbeid zijn daarbij essentieel. Ooit waren we een agrarisch land. IJzersterke boerenzonen domineerden schaats- en fietswedstrijden. Ze wonnen de Elfstedentocht en fietsten weer naar huis om de koeien te melken.
Steeds meer mensen wonen in de stad, hebben een auto, maken gebruik van het fijnmazige openbaar vervoer. Kinderen spelen op schermpjes, niet meer op straat. In onze vlakke steden wordt veel gefietst, maar dat wordt met al die elektrische vehikels bestuurd door haastige, appende lieden steeds gevaarlijk. Deze week bleek dat alternatieve vervoersmiddelen als stint en helikopter ook niet zonder risico zijn. Het zal van de sport moeten komen.
In hun diepgravende, rijk geïllustreerde studie ‘Hoe voetbal verscheen in Nederland’ vertellen sporthistorici Jan Luitzen en Wim Zonneveld over de eerste schermutselingen op de Nederlandse velden. Ons eigen HVV (voorheen Olympia) speelt daarin een voorname rol, evenals het internaat Noorthey in Voorschoten. Ook concluderen de auteurs dat de Haarlemse sportpionier Pim Mulier zichzelf een iets te legendarische rol heeft toebedeeld.
Sport begon als een tijdverdrijf van de elite, nu is het een broodnodige factor in het gezond houden van de hele samenleving. Toen verrichten de meeste mensen nog veel fysieke arbeid. Nu begint het harde werk vaak na de dagelijkse kantoorbaan. In wintertijd én zomertijd.

De Haagse wortels van Remco Campert

(verschenen in Den Haag Centraal van 11 oktober 2018)

Mirjam van Hengel heeft met ‘Een knipperend ogenblik’ een krachtig en ook poëtisch biografisch portret van Remco Campert geschreven. Campert, in 1929 in Den Haag geboren, is een van onze geliefdste schrijvers. Nog steeds actief, want schrijven is – dat maakt Van Hengel overtuigend duidelijk – zijn ultieme levensbehoefte. De recente aankondiging van de vermoeide poëet dat hij de pen zou neerleggen was nationaal nieuws, maar werd, toen de broze schrijver weer enige kleur op de wangen had gekregen, schielijk ingetrokken. Van Hengel kreeg welwillende medewerking van Campert zelf en zijn grote liefde Deborah Wolf, maar stuitte desondanks op intrigerende raadselen die Camperts zeer gevulde leven kleuren en misschien ook wel bepalen. Haar boek is een intiem portret geworden van iemand voor wie intimiteit levenslang problematisch is gebleken.
Wat ‘Een knipperend ogenblik’ mede zo leesbaar maakt, is de persoonlijke inzet van de schrijfster, die zichzelf ook opvoert en er niet voor terugschrikt in beeldende taal locaties uit Camperts leven te beschrijven. Eerder publiceerde zij een portret van dichter Leo Vroman en zijn vrouw Tineke en haar aanpak doet denken aan de manier waarop Onno Blom in ‘Het litteken van de dood’ het leven van Camperts generatiegenoot en vriend Jan Wolkers heeft geboekstaafd. Geen sprake van het gevreesde uitputtende boekhoudersproza, waardoor bepaalde biografieën geteisterd worden. Een van de pillen die Nop Maas over het leven van Gerard Reve schreef ligt zodoende nog steeds half gelezen op mijn bureau.
Ook Van Hengel en Blom larderen hun verhaal met getuigenissen en documenten, maar ze smeden daarvan een smeuïg en betekenisvol relaas. De woeste levens van beide schrijvers (drank, vrouwen, het immer dynamische koppel levenslust-melancholie) herbergen daartoe heerlijk materiaal, maar het zijn geen oppervlakkige schandaalkronieken. In beide boeken wordt een vergelijkbare periodisering aangebracht, waarbij de ‘horizontale’ lijn, de chronologie van het leven, op een slimme manier door verticale thema’s wordt verdiept.
Blom wist zich omringd door Wolkers maniakaal bijgehouden archief en diens bijna alwetende weduwe Karina en Van Hengel had vele gesprekken met de held van haar verhaal, waarbij ze zijn selectieve herinneringen regelmatig met de ware toedracht kon verrijken.
Remco Campert is de schrijver van de verraderlijke toegankelijkheid. Hij heeft in zijn verzen, verhalen en romans, vriend Kees van Kooten memoreerde dat laatst nog in een talkshow, voor vele jongelingen die grote angstaanjagende literatuur ontsloten. Lichtvoetig, maar niet oppervlakkig. Melancholisch, maar ook met voor de Nederlandse letterkunde ongebruikelijk veel humor. Tastende personages, trefzekere sprankelende zinnen.
Ook de titels van zijn boeken spreken, we kennen ‘Het is leven is vurrukkulluk’ maar ook ‘Een ellendige nietsnut’. Want nooit is de mislukking ver weg in Camperts werk, maar hij laat zijn spartelende sukkels glanzen. Van Hengel draagt genoeg bewijzen aan, dat de schrijver veel zo niet alles aan zijn eigen leven ontleent.
Remco Campert reist, sinds ik op de middelbare school een uitbundige scriptie over hem schreef, met mij mee. Door ‘Een knipperend ongeluk’ ben ik er achter gekomen dat hij zelfs dichtbij mijn huidige huis geboren is. Op de Beeklaan, in het stuk dat vanwege de bouw van de Atlantikwall gesloopt is. De oorlog beroofde hem bovenal van zijn vader, dichter en controversieel verzetsicoon Jan Campert, aan wie hij slechts een handvol herinneringen zegt te bezitten. Zijn moeder was actrice Joekie Broedelet, onder meer bekend als de vriendelijke dame uit de fameuze Koot & Bie-sketch over ‘het winterklaar maken van de tuin’ door het illustere duo Jacobse en Van Es.
Zijn ouders scheiden vroeg, zijn moeder was vaak op tournee, de jonge Remco ging van mandje naar mandje. In Kijkduin groeide hij op, vertoefde ook veel op andere Haagse adressen. Hij ging naar de Galvanischool, waar sinds 2015 zijn dichtregels de muur sieren. Bij de onthulling daarvan zei hij: ‘De stad Den Haag is mijn oorsprong’. In het zwartst van de oorlog volgde evacuatie naar de Veluwe. Die onthechte zwerfkat is hij gebleven. Zijn levenspad, vol rijke details door Van Hengel gereconstrueerd, kent vele liefdes en woonplekken. Maar ergens begon het allemaal:

Geboren ben ik, nu nog
28 juli 1929 in Den Haag
zoon van mijn moeder
zoon van mijn vader

het was mooi weer
was het weer mooi?
zand van de stoepsteen
woei in de voortuin

Hoe Amsterdams van signatuur hij ook moge lijken, ik durf de chauvinistische stelling wel aan dat het werk van Remco Wouter Campert, of hij wil of niet, in zijn Haagse wortels verankerd is. Kijkduin tekende zijn rommelige jeugd, die hij gelukkig noemt, met veel spelen in de duinen. Den Haag is met zijn standsverschillen en grote taligheid voedingsbodem voor zijn kenmerkende understatement gebleken en dan is er het grote litteken van de oorlog. Slauerhoff dichtte ‘alleen in mijn gedichten kan ik wonen’, bij Campert zie je dat hij als vaderloos zwervertje, ondanks zijn soms vrolijke, soms lamlendige en toch uiterst productieve leven, zijn definitieve onderdak vindt in de taal. En in die voortuin is er altijd zand blijven waaien, als stof voor een vitaal oeuvre.
Laten we hopen dat het ‘knipperend ogenblik’, zoals Campert in een gedicht de dood omschrijft, nog even op zich zal laten wachten.

Mirjam van Hengel, Een knipperend ogenblik, uitgeverij: De Bezige Bij, € 29,99 (E-book: 12,99)

De Japanse hoofdsteun

Ik kocht een hoofdsteun uit Japan
en legde mijn nek erop te rusten.
Ik sloot mijn ogen
om wakker te blijven.
Smeltenderweg verloor ik alle liefde
en ging van alles houden.

Gekocht in Scheveningen
die Japanse hoofdsteun
een dag dat de wind van zee kwam
het zand in de souvenirshops drong
het Gevers Deynootplein kermde om begane zonden
en villa’s in het Belgische park
hun luiken verzegelden
de vloot niet meer varen zou
en de raad van den Haag haar zoveelste deal sloot.

Alles verging tot stof
behalve mijn lichaam dat zweefde
éen met het houten kussen
naar het wijkende plafond.

Uit: ‘Theater’ (1979).

Voice-over/inspreken van commercials

In de loop der jaren heb ik vele voice-overs en commercials ingesproken.
Bijvoorbeeld voor Tempo Team, Gazelle en Krasloten.
Duidelijk, enthousiast, met een eigen toon, maar indien nodig geserreerd.
Humor niet uitgesloten.
Ik denk desgewenst ook mee over de vervolmaking van de tekst.
Geinteresseerd? Neem contact op met info@marcelverreck.nl.

Gelukkig maar! (4-5-17)

Iedere twee weken schrijft Marcel Verreck een sportcolumn in Den Haag Centraal.

Gelukkig maar!

Vitesse heeft de KNVB-beker gewonnen. Gelukkig maar! Ze hadden in hun 125-jarige bestaan nimmer een prijs gepakt. Op zich een prestatie. Deze recorddroogte is is nu voorbij, maar dat betekent wel een klap in het gezicht van Vitesse-fan en begenadigd schrijver Marcel van Roosmalen die drie tragikomische boeken schreef over zijn altoos sukkelende clubje. Vitesse loser-af. Laat hij zich geen zorgen maken, sneller dan gedacht zal de functie van Vitesse als permanente bron van leed ende vermaak in ere zal worden hersteld. Ook gelukkig maar!
En dan John van den Brom. Vitesse-man, maar ook trainer van verliezer AZ. Was in zijn carrière als speler en trainer vaak een winnaar. Gelukkig maar! Nu zat het er niet in. In de aanloop naar de wedstrijd werd hij voortdurend geconfronteerd met een lullig momentje in zijn spelersloopbaan. Tijdens de bekerfinale van 1990 tegen PSV miste hij bij een 1-0 achterstand een strafschop. Hans van Breukelen, die toen nog wel grip op de materie had, stopte de bal. Het schijnt dat Van den Brom na zijn misser tijdenlang op de penaltystip heeft gebivakkeerd. Terwijl de PSV-ers rondhopsten met de bokaal, lag hij daar, neus in het gras, overmand door verdriet. Hij lag er uren, dagen, soms kwamen ze hem eten en drinken brengen, maar hij weigerde, uiteindelijk hebben ze hem met een takelwagen verwijderd, er stond een andere wedstrijd gepland. Gelukkig maar!
Feyenoord wordt kampioen. Gelukkig maar! Ze moeten nog wel naar Excelsior, op het gezellige Woudenstein waar het eerder genoemde AZ met de Grote Louis van Gaal in 2007 de landstitel verspeelde. Dat gaat nu niet gebeuren, maar ik ben wel bang voor de psyche van het Feyenoord-legioen nu de club voor het eerst sinds 18 jaar aan het langste eind gaat trekken.
Op de lagere school was ik ook voor Feyenoord, maar toen was succes heel gewoon voor de Rotterdammers. Landskampioen, Europacup, Wereldbeker. Het wisselde lekker af met Ajax, dat met Cruijffie bekers verzamelde, maar in bijvoorbeeld 1974 won Feyenoord toch ook weer de UEFA-cup.
Daarna kwamen de magere jaren, af en toe kampioen en in 2002 nogmaals de UEFA-cup. De Feyenoord-supporter, met de rug tegen de muur, begon het Grote Lijden te omarmen. Nu komt aan deze Pechverslaving een eind. Want dit Feyenoord is geen incidentele pieker als Vitesse, maar een geweldige ploeg, die volgend jaar gewoon weer kampioen kan worden. Dat wordt wennen voor de fans. Maar bovenal: proficiat!

PLAATS (148): Pieterstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Sinds afgelopen maandag ben ik ouder dan mijn vader geworden is. Als het allemaal anders was gegaan, had ik nu met een 82-jarige naar de Olympische Spelen zitten kijken. Misschien dat hij bij Nederlandse successen niet meer zo woest was opgesprongen en met zijn armen had gezwaaid. Vroeger werden tijdens Europacup-wedstrijden door bezorgde gezinsgenoten uit voorzorg schemerlampen en andere kwetsbare meubelstukken verwijderd.
De vader van Louis van Gaal overleed op zijn 53ste. De trainer heeft ooit verteld dat hij bevreesd was dat hem hetzelfde lot zou treffen. Na de dag dat hij ouder dan zijn vader werd, voelde hij zich onsterfelijk.
Jouw vader, zo zei een bekende eens tegen me, was een romanfiguur. Tja, er zijn natuurlijk redenen waarom je niet zo oud wordt. Die roman moet trouwens nog wel geschreven worden, al heeft de hoofdpersoon er wel voor gezorgd dat zijn zoon schrijver is geworden. In Den Haag draagt in ieder geval een straat zijn naam al.
Mijn vader stierf in de zomer van 1989. Het voelt als de dag van gisteren. Dit lied schreef ik daarover:

Zolang je leeft
Wil je het liefste verder leven
’t Is toch te gek
Wat je met lucht zoal kunt doen
Als het aan mij ligt
Dan blijf ik nog wel even
Als het aan mij ligt
Ga ik nimmer met pensioen

Nu ging mijn vader dood
We hebben hem begraven
Het was een mooie dag
We stonden bij het graf
De wereld stokte
Er viel niet meer door te draven
Zo was het goed
Ik vond het helemaal geen straf

Mijn vader was niet oud
Hij had nog moeten blijven
Maar hij was ziek, heel ziek
En beter werd hij niet
Dan geldt een andere wet
Dat is niet voor te schrijven
Dan is er sprake
Van een opgelucht verdriet

Ik zag hem strijden
In zijn laatste levensdagen
En toen hij ging
Heb ik mijn tranen weggeboend
Hij was zo rustig
En er was niets meer te vragen
Ik was voor even
Met mijn eigen dood verzoend

Zo, en dan nu maar… verder met leven!

PLAATS (126): Maasvlakte

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Het is hooguit twintig kilometer hemelsbreed, maar om zonder pontje op de Maasvlakte te komen, moet je er minstens zestig rijden. Ik kan me nog herinneren dat de Europoort de zuidelijke horizon nog niet tekende. De oorspronkelijke Maasvlakte is in 1972 gereedgekomen, het uitstulpend vervolg is van recente datum.
Ik ben er nog niet wezen kijken en benut deze prachtige februaridag. Het traject erheen lijkt zich grotendeels ondergronds te bevinden. Eerst de A4-bak door Midden-Delfland en dan de Beneluxtunnel, waarna het kruipdoor sluipdoor onder de vele vertakkingen van de machtige Maas richting Europoort gaat.
Dit is een land van reuzen, hun speelgoed staat in overweldigende hoeveelheid opgesteld: kranen, hoogspanningskabels, windmolens, olietanks en raffinaderijen. Wegen en spoorrails zijn vervlochten in een nauwelijks te ontwarren streng, maar uiteindelijk wordt het land leger en lichter, we bereiken de versgekoloniseerde gronden, de verse kustlijn is nabij. Ook hier zullen nieuwe losplaatsen verrijzen, maar voorlopig is dit wilde westen een plek van amechtig genot voor de fijnproever.
Staande op het dijkduin ligt voor me het glinsterende water van de Voornse slikken. Draai ik me om dan oogt het reuzenland in de verte opeens piepklein. Hier worden de wolken weer door de natuur gemaakt.
In zo’n onbetreden gebied streef ik ernaar alle mogelijke wegen te berijden. En dan kom je uiteindelijk op de dijk ter hoogte van slag Maasmond terecht bij de Smickel-Inn. Al twintig jaar bedienen de vriendelijke uitbaters van dit cafetarium alle truckers, wandelaars, fietsers en vissers die voorbij komen waaien.
Het uitzicht op de kust van Hoek van Holland tot onze stad is onbelemmerd. Dit is dus de andere kant. De helderheid waarmee ik de markantste punten van de Residentie kan waarnemen zou me eigenlijk niet moeten verbazen. De golven, af en toe licht opgestuwd door een in- of uitgaande zeereus, slaan ritmisch tegen de zeewering. Ginder, op de ree, wachten tientallen joekels.
Op de binnenkant van de deur van de snackbar heeft de Rotterdamse dichter Hans Wap deze dappere voorpost in nuchtere poëtische termen omschreven, zijn gedicht eindigt met een bestelling: één patat/ één frikadel/ en twee kroketten. Hoeveel aansporing heb je nodig? Verderop probeert een stevige man in een jack met ‘pilot’ erop z’n zweefvliegtuig met een afstandsbediening in de lucht te houden.
Exotisch en Hollands op een uurtje rijen. Met magistraal uitzicht op Den Haag.

Haags Boekenballetje-gedicht 2015

Tijdens de voorstelling ‘De weg naar huis’ van Frauenfelder & Verreck, afgelopen zaterdag 14 maart in Theater Dakota, vond, zoals te doen gebruikelijk clandestien, het (inmiddels vierde) Haags Boekballetje plaats. Verraste doch willige toeschouwers leverden in totaal 86 door henzelf met woorden versierde pingpongballetjes in. Van deze woorden fabriceer ik traditiegetrouw het Haags Boekenballetje-gedicht. Het thema was ook dit jaar uiteraard dat van de Boekenweek: de (literaire) waanzin. De volgende woorden/woordcombinaties, alfabetisch gerangschikt, heb ik weten te ontcijferen:

alleen
beach concert
behoefte
bitterballetje
blind
blijdschap
ciao!
Dakota (2x)
de verbrande tepel
de Vloek
de waan
door
draakje
Drenthe
flubber
gekte
geluk
gènâg
Gemma
Germanij
gladiool
grote blij
haagse bralbal
hemel
hope
hopjesfeest
hotemetoten
hysterie
ik wil
IS
isoleercel van Parnassia
jihadist
kneiter
knol
koffieboon
krankzinnig
leef!
leeg
leipkees
liefde
literaar
Lorenzo
maak er wat van
mafkees
meeuw
Michel
mooi
mooi Den Haag
mooie wereld in de zon
nar 2015
overslaan
papa
pier 32
pillen
piraatjes
samen
schele kakketoe
slaapmaten
Stan Laurel 125
stipjes tandpasta
supergekte
te gek
Ton de Kleijn
top (2x)
twaalf
tyltylcentrum
van Den Haag naar Amsterdam
veenzand
vergegratiseerd
verwarring
vrede
vriendschap
vroeger
vrijheid
waanzinnig mooi!
waanzonder
wereld
witte vogel
woest aantrekkelijk
zee (2x)
zininwaar
zot
zottie 12.9.15

Dank aan alle deelnemers. Hier volgt het gedicht, dat uit het Haagse poëtisch universum is opgeweld. Ik was slechts de regisseur, het gedicht schreef zichzelf en bevat derhalve ook een niet mis te verstane boodschap. De aangeleverde woorden zijn vetgedrukt. Veel leesplezier!

Haags Boekenballetje-gedicht 2015

In mooi Den Haag heerst hysterie, verwarring, waar is de vrede van vroeger?
Zo ziet ook de meeuw, witte vogel vanuit de hemel, die zwoeger
Dit draakje, deze jihadist van IS en papa der piraatjes
Schreeuwt: leef! Ik wil een bitterballetje, geen pillen of flubberpraatjes

Vrijheid, blijdschap, vriendschap, geluk, daar moet het naar toe
Van de zee naar dit hopjesfeest, zot als een schele kakketoe
Beach concert bij pier 32, woest aantrekkelijk, maak er wat van
Waanzinnig mooi! samen met slaapmaten bij de zee, zoals een haagse bralbal kan

Mooie wereld in de zon, wolken als stipjes tandpasta, alleen in de lucht
Boven de waan van de wereld, dakota’s boven het gekte-gerucht
Grote blij, supergekte, top, hope, liefde, te gek en zo mooi
De verbrande tepel, als koffieboon bruin, het veenzand lijkt top, maar het is ook een zooi

Want twaalf hotemetoten, kneiterblind, zeggen ciao! tegen de Vloek
Nu moeten Lorenzo, Ton de Kleijn, Gemma en Michel naar iets anders op zoek
Welke Zottie 12.9.15, welke leipkees, welke gladiool heeft dit bedacht?
Van Den Haag naar Amsterdam, Drenthe? Germanij? Is dat wat hen wacht?

De isoleercel van Parnassia? Naar het tyltylcentrum? Of vergegratiseerd?
Of waanzonder, zininwaar, mafkees-woorden met leeg begrip, maar vast heel verkeerd
Stan Laurel 125, nar 2015, leuk literaar maar gènâg is deze behoefte niet
Door met de knol, leve Water & Brood!, overslaan dit krankzinnig verdriet!

Marcel Verreck

PLAATS (75): St. Barbara

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Bij de kapper waar de hooiberg op mijn hoofd tot een strak kapsel werd gesnoeid hebben ze ook visjes. Geen goudvissenkom, maar een luxe voetenbad waarin kleine knabbelaars je voeten schoon knagen. Ik wilde weten of daar vaak gebruik van gemaakt werd. ‘De hype is er een beetje af,’ zei de kapper. Er waren ook wat paniekverhalen verschenen in de diverse consumentenkanalen, want zoals bekend loert overal het gevaar. Maar afgelopen zaterdag had er nog een jong stel gezellig met de pootjes in het bassin gezeten.
‘Moeten jullie het niet wat drastischer aanpakken,’ grijnsde ik, ‘die visjes zijn veel te vriendelijk.’ Hij zei dat hij nog wel graag wat klanten wilde overhouden en niet delen van klanten. Als vanzelf ging het gesprek in de richting van de duurzame uitvaart. Volle begraafplaatsen, hoe milieuvriendelijk is cremeren, en dan had je sinds enige tijd ook het cryomeren. Vriesdroging.
Dat is wel even wennen. Wat zeg je dan, ik ga naar de vriesdroging van Henk? En na afloop drinken we whisky. On the rocks! Alles heeft tijd nodig, zeker als het om zaken de eeuwigheid betreffend gaat, maar de kapper en ik fantaseerden verder over nog duurzamer oplossingen, waarbij de overleden mens binnen de kortste keren weer in de voedselketen wordt opgenomen. Wat dacht u van piranheren? De nimmer versagende visjes gaan snel en doelmatig hun gang, terwijl de plechtigheid wordt gecaterd door Simonis of een vergelijkbare visjuwelier.
Een andere oplossing regelrecht uit de natuur is het zogenaamde alligatoreren, waarbij de ontslapene nog één keer op safari gaat. Ook doeltreffend en origineel is het coyoteren, heel passend omdat de dieren die het lichaam verwerken zelf ook heel goed kunnen huilen. En tenslotte is er het giereren, waarbij de beroemdste opruimer uit het dierenrijk zelf in actie komt. En daarna mag er nogmaals gegireerd worden. Overlijden betekent vaak ook financieel een beetje sterven.
Dit zijn natuurlijk schaamteloze en dolle plannen, maar goed, daar zijn er genoeg van die in de geschiedenis vaste voet aan de grond hebben gekregen. Zelf koester ik de begraafplaatsen waar mijn dierbaren, zoals dat heet, kleiner zijn gaan wonen. Op sommige ben ik al heel lang niet geweest. Zoals St. Barbara op de Binckhorst, waar mijn Haagse grootouders hun laatste rustplaats kregen. Vriesdroging bestond toen nog niet. En anders had de paus het wel verboden.

PLAATS (65): Willem Dreespark

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

imagesIn ‘Buitenhof’, dat op de Nederlandse publieke omroep opeens in een heel andere stad vlak naast een dierentuin ligt, zaten twee PvdA’ers elkaar weer eens af te maken. Het is de bedrijfscultuur in deze twistzieke partij, waar eigendunk en eigenwijsheid hoogtij vieren, maar helaas voor de sociaal-democraten beginnen deze mores ook in electorale zin hun wrange vruchten af te werpen. De vermaledijde peilingen geven historische dieptepunten te zien, hoewel je weet dat met één charismatisch kontje en een handvol populistische leuzen in dit verwarde land alles zo weer anders kan zijn. Voorlopig lijkt de PvdA terug bij af, in de ellende en armoede waaruit zij ooit is ontstaan.
Wees niet bang, geen politiek vertoog hier, het gaat mij slechts om het beschrijven van de wanhoop. Samsom, in tegenstelling tot zijn bijbelse bijna-naamgenoot, een krachtpatser zónder haar, ligt onder vuur van Hen Die Het Altijd Beter Weten. Als een leeglopend Greenpeace-bootje zwoegt hij op de woeste baren.
In ‘Buitenhof’ zat een zijner discipelen, laten we hem Judas noemen, te verkondigen dat ze de voormalige ‘straatcoach’ wederom het woeste volle leven van zorg en onderwijs in gingen sturen.
Hou daar nou toch eens mee op! Die zogenaamde betrokken folderende politici tijdens de verkiezingen doen al pijn aan de ogen. Lachen en knikken zolang de camera loopt. Een nummertje voor de Bühne. Laat die lui doen waar ze goed in zijn: plannen bedenken en de tegenstanders suflullen om democratische overwinningen te boeken. Dus laten ze ervoor zorgen dat ze oren en ogen in de maatschappij hebben zodat ze hun energie kunnen richten op hun kerntaak in het parlement. Wat moeten we met al die onhandige politici die, al dan niet met een cameraploeg in hun kielzog, jouw stoma komen reinigen. Ze kunnen zich beter om de politieke stront bekommeren.
Weg met die Disneyplaatjes van de politicus als Superhero en Barmhartige Samaritaan. Natuurlijk zie ik ook graag bepaalde politieke snuiters achter een vuilniswagen lopen. Maar dan als vaste baan!
Een politicus moet in de Kamer vuile handen maken als het nodig is en regelen dat de noodzakelijke arbeid goed georganiseerd en gefinancieerd is. Ik kom regelmatig op ‘De Witte Vogel’ een fantastisch tytylcentrum, gelegen aan het Willem Drees(!)park. Daar etaleert onze beschaving zich in liefde en zorg. Door mensen die hun vak verstaan en zich daartoe ook beperken.