(verschenen in Den Haag Centraal van 12-4-18)
Had ik talent als jeugdvoetballertje? Achteraf bezien was mijn grootste talent het mezelf verbeelden dat ik talent had. In die fantasievolle richting heeft mijn carrière zich ook ontwikkeld. Natuurlijk, ik balde lekker mee op het schoolplein, mikte regelmatig tussen de twee hoopjes jassen en een enkele keer tussen de sponningen van een breekbaar venster. Dubbel glas had je toen nog niet. De zuurverdiende centen van het krantenwijkje moesten worden aangesproken.
We maakten in de klas opstellingen waarin ook Johan Cruijff en Wim van Hanegem figureerden. Wij speelden voor Duinoordschool en Vaderland.
In mijn jongenskamer werkte ik met een tennisbal dagelijks interlands af. In eendrachtige samenwerking met mijn helden wist ik daarbij als piepjong invallertje kort voor tijd een schier hopeloze achterstand recht te trekken. De onterecht gegeven penalty in de allerlaatste minuut ranselde ik als invaller-keeper uit het doel. Johan Neeskens nam mij op de schouders.
Want eigenlijk wás ik doelman. Maar als mijn land mij nodig had, dan zette ik grootmoedig mijn scorend vermogen in.
De welpen- en pupillentijd bij V.U.C. leverde nog geen reality-check op. Ik voetbalde dan wel niet in de hoogste elftallen, maar dat was een kwestie van tijd. En eigenlijk was ik dus keeper. Mijn vader trainde mij op het strand en in Park Sorghvliet.
Op zeker moment mocht ik op doel staan en dat ging aardig. Op de training kreeg ik bijles in het onderdeel ‘uitschieten’. Daar heb ik goed leren trappen, ook dat is me in mijn latere loopbaan van pas gekomen.
Bij C-tjes kwam ik als keeper inderdaad in een van de hogere elftallen terecht. Mijn klasse kon ik nauwelijks laten zien, het elftal was namelijk te goed. Soms kreeg ik maar zes ballen. Als ik moest plassen, kon dat rustig in de bosjes achter het doel. Bij elke toegekende penalty werd ik gewenkt en dan hobbelde ik het veld over om hem erin te schieten.
Dat smaakte op den duur naar meer. Ik wilde geen eenzame sluitpost meer zijn, ik wilde aan de bal. Dat kon, maar vanwege het gevorderde seizoen, alleen maar bij een van de laagste elftallen. Daar heb ik kortstondig de Cruijff kunnen spelen die ik me verbeeldde te zijn.
Tja, keeper, je moet er het type voor wezen. Ik zag de solitaire treurnis van de blunderende AZ-goalie Bizot. Zoveel schitterende reddingen, maar dan deze beslissende treuzelfout. Zoiets verzin je niet. Zeker niet als doelman.