(verschenen in Den Haag Centraal van 16-8-18)
Het zal voor de Hagenees even slikken zijn, maar we krijgen in onze stad Amsterdamse toestanden. En doel ik niet meteen op de knalfuiven van de hoofdstedelijke onderwereld, die zich steeds meer op klaarlichte dag en op drukbevolkte plekken afspelen. De eliminaties volgen elkaar daar in zo’n hoog tempo op gaat, dat je je afvraagt wanneer alle boeven op zijn. Dat hier sprake is van zelfregulering in de branche, zou je, cynisch bekeken, als het enige voordeel kunnen zien.
Het gaat mij juist om de toename van het aantal levende zielen. Amsterdam loopt over van de toeristen en dat worden er met het groter worden van een reisbeluste middenklasse in landen als China en India steeds meer. Zo gaat het met alle aantrekkelijke steden. Ik vrees dat binnen tien jaar ook de spreekwoordelijke rust in ’t Haegje definitief verleden tijd zal zijn.
Deze zomer bezocht ik Venetië, het mekka van de toeristenellende. Want wie de toekomst wil leren kennen, moet bij het verleden te rade gaan. Er is veel verleden in Venetië en ook weemoed om dat verleden, toen de haveloze drukte in de straatjes en op de gondels nog door de Venetianen zelf verzorgd werd. Ik was er op een maandagochtend, dan is het iets makkelijker om je door de steegjes te persen. Er zijn tien soorten winkeltjes en eetgelegenheden, die elkaar repeterenderwijs in de straatjes en op de pleintjes afwisselen. De kledingboetiek, de schoenenzaak, de Venetiaanse glaswinkel, het horlogepaleis, de souvenirshop, de ijssalon en de diverse eet –en drinkgelegenheden.
Normale, c.q. niet van het toerisme afhankelijke, Venetianen schijnen er nauwelijks meer te wonen. Ik had ze zeker herkend tussen het voortwaggelende korte broekenvolk. De bijzonderheid van Venetië is nog net zichtbaar, de karakteristieke kanalen, panden en bruggen van de stad zijn inmiddels overal ter wereld zo vaak nagebouwd, dat je nauwelijks gelooft dat je je in het origineel bevindt. Het is een toneelstuk, waarin de toeschouwers bezit hebben genomen van het podium en zichzelf daarmee tot hoofdrolspelers hebben gemaakt.
In Amsterdam, waar ik mijn halve leven heb gewoond, is het de afgelopen tien jaar heel snel gegaan. Ook hier werken de algoritmen van de toeristenindustrie: als een stad eenmaal ‘viraal’ gaat, is er geen houden meer aan. Mensen zijn kuddedieren, en ook als ze menen dat niet te zijn, gaan ze massaal naar dat ene aanbevolen bijzondere plekje.
Moeten we het heerlijke ’s-Gravenhage, die unieke Stad aan Zee, in dit geweld geheimhouden? Daar spelen tegengestelde belangen, dat snap ik wel. De balans tussen rust en revenuen is delicaat. Maar we weten welke sprinkhanenplaag ons te wachten staat, dus laten we vooral ook wijzen op de schoonheid van Delft, Leiden en het unieke Rotterdam. Graag gedaan, buren!