Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Ze zeggen dat je bij het buurthuis een nieuwe Syriër kan halen. De belangstelling is groot, er zijn dranghekken geplaatst. Op zich was ik niet ontevreden geweest over de eerste Syriër die mij was verstrekt. Hij deed de huishoudelijke taken naar behoren, keek met mij ’s avonds naar gezellige programma’s op televisie en luisterde aandachtig naar de kantoorverhalen die ik hem vertelde. Hij was ook heel dankbaar, viel regelmatig op zijn knieën en dan kuste hij mijn voeten. Dan zei ik dat dat niet hoefde, ik vond het ook een beetje vies, maar natuurlijk gaf het ook een goed gevoel. Ik leerde hem de Hollandse pot eten, maar vanwege zijn cultuur aten we minstens één keer per week een kapsalon bij de snackbar.
Toch kwam op een zeker moment de klad erin. Hij zat steeds vaker op zijn kamertje en als ik hem dan riep voor een kopje thee met een mergpijpje, dan kwam hij wel, maar het was niet van harte. Na één mergpijpje sloop hij dan weer terug naar zijn kamer om daar te gaan zitten jammeren. Natuurlijk begrijp ik dat het niet leuk als je hele familie vermist of verdronken is, maar zulk gedrag voelt voor een gastvrij persoon als mijzelf toch als een klap in het gezicht.
Het leven gaat door, ook voor mij. Ik heb namelijk een heel vervelend afdelingshoofd. Een nare patser en een opschepper. Zo’n mannetje dat een heel gezin in huis had genomen. Met twee van die prachtige jonge dochters. En hoe leuk die dan met zijn vrouw en kinderen omgingen. En de vader was atoomfysicus. Die had zelfs de stofzuiger gerepareerd.
Hoewel ik bij het distributiecentrum mijn voorkeur voor een vlotte vrouw had uitgesproken, kreeg ik dus deze Syrische man. Heb ik nooit moeilijk over gedaan. Maar op een dag was hij weg, had-ie stiekem zitten telefoneren met z’n maten. Goed, hij had niets meegenomen, dat moet ik hem nageven, en hij had zelfs een briefje achtergelaten. Dankjewel, I go to Germany. Het woord ‘dankjewel’ had ik hem geleerd.
Nu sta ik in de rij naast Elly van nummer 17. Zij wil haar Erithreeër inruilen, hij maakt teveel lawaai. Ze hoopt op een jonge sterke Syriër. ‘Ik heb ze op televisie gezien,’ zegt ze, ‘toen zagen ze er niet vrolijk uit, maar daar gaat Elly verandering in brengen!’