Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Dan heb je het opeens in je hand. Het glanst en het voelt goed. De materialisatie van vele maanden geestesarbeid. Voor het vierde jaar op rij sta ik in november een nieuwe zelfgeschreven literaire thriller te strelen. Deze heet ‘Toegift’ en er wordt een cabaretier in omgelegd. Een grappenmaker die sterft op het toneel, daar heb ik verstand van.
Mijn moorden geschieden in Deventer, maar de inspecteur is een geëmigreerde Hagenees. De liefde brengt je immers op de gekste plekken. Ook ik kwam zo ooit weer terug naar Den Haag.
In mijn boeken treedt uiteraard een forensisch deskundige op, de lichtelijk narrige Bert van Wamelen, die in ‘Toegift’ met tegenzin vanachter zijn oliebollen vandaan moet komen omdat het delict plaatsvindt tijdens de toegift van de lokale oudejaarsconference.
Ik laat deze Bert altijd maar een beetje zijn gang gaan, veel technische sjoege van de materie heb ik niet, maar zijn expertise is onontbeerlijk. Toen ik met mijn kunstcompaan, met wie ik aan een theatervoorstelling over ‘Blonde Dolly’ werk, de mogelijkheid kreeg om bij het Nederlands Forensisch Instituut een kijkje achter de schermen te nemen, greep ik die natuurlijk onmiddellijk aan. In dat toneelstuk gaat de beroemde patholoog-anatoom dr. Zeldenrust, die de vermoorde prostituée heeft geschouwd, een belangrijke rol spelen.
De man was veertig jaar dé nationale expert op forensisch gebied en de mare wil dat zijn geschiktheid versterkt werd door het ontbreken van enig reukvermogen. Ik ken iemand die tijdens een schouwing al na drie minuten ook zíjn maaginhoud aan de openbaarheid prijsgaf.
Je komt niet zo maar binnen bij het NFI. Zeker niet als levende. De draaideur wilde ons niet doorlaten, uiteindelijk kwam het goed en kregen wij een zeer interessant college met rondleiding van een van de vijf werkzame forensisch pathologen. Deze ‘kleinkinderen’ van dr. Zeldenrust zijn toevallig alle vijf vrouw.
Gek genoeg ken ik een hoop jonge vrouwen, die bij het aanschouwen van een spinnetje in de gordijnen klimmen, maar wel smullen van nietsverhullende series als CSI en Bones. De forensische praktijk is absoluut anders, zij het niet minder prozaïsch. We kwamen oog in oog te staan met het instrumentarium: je ziet onmiddellijk waar het voor gebruikt wordt. Er is veel toewijding en accuratesse, ons NFI is niet voor niets een wereldtopper.
Toch is er lichte opluchting als je weer levend buiten staat.