Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Op 25 februari a.s. wordt het meer dan levensgrote beeld van Haagse Harry boven op de tramtunnel geplaatst. En dan mag de selfie-orgie beginnen. Met het vervaarlijke icoon op de foto, op de achtergrond de Haagse Toren. Zeker is dat de enigszins herstelde fiets- en wandelorde in de Grote Marktstraat geheel in Harry’s geest weer ver te zoeken zal zijn.
Als opmaat naar de onthulling zijn er twee fraaie exposities te zien over het werk van Marnix Rueb, de schepper van Harry. In de Centrale Bibliotheek en in het Atrium. Dat laatste ziet er opeens heel anders uit. De hagelwitte macht wordt kleurrijk op de hielen getrapt. Harry is in the house! Bij de opening aldaar mocht ik nog eenmaal het woord tot mijn overleden vriend richten:
‘Marnix, het is de afgelopen tijd iets te vaak over jouw sterfelijkheid gegaan. Laat ik het nou potverdomme eens hebben over jouw onsterfelijkheid. Je bent er nog, want je zit in ons hart.
Ik stond laatst voor je huis aan de Copernicuslaan, nu een loos eindpunt van een route die ik vaak gelopen heb. Er zijn nieuwe bewoners, de lamellen waren opgetrokken, er leunde een fiets met kinderzitje tegen de muur naast de deur. De grote struik aan de voorkant is gesnoeid, je kon goed naar binnen kijken.
In jouw werkkamer waren spullen neergezet, de verhuizing was nog in volle gang, maar ondanks het andere decor zag ik je nog steeds zitten, daar was de tekentafel, daar de computer, alleen jouw grijnzende hoofd verscheen niet toen ik tegen de ruit tikte.
De dingen gaan, Marnix, maar jij blijft.
Je hebt de stad veranderd. Vaak denk ik: hoe zou Marnix Harry dit laten aanpakken?
Hoe zou hij de heer Wang tot betalen dwingen? En zou hij daar stokjes dan wel stokken bij gebruiken? ‘Slans wès, slans eâhr’ roepend, terwijl de arme chinees kermend zo’n stok tussen zijn onderste wangen ontvangt.
Het is maar een flauwe fantasie, jij zou dat zelf veel beter doen.
Hoe zou Harry door het Internationaal Park stampen? Net zo lang tot alle bomen en struiken op voorhand al verdwenen zijn?
We zijn je eeuwig dankbaar. Door jouw humor, door jouw precisie, door jouw gevoel heb je onze tragi-komische worsteling met het leven verlicht. Dat zal je blijven doen. En daarom ben je dus onsterfelijk.’