Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Op deze zondagmiddag, die zijn naam volledig eer aan doet, wandel ik met mijn zoon door de Vogelwijk. Over de Nieboerweg klimmen luchtig geklede fietsers naar het strand. Een volgeladen tram 12 tingelt langs. Verder heerst hier stilte. Alles bloeit en geurt en zelfs de meeuwen, die zich sinds enige tijd niet meer laten verjagen door de ondergrondse afvalcontainers, zijn vertrokken. Op het strand vallen veel meer gesneuvelde frietjes en kibbelingresten te snaaien.
De stille duinrand op zomerse dagen, het slapende dorpje in de zon. In de Vogelwijk hoef je je niet te vervelen, het stratenplan is vol verrassende wendingen. De huizen, niet zelden door hagen omringd, zijn fraai. Klasgenoten op de middelbare school woonden in deze oase, maar ik had het ook niet slecht op de Fred. En zij moesten een stuk verder naar huis fietsen. Aan hun rijwiel was zonder uitzondering een klem voor een hockeystick bevestigd.
Bij mijn comeback in Den Haag is er een huis aan de Spreeuwenlaan bekeken. Het was een ton goedkoper dan het omliggende aanbod en bij bezichtiging bleek waarom. Gelegen op een oude duinstroom was het pand kort na de bouw verzakt. Je hoefde geen knikker te laten rollen om te zien dat alles scheef was.
Omdat we uiteindelijk domicilie kozen in de Bomenbuurt, met de Fahrenheitstraat die zo sterk op de Frederik Hendriklaan van mijn jeugd lijkt, wandel ik nog vaak door de Spreeuwenlaan. Het scheve huis wordt dapper bewoond en ach, ik heb in Amsterdam wel ernstiger uit lood staande pandjes meegemaakt. Toch ben ik blij verderop te wonen, in de drukte, hoewel die in Den Haag betrekkelijk is, na half zes dooft het straatleven snel uit. Bij warm weer is er wel enige aanloop bij de ijssalon, de sportschool spuwt soms wat kiloknallers uit, maar de meeste avonden zijn net zo mooi stil als de zondagen in de Vogelwijk.
Natuurlijk klinkt daar nu ergens de onvermijdelijke mooiweerzaag, aan de hemel knort een reclamevliegtuigje en twee meisjes staan joelend op een trampoline die moeiteloos in zo’n doorsnee Vogelwijk-tuin past.
Hun blije vlechtjes dansen boven de heg, op de oprijlaan staat een jeugdige vader tevreden toe te kijken. Zo jong en dan al zo’n huis, denk ik even. Maar ach, wat zal ik bewolkt doen op deze rijke dag, met mijn lieve kind, wandelend in de Vogelwijk.