Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Vlak nadat de Oranjesporters uit Rusland terugkeerden met een onwaarschijnlijke hoeveelheid medailles, staan we op het punt om alweer een record te breken. Een zeldzaam laag percentage van de Nederlandse stemgerechtigden heeft aangegeven tijdens de naderende gemeenteraadsverkiezingen te gaan stemmen. Laffe, volgevreten gemakzucht. Nog nooit in mijn volwassen leven heb ik verzaakt van mijn stemrecht gebruik te maken. Eén keer ging mijn stem de mist in omdat degene die ik gemachtigd had net in een ander kiesdistrict woonde. Dat vind ik nog altijd jammer, al ben ik mij ervan bewust dat de koers van het land daardoor niet beslissend beïnvloed is. Ik ben geen gehoorzaam type, mag graag spotten met alle boven ons gestelde sukkels, maar het stemrecht is mij heilig. Het is het minste wat je kan doen. Voor mijn part stem je blanco, maar doe mee.
De eerste keer dat ik in het stemhokje stond herinner ik mij als een magisch moment. Een ridderslag van de samenleving, ik telde mee. Het was in de Amerikaanse school in de Paulus Buijsstraat, ik geloof dat ik samen met mijn moeder was gegaan. Moet voor haar ook wat geweest zijn, voor het eerst met je zoon gaan stemmen.
Een van de vrijwilligers aan de tafel controleerde mijn naam. Die stond op de lijst, ik mocht. Het stembiljet werd overhandigd, ik glimlachte de omstanders toe alsof ik een politicus was, die het flitsende (qua fotografie dan) journaille bediende en begaf mij waardig naar het stemhokje. Daar lag-ie, het rode potlood aan het touwtje. Ik moest even denken aan die oeroude grap over de Belg die er wel erg lang overdeed om zijn stem uit te brengen. Toen men hem verzocht naar buiten te komen, zei hij verbaasd: ‘Awel (verplicht woord bij een Belgenmop), maar ik moest toch het hokje rood kleuren.’ Daarna volgde het gewijde moment waarop ik als nieuwbakken stemmer mijn biljet in de bus liet glijden. De bekoring van deze sacrale handeling zou de onverschillige niet-stemmer al over de streep moeten trekken, maar zo werkt het niet bij de calculerende consument. Hij wil koning in zijn eigen koninkrijk zijn en foetert op de gekozen overheid als die wetten uitvoert die hem belemmeren. Tegelijkertijd vindt hij het vanzelfsprekend dat er voorzieningen zijn waarvan hij profiteert.
Wij zíjn de overheid. Ik ben voor stemplicht.