Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Op de hoek van de Van Beuningenstraat en de Frederik Hendriklaan heb ik lang geleden zo’n indrukwekkend standje gekregen, dat ik mij dat nog herinner. Mijn ouders heb ik er zelfs nooit over durven vertellen. De oorzaak: ik scheurde met mijn fiets de stoep op om zo de resterende vijftig meter naar onze huisdeur af te leggen. Daarbij knalde ik bijna tegen een oudere meneer op, die mij streng maar niet onvriendelijk uitlegde wat ik verkeerd deed. Dat wist ik natuurlijk wel, want ik was goed opgevoed en op de Duinoordschool kregen we verkeersles. Ik kon niet anders dan knikken totdat mijn hoofd er bijna afviel. Nadat ik beterschap had beloofd liep ik deemoedig met de fiets aan de hand naar ons huis. Dat heb ik van de schrik zeker drie weken volgehouden. Daarna verviel ik, weliswaar met de nodige voorzichtigheid, toch regelmatig weer in het oude gemakspatroon. Maar nooit zonder aan die meneer te denken. Meestal kwam ik trouwens van de andere hoek, die dichter bij ons huis lag. Als het avond was, wanneer zelfs de drukste Haagse winkelstraten verlaten zijn, dan probeerde ik op het juiste moment te stoppen met trappen, zodat ik precies met het voorwiel de voordeur kon kussen.
Ik geef ruiterlijk toe dat ik in mijn leven heel wat verkeersovertredingen heb gepleegd, inclusief fietsen op de stoep, maar ik vertel u deze geschiedenis omdat ik de indruk heb dat dat loeihard over het trottoir fietsen momenteel ernstig in de mode is. Het zou kunnen dat ik nu een aantal incidenten tot rage verhef, ik zou graag van u willen weten of ik mij aanstel.
Laatst, in het holst in de nacht, rausde er op de Fahrenheitstraat een beoordopte fietser zijstratenlang over de stoep, terwijl er een ongerepte rijweg op hem te wachten lag. Moeders met fietsen, volgehangen met kinderen, knallen in mijn schoolrijke straat over de stoep. Die zouden toch moeten weten dat er nog meer kinderen rondlopen. Voor de sportschool had ik laatst een hevige aanvaring met een scootermannetje dat zonder vaart te minderen via de stoep zijn bestemming wilde bereiken. ‘Er lopen hier kinderen,’ riep ik. En nog een paar woorden. Hij was vooral verbolgen over de wijze waarop ik hem ter verantwoording riep. ‘Stel je voor dat het jouw kind was,’ probeerde ik nog.
Dat boeide hem niet.