Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Net na de afslag vanaf de A4 richting winkelcentrum ‘In de Boogaard’ bevindt zich aan de rechterzijde van de rijbaan een stukje asfalt. Waarom? Was er asfalt over? Je zou kunnen denken aan een plek waar Middeneuropese loonwerkers in het holst van de nacht worden opgehaald om ergens in het Westland zwart, zwaar en onderbetaald werk te verrichten. Maar met die intentie zal dit asfaltplakje niet zijn neergelegd en bovendien is er op steenworp afstand een benzinepomp met koffie, voedsel en warmte. En benzine natuurlijk.
Afijn, afgelopen zondag bewees het strookje zijn nut ten volle, toen mijn vriend P. op weg naar ons theateroptreden te kampen kreeg met een kapotte versnellingskabel. Met de laatste vaart die zijn auto nog bezat bereikte hij deze veilige haven. Hij belde mij, wij laadden de spullen over en vertrokken spoorslags naar het theater. Na een prachtige middag bracht ik hem weer terug, intussen had hij de hulpdiensten gealarmeerd.
Bij het openen van mijn achterklep viel er een kloeke versterker boven op mijn linkerwreef. Het was goed dat er op dit gedeelte van de Prinses Beatrixlaan geen fijngevoelige christenen woonden.
Nu strompel ik dus mank door Den Haag, op mijn eigenste Fred nota bene, en zie lijn 17 aankomen. Ik ben vlakbij, maar haal hem niet. Zo voel je je dus als alles langs je heen snelt. Ik realiseer me hoe moedig rollatorbezitters zijn. Uit woede besluit ik dan maar gewoon naar huis te hinken en vol zelfmedelijden som ik de kwaaltjes op die mij teisteren. Waarbij ik mij hier beperk tot de fysieke malheur: die voet dus, ontstoken achillespezen, nare lage rugpijn, gevoelige schouders en borststreek wegens niet te vermijden tilwerk, een tenniselleboogje, staarvlekjes die soms het zicht hinderen en een pas geasfalteerde kies, waarvan de wortel nog even aan warm en koud moet wennen. Maar de zon schijnt.
In ieder geval kan er een hoop beter, dat is het goede nieuws. Er blijkt een pijnrangorde te bestaan, door die ontwrichte wreef voel mijn stijve hielen een stuk minder. Het is lachwekkend hoe ik daar over het Frederik Hendrikplein hompel. Het mini-kermisje, attractie uit mijn jeugd, slaapt nog. Maar de zon schijnt. Bed, bad en brood plenty. De bloesems van de Eikstraat komen uit. En ik hoef niet opgesloten te zitten in het ruim van een zeeonwaardig schip.