Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Afgelopen zondag, iets na het middaguur, bevind ik mij nabij de Jumbo op de Laakweg. Vraag me niet hoe ik daar terechtgekomen ben, feit is dat ik met zoontje in de brede gang sta die Jumbo, Aldi en Action van elkaar scheidt. Dat bijt elkaar allemaal niet. Sterker nog, de koopjesjagers – zijn we dat ondertussen niet allemaal? – wippen heen en heen. In deze toegangshal besluit de consument hoeveel vrolijkheid er in zijn portemonnee zit.
En op deze dag, die ooit de Heere en de bijbehorende stilte en devotie toebehoorde, is het meer dan gezellig druk. De nieuwe zondagsheerser, Koning Klant, staat hier op een voetstuk en alom voltrekken zich de rituelen van de dominante consumptiereligie met veel gebliep aan kassa’s en geritsel van goed gevulde plastic zakjes. Wij bevinden ons nog even buiten deze koopkerken.
Dan, een plof, gesis, gegil, mensen die naar de uitgang drommen. In het midden van de Jumbo is brand ontstaan. Enorme vlammen laaien op, ze reiken tot aan het plafond. Niet een fikkie om even een emmertje water overheen te gooien.
Terwijl de klanten zich halsoverkop een weg naar buiten banen, blijf ik nog even geïnteresseerd staan kijken. Het is een raar soort secundair gedrag dat mij ook beving toen ik op Tweede Kerstdag 2004 op het Thaise eiland Phuket getuige was van de tsunami. Ik kon me daar dat voyeurisme permitteren omdat ik me aan de goede kant van eiland bevond, niet de kust waar de machtige golven aan land kwamen. Maar ook de indirecte golf gaf genoeg deining en zorgde voor veel schade aan de kustlijn. Het water kwam gelukkig niet tot mijn voeten.
Dat is met het Jumbo-vuur voorlopig ook niet het geval, maar het wordt nu wel tijd om te vertrekken. Ik zie en hoor hoe er een poging wordt gedaan om met een brandblusser het vuur te doven. Het gaat hier sowieso binnenkort heel rokerig worden. En er zou iets kunnen gaan ontploffen.
Hoewel wij vlak bij de uitgang staan, kost het nog enige moeite om naar buiten te komen. Iedereen rent en duwt voor zijn eigen hachie. Buiten ziet het zwart van de mensen, brandweersirenes loeien in de verte. Even waren we vluchtelingen, panische doodsangst in de ogen, maar in ons sufgeorganiseerde land duurt zo’n situatie altijd maar heel kort.