Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Nog nooit was ik in de Bonneterie. En nu er nog maar weinig tijd rest om dit Haegsche erfgoed te bekijken, durf ik niet. We zijn natuurlijk allemaal ramptoeristen, maar mijn schroom is te groot. Wat dat betreft kan ik nog een hoop leren van onze vriend Poetin en zijn voorgangers, die zonder mankeren de Krim-Tataren in de pan hakten. Grote kans dat daar binnenkort een hoop nieuwe deelnemers aan de Paralympics vandaan komen.
Maison de Bonneterie. Wat trek je aan om daar met enig zelfvertrouwen binnen te kunnen stappen? En als er dan zo’n doorgeleerde ‘personal shopper’ naar je toe komt en je zegt dat je ‘gewoon even wilt rondkijken’ dan wordt er natuurlijk gezegd: ‘Gaat u gang.’ Die voorkomendheid geeft je de genadeslag, je voelt je de voyerende pauper die je bent. Dan zijn er twee mogelijkheden: je vlucht met een half gemompeld excuus het pand uit of je wilt je niet laten kennen en verwerft de toegang tot het modereservaat met een aantal waanzinnige aankopen, die je uiteindelijk niet eens durft aan te trekken en die je nopen twee maanden lang spaghetti met tomatenpuree te eten.
Nou moet ik er wel bij vertellen dat het kopen van kleren voor mij een aardse voorbereiding op de hel is, mocht ik daar ooit terecht komen. Er is weinig dat mij zo intimideert als een kledingmagazijn of boetiekje. Mijn grootse vernederingen onderging ik in de Kalverstraat op jacht naar een passende broek. Het winkelmeisje schudde glimlachend het hoofd, toen ik, gedesoriënteerd door trommelvliesverwijderende muziek, uiteindelijk haar aandacht had weten te trekken: ‘Die maten hebben we niet, meneer.’
De enige waardige terugtocht uit zo’n situatie is via de weg van de humor, dus riep ik haar toe: ‘Nou ja, misschien dat reclamemodel dat aan de vlaggestok buiten hangt.’ Ze zei bloedserieus: ‘Die is niet voor de verkoop, meneer.’
Tja, Maison de Bonneterie, misschien moet ik vrouwelijk gezelschap te hulp roepen. Dat ik mee mag/moet. Terwijl zij met het personeel al snel in het vertrouwde universum verkeert van ‘die is enig,’ en ‘heeft u die ook in…’ kan ik, een lichte verveling acterend, mijn gluurdersrol spelen. Tot zij, iets te zeer in het spel opgaand, zegt: ‘Schat, wil jij even afrekenen?’
Mijn leven lang heb ik de Bonneterie gemist en dat ga ik missen.