Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.
Ja hoor, daar liggen ze. Een paar duizend mensen staan er naar te staren. Vanaf een speciaal gebouwd platform. Er gebeurt niet veel op de ranke, bescheiden ogende zeilmonsters. Zeker niet in vergelijking met de tijd dat ze buitengaats zijn en alle elementen van de planeet moeten zien te trotseren.
Soms loopt er een bemanningslid over de steiger. Mensen stoten elkaar aan: kijk, een bemanningslid. Maar ook dat weet je niet zeker, want er lopen honderden lieden met dezelfde zeiljackjes rond. Die kan je ongetwijfeld ter plekke kopen, want het festivalterrein is vooral een podium voor alle deelnemende sponsoren met mogelijkheid tot bierdrinken en kibbelingschransen.
Op mijn beurt kijk ik naar de gapende massa. Als je zo vlakbij woont, dan fiets je er even heen. Ik heb veel gezeild, meestal op de Friese binnenwateren, maar ook de golven van Waddenzee, Noordzee en Atlantische Oceaan heb ik gevoeld. Deze zeilrace om de wereld – laat ik u, in tegenstelling tot wat je op het Norfolkterrein ervaart, eens niet confronteren met merknamen – heb ik uiteraard gevolgd en daarom snap ik de fascinatie van de loerende meute.
De boten zijn een soort beroemdheden, waarmee je op de foto kan. Ze liggen daar, in hun dagelijkse vermomming als zeilraceboot, maar wat ze hebben beleefd, waar ze zijn geweest en door hoevelen ze zijn toegejuicht, dat maakt hen bijzonder. De torenhoge golven, de ijsschotsen, er is er zelfs eentje op een rif geknald. Dat prikkelt de verbeelding.
In het holst van de nacht zijn ze, door talloze verregenden verwelkomd, tussen de havenhoofden naar binnen gevaren. Mij is daar de nachtrust te lief voor, ik ben laatst al opgebleven om onze Oranje Leeuwinnen op het WK te zien voetballen tegen China. Het leken de jongens van Hiddink wel! De aanzwellende slaap bezorgde mij hetzelfde type ogen als hun aziatische opponenten, maar ik hield de luikjes open om te zien hoe de bal in de laatste minuut toch heel suf het Nederlandse doel in zeilde.
Zoveel tijd heb ik nu niet. Mijn laatste blik over boten en menigte vangt het protestspandoek van De Vloek: ‘No Rich Man’s Game On Poor Man’s Land!’
Hun schrale troost: de rituele en commerciële verering van deze zeilmachines is ongetwijfeld eenmalig, want de Norfolkjeuk heeft zich inmiddels van projectontwikkelaars en gemeente meester gemaakt. Dat blijkt uit hun groteske bouwplannen.