Marcel Op Reis
  HET IS ZO VER

Het is zo ver - de halfslaap verrast ons vaak met ongedacht rijke formuleringen, waarschijnlijk omdat grote delen van het brein nog zijn uitgeschakeld. Geliefde Margo mompelt maandag 20 december jongstleden, terwijl zij het dagelijks bewustzijn binnenstrompelt, deze kordate zin. Het is zo ver - we gaan. En: we gaan een heel eind. Om 11.10 vertrekt het vliegtuig naar Singapore. Na elf en een half uur daar aangekomen wacht nog een vluchtje van anderhalf uur naar het Thaise eiland Phuket, waar haar ouders overwinteren en waar wij aan een relaxte proloog van ons tripje zullen beginnen. Geheel tegen mijn gewoonte in word ik niet beslopen door Reisefieber, geen Piet Paniek- dans wordt uitgevoerd, maar ik ben dan ook al maanden bezig geweest met de voorbereidingen en het doelmatig kuisen van mijn bastion. Dat zal bezet gaan worden door vriendin N., die zich over Margo's nu al legendarische kater Knillis zal ontfermen. (Zij is by the way ook nog eens dierenarts!)
De laatste momenten met de lieve kater zorgen voor hoog oplopende emoties, Knillis is 15, maar kerngezond, in goede handen, maar we gaan hem toch lang niet zien. Geheel onverwacht voel ik mij een vader die zijn kind moet achterlaten. Maar ongetwijfeld zullen wij hem in maart weer terugzien.
De taxi arriveert, de rugzakken worden aangegord...het is zo ver. Als we op Schiphol arriveren, kwart over 9, blijken we als twee der laatsten in te checken. Hoe vroeg zijn die andere mensen dan wel niet op de luchthaven aanwezig? 'Meneer, we zijn om zeven uur al open.' Alsof het al niet ver genoeg is.

IN DE INTERNATIONALE RUIMTE
Hoe vaak heb ik al niet in een vliegtuig gezeten? Alleen dit jaar al zes keer. En zelfs in grote intercontinentale vogels zoals deze van Singapore Airlines heb ik vertoefd op reizen naar Vietnam en Indonesie. Maar het moet worden gezegd dat ze er alles aan doen om die elf en een half uur goed door te komen. We zien drie films waaronder toch zeker twee goeie. Om ons heen worden dappere pogingen tot slapen ondernomen, we vliegen de nacht tegemoet en aanschouwen het Singaporese ochtendlicht terwijl het op onze klok pas 12 uur 's avonds is. De slaappillen worden niet eens uit de handbagage gehaald. Intrigerend blijft de Flight Information, de cijfers en kaartjes geven het geheel een bijkans virtueel karakter. Zeker als de luiken voor de ramen zijn geschoven zou je je overal ter wereld kunnen bevinden. Desnoods thuis. Gelukkig zien wij tijdens het benenstrekken onbestemde lichtjes die wel eens iets met - noem eens wat- India te maken zouden kunnen hebben. Ik realiseer me dat alle flarden taal die om ons heen te horen zijn (en de daarbij behorende uiterlijken) mij allang niet meer verbazen of verrassen. Net zoals het carnaval op de luchthavens waarbij een doorsnede van de hele wereldbevolking voorbij komt paraderen. Mijn buurt, de Amsterdamse Pijp, is blijkbaar een goede afspiegeling van de rest van de wereld. (En natuurlijk geldt hier ook de inmiddels respectabele reiservaring van ons, onvermoeibare continentenhoppers)
In Phuket worden we dan losgelaten uit dit universum van universele vliegvelden, luchtvaartengels en standaarddiensten als car-rent, money exchange en luggage-carriers. Ha, daar zijn gelukkig de eerste onbegrijpelijke lettertekens ('ห่กด สา ฟหก่ด'), daar is de klamme hitte, de hectiek van het Thaise verkeer.
Een behoorlijk lange autorit over een zich door economische welvaart verlelijkend eiland eindigt in het meer pittoreske zuiden waar verheugde familie ons in de armen sluit. Dit is de ruimte die we hebben gezocht, exotisch en toch vertrouwd.