Marcel Op Reis
  FIJN ONDERDUIKADRES

Soms heb je mazzel. Na lang delibereren hadden we besloten tijdens ons twee weken durende verblijf in Australië geen plaats in te ruimen voor een bezoek aan het magische Uluru, waar in het dorre rode hart van The Great Outback de fameuze Ayers Rock gelegen is. De tijd was te kort, helaas. Maar toen we van Singapore langs de Australische hemel naar Sydney schoten, meldde de piloot dat de Heilige Rode Rots aan de rechterkant zeer goed te zien was in het prille ochtendlicht. En wie zaten er bij het rechterraampje? Precies. Dat was mazzel. Nu de boottrip door de Whitsunday Archipel. Na een dag wachten kwamen we uiteindelijk op een ander vaartuig terecht dan gepland. En dat samen met 17 andere toeristen uit alle windstreken en een dito gevarieerde crew. Op het eerste gezicht oogde deze Krackerjack wat krakkemikkiger dan de beloofde 'Romance'-cruise boat. En op het tweede gezicht ook. We hebben schitterende dingen gezien, het superfijnkorrelige Whitehaven Beach, een van 's werelds mooiste stranden, zes kilometer lang, omspoeld door meer dan lauwe wateren vol heen en weer schichtende roggen en roggetjes. We hebben gesnorkeld (samen snorkelen ja gezellig!) en, meer dan de duikers in hun vertroebelde diepte, een wederom verbazingwekkende rijkdom aan koraal en visvariëteiten waargenomen. En daar lagen de eilanden aan de einder, blauwe molshopen in de blauwe verte, van dichterbij imponerende rotspartijen, letterlijk schitterende zandstrandjes en natuurlijk...de mangrove. (Een woord dat sinds Expeditie Robinson een dominante positie in ons taalgebruik heeft ingenomen: de mangrove (maar dan wel op zijn vlaams uitgesproken). En verder hebben we ons kunnen warmen aan de charme van het echte zeeleven met bijbehorende sanitaire condities, de montere ochtendgeluiden van de halfverstaanbare Australische kapitein (motor en keiharde rockmuziek aan om vijfpuntdertig uur des ochtends), een sympathieke ex-kreeftenvanger van wie wij vermoeden dat hij sedert jaar en dag gekleed gaat in dezelfde twee kledingstukken, het goedbedoelde zeilkampeten, het zielige Koreaanse meisje dat na een halve mijl varen al zeeziek was en daar niet meer echt van genas, het houtjetouwtjemateriaal (door een gelukkig toeval had M. haar PADI- licensie vergeten, zodat ze niet hoefde te duiken) en natuurlijk de warmte van zes in een hut gepropte excursanten bij een temperatuur van ver boven de dertig graden, zodat je niet de gelegenheid krijgt je nachten te verdoen met slapen en eventueel uitrusten. Inclusief bijbehorend decorumverlies op het gebied van de stofwisseling. Kijk, dat is nog eens mazzel hebben! Volgende keer: Naar de hitte van het noorden.