Marcel Op Reis
|
|
HET GROTE NIEUWE LAND
En ik maar verrukt zijn over de schitterende natuur van het grote
nieuwe land en de handzame afwezigheid van ander verkeer. Helaas, er
bleek nog minstens één ander automobiel aanwezig te zijn en dat had ons
eerder in de gaten dan wij hem. Een voertuig met een rode en een blauwe
lamp,
onheilspellend knipperend, een niet mis te verstaan opschrift op zij -
en voorkant, bestuurd door een buikige, vriendelijke maar toch ook
strenge oom. 126 k/m per uur had ik gereden, waarom toch, zo vroeg hij mij,
ik mocht immers maar 100. Moest ik zeggen dat ik verleid was door het
eerste rechte stuk weg sinds tijden? Deemoed leek mij een betere
taktiek, maar oom was vastbesloten: binnenkort zullen er 230 NZ dollars
betaald moeten worden bij een vestiging van de Westpac-bank.
Geld is op wereldreis natuurlijk niet belangrijk, maar je maakt zachtjes
huilend toch wel even wat stiekume rekensommetjes. 230 dollar, dat is
dus bijvoorbeeld twee a drie nachten in een fijn motel, zoals in het
bizar vulkanische Rotorua, waar je een eigen borrelende spa in je
ommuurde tuintje erbij krijgt.
Voor we deze zwavelstad binnenreden, hadden we nog enige fraaie dagen in
de noordpunt mogen beleven. Er werd bij the Poor Knight's Islands nabij
Tutukaka onder (behoorlijk koud) water vertoeft. Kapitein Cook - hij is
alom - heeft ook deze eilanden hun naam gegeven. Toen hij voorbij kwam
ontdekken, bloeiden de groene struiken op de steile rotsen in een soort
rood dat hem deed denken aan Poor Knights Pudding, ongetwijfeld een van
de vele perverse Engelse recepten die ook in het intens britse NZ alive
& kicking zijn.
Zelf werden wij ook flink opgeklopt, Margo duikenderwijs in een
turbulente grot met veel schuim en woeste waterbewegingen en ik
snorkelzwemmend in een 'ark', een pittoreske rotsdoorgang, waar zich
behalve een hallucinerende school van duizenden blauwzwarte vissen een
sterke stroming openbaarde, die enige zwemkunst vereiste.
Het water is hier dus stukken kouder dan op het Grote B. Rif, maar de
vissen zijn, met behoud van hun leipe kleuren, veel groter. Het was een
mooie, zonovergoten dag met de relaxte duikmeesters van Dive!Tutukaka
met na afloop in het duikcafe een gezellige naflipper.
Voorts hebben wij de kronkelende wegen naar en rond de Bay of Islands
bereden, vol stunning lookouts, verleidelijks stranden van geel en
blauw (en soms groen, een fijngemaaid graslandje onder de schaduw van
machtige bomen), de seafood chowder met witte wijn in het fraaie
kustplaatsje Russell genoten en weer teruggekeerd in het rustigste motel
van Whangarei.
Naar Rotorua, een ritje van zes uur, maar dan krijg je, ondanks
alarmbellen van toerisme in de eenzame planeetgids, toch wel wat. Wij
arriveerden in de gouden uurtjes, zo lekker verwaaid lag het lake
Rotorua erbij en overal die fraaie perken, met engels grasgeduld
gecreëerd. En dan daarboven de woeste pluimen van ontsnappende
zwavelwolken. De aarde kookt en borrelt onder je neus (en dat zal je
weten). De Zwavelbaai, een hoekje van het meer, ziet wittig, bevat maar
heel weinig zuurstof en heeft een duidelijk hogere temperatuur dan de
wateren rondom the Poor Knights. Erin duiken is geen optie, dus dat doen
we maar in de historische Blue Baths, thermaal verwarmd (en de zon
schijnt ook!) en niet in de overbevolkte Polynesian Spa, waar operators
de lavastroom toeristen met soepele hand naar toe laten vloeien.
Verder gaat onze achtbaan-rit, langs het enorme Taupo-meer, over het
maanlandschap rondom de Desert Road, met aan onze rechterhand de
besneeuwde toppen van berg Ruapehu en zijn kloeke kameraden (welhaast
drie kilometer hoog). Aan de voet van deze reuzen in het
wintersportplaatsje Ohakune vinden we onderdak in een motel (uiteraard
met outdoor spa) en rijden we natuurlijk nog even naar het ski-station,
dat gesloten is, behalve voor wind en zon, en vanwaar je haast naar
Wellington kan kijken.
Daar sturen we de volgende dag heen, door nieuwe bizarre landschappen,
honderden meters diepe scheuren in aardkorst (er zal zich die dag een
redelijk zware door ons niet eens opgemerkte aardbeving voordoen-gebeurt
hier bijna dagelijks) en dan opeens een bijna Hollands gebied met
graslanden en koeien. Geluncht in het plaatsje Foxton waar een uit Lisse
vertrokken pensionado een originele windmolen heeft nagebouwd, waarin je
dropjes en Bussinks koek kan bekomen. De (Tasman) zee ligt vlakbij en
het strand oogt met zijn duinen als dat van een Waddeneiland.
Wellington, de hoofdstad, is steil en zeer winderig. We vinden logies
achter de fraaie Botanische tuinen, vanwaar een onvervaardbaar
kabeltreintje je naar het havenfront brengt. Daar waar de happy few van
W. op terrassen van de zomer geniet, ballen lood in hun kledij om niet
Cook Straat in te waaien. En nabij het indrukkende Te Papa museum, vol
polynesische maar ook recente NZ-geschiedenis. Met veel liefde en gevoel
tentoongesteld, al deze wetenswaardigheden van dit grote nieuwe land.
We hebben inmiddels de ferry naar het Zuiden genomen, zijn via Picton in
Nelson beland, waar het Abel Tasman natuurpark zal worden bezocht. De
kans bestaat dat we oude bekenden tegenkomen, niet voor niets heet een
van de lustbaaien die we zullen passeren: Sandfly Bay. Maar we verheugen
ons op de unieke schoonheid van het Zuiden. Volgende keer: De unieke
schoonheid van het zuiden.
|