Marcel Op Reis
  NIET IN GALOP

Niet in galop - een raad die ik mezelf gaf aan het eind van het vorige stukje en we hebben ons eraan gehouden. In Wanaka, dat relaxte plaatsje aan het schitterende meer (deze zinsnede is moeilijk vermijdbaar in dit land) verbleven we nog weer zo'n zonnige eindeloze dag, waarin ik het meer bezwom en we picknickten op de grassige oever met Indiaas take-away eten.
Hierna kon het wereldser Queenstown alleen maar tegenvallen, maar dat bleek niet het geval. We vonden onderdak (uiteraard met uitzicht op het meer - Lake Wakatipu in dit geval) in het hotel van Thomas, een heerlijke, gemberkleurige kater, die vanwege zijn leeftijd de lopende zaken laat afhandelen door vriendelijk en boekgraag personeel. 'The chairman of the board' (quote receptioniste) lag als buitengewoon aaibaar object in de schier tropische hitte voornamelijk te dommelen en zich uit te rekken.
Met een 'gondola' kan je naar een van de hoge toppen boven de stad, een overweldigend panorama volgt, zeker bij dit weer en tegen het decor van ansichtbergmassieven en de blauwe achtergronden van meer en lucht gewaar je overal vliegend tuig: heli's, parachutes, hanggliders en opstuiterende jet-rafters. Want Queenstown is de zelfbenoemde hoofdstad van de 'extreme sports.' (Lees ook mijn Stenders-column van 3-2-05 op deze site, pagina 'Columns/radio')
Wij deden bescheiden mee in de tweezits-skilift en het daarop volgende rondje betonrodelen. De volgende dag, na een gezonde niet-in-galop-uitslaappartij, werden wij in het lokale bird- en wildlife park door een lieve, zoals gebruikelijk fors gebouwde Maori-juffrouw voorgelicht over de traditionele jaag- en andere gewoontes van haar volk en over de bijzondere vogels die men in dit park conserveert en vaak ook revalideert.
We zagen twee kiwi's in het schemerduister rondscharrelen en ook een duo bijzondere eenden dat op de hele aardkloot nog maar zo'n 98 soortgenoten had. Er zijn nog zo'n 50.000 Maori's in NZ, verdeeld in stammen, zo vertelde de Maori-dame, en de bedoeling is wel dat ze met elkaar trouwen en kinderen krijgen, maar in dit land van emi -en immigratie, vermenging, concurrentie en uitsterving (in fauna-, flora- en mensenwereld) zullen de bloedlijnen onvermijdelijk steeds dunner worden. In Te Anau, aan de rand van Fiordland, hebben we zelfs vier dagen geslapen, onderbroken door tochten naar de Milford Sound, de Glimworm Grotten bij Lake Te Anau en de Doubtful Sound. Ondanks de omringende rust (en zelfs een verfrissend zwempartijtje in het lokale zwembad) bijna te veel natuurschoongeweld om te bevatten. (Lees de brochures!) De Milford Sound, touristische attractie nummer 1 in NZ, lag er ongewoon zonnig bij, met hier en daar een magische mistwolk, zodat de steile pieken rond de fjord met het onmogelijk hangend groen op volle fotografische sterkte konden worden genomen. Zeehonden en een enkele pinguin werden waargenomen en ook veel andere cruiseboten, heli's en kleine vliegtuigjes. (De weg naar Milford is al van een bizarre schoonheid, incluis de lekker druipende Homer-tunnel (niet genoemd naar Homerus zoals je zou verwachten, maar naar een Europese explorer van de regio van het type dat hier gewoontegetrouw op plaquettes wordt vereerd alsof er geen Maori's hebben bestaan).
Twee dagen later in de Doubtful Sound, een wijdere, wildere, groenere en veel grotere fjord kregen we dan eindelijk waar deze regio om bekend staat: regen. (Er valt hier zo'n zes tot acht meter jaarlijks en dan veranderen de steile rotswanden op slag in gordijnen van watervallen.) Het was desalniettemin een prachtige excursie. We zagen dolfijnen, echte Flippers die vrijwel aaibaar naar de boot opstoomden, puffend uit hun luchtgaten, dartelend in het koude, met regenkringen versierde fjordwater. We bezochten de indrukwekkende waterkrachtcentrale van Manapouri en we stonden voor het eerst oog in oog met een oude vijand: the sandfly. Mijn geliefde reisgezellin (vegetarisch!) kon haar wraakgevoelens niet onderdrukken en zij richtte met haar papieren zakdoek (gedoopt in insect repellent) een massaslachting op het raam van de excursiebus aan.
Gesticht en nederig galoppeerden wij terug over weer een meer (Lake Manapouri ditmaal geheten), waar de kartelige bergen en de wollen witte contouren van de regio-eigen natheid voor een nauwelijks te fotograferen tafereel in de langgerekte schemering zorgden.
Niet gefotografeerd mocht er worden in de Glimworm Grotten bij Lake Te Anau, uitgesleten limestone gewelven waar een door-de-rots-rivier kolkt. Bukkend betreed je, na een speedtocht over het meer, de natte gewelven, via trapjes en een tweetal kleine platte vaartuigen bereik je in doodse stilte de welhaast baarmoederlijke glimwormgrot. Ik had niet gedacht dat dit uitspansel van oplichtend speldenkopjes zo'n ontroerende indruk zou maken. Dobberend en licht tollend op het bootje, dat door de gidsin aan touwen geruisloos wordt voortbewogen, beleef je de intense sensatie getuige te zijn van het geduld van de natuur, van de niet aflatende trouw van de zwaartekracht en misschien ook wel van je eigen belachelijke eindigheid. Niet te filmen. Dat mocht dus ook niet, fotograferen evenmin, wat een zegen eigenlijk, en wat een plotselinge rust. Vandaag naar Dunedin gereden, rond het etensuur brak er een wolk boven deze studentenstad. De wegen werden ook hier even woeste bergbeken. Even. Dweil, riool en -hier en daar- brandweerpomp en de zaak was weer geklaard. Uitstekend te filmen. Misschien wel even goed na de haast onbevattelijke reuzenwereld van Fiordland. Volgende keer: Van Nieuw Zeeland naar een nieuw zee-land.